Deze foto van Bernard Eilers staat drie keer in de Beeldbank, waarvan één keer gespiegeld. Juist die foto kwam in de quiz terecht als extra handicap. We zien hier de Eenhoornsluis met in de achtergrond de Lekkeresluis. Bij die Lekkeresluis houdt de Prinsengracht op om het laatste stukje tot het IJ/Oosterdok als Korte Prinsengracht door te lopen. Daaraan staan dan ook de huizen die bedoeld werden.
Foto: Stadsarchief Amsterdam
Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Anneke Huijser, Ria Scharn, Kees Huyser, Anthony Kolder, Peter Waagen, Marike Muller, Han Mannaert, Mike Man, Adrie de Koning, Kees Dalmeijer, Jos Mol, Nils Wernars,
Fotoquiz 2: Wat? Waar?
Dat hier een tram doorheen loopt/liep is meegenomen bij het zoeken naar de oplossing.
Alexis Gaudin maakte deze van origine stereofoto in 1858 van de Looierssluis (#103) over de Looiersgracht. In plaats te vragen naar het water in de voorgrond - de Prinsengracht - kijkt u onder de brugboog natuurlijk ook naar het water van de Looiersgracht. Dan moeten we beide goed rekenen, natuurlijk. Het tweede en derde huis van rechts staan er nog.
Op Wikipedia staat een korte geschiedenis van deze brug door de eeuwen heen.
Foto: Stadsarchief Amsterdam
Onder: Street View
Goede oplossingen kwamen van Kees Huyser, Arjen Lobach, Peter Waagen, Anthony Kolder, Marike Muller, Mike Man, Anneke Huijser, Ria Scharn, Jos Mol, Nils Wernars, Adrie de Koning,
Fotoquiz 3: Waarom? Hoezo?
Wat is een winkel zonder buitenuitstalling? Zelfs als het regent.
1. Welke straat is dit?
2. Aan welke straat, enzovoort staat het dubbele pakhuis in de achtergrond?
Wie deze foto gemaakt heeft, laat de Beeldbank onbeantwoord. We ervaren wel dat dit de Reguliersgracht is met de Kerksluis (#74) ter hoogte van de Kerkstraat en gezien in de richting van de Herengracht. De naam Kerksluis is in 2016 officieel geschrapt. Voor wie het maar horen wil: de boog van deze brug heet - samen met het spiegelbeeld in het water - een perfecte cirkel te maken. Daarom wordt ze ook wel Rondebrug genoemd.
Foto: Stadsarchief Amsterdam
Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Kees Huyser, Anneke Huijser, Otto Meyer, Peter Waagen, Anthony Kolder, Mike Man, Jos Mol, Ria Scharn, Nils Wernars, Adrie de Koning,
Fotoquiz 4: Zoektocht
Waar we ons hier bevinden zal snel duidelijk zijn. Nu alleen nog zoeken welke straten dit zijn.
1. In welke straat staat de fotograaf?
2. Welke straat kruist in de voorgrond?
3. Aan welke straat staat het alleenstaande hoge huis in de verte?
Het origineel van deze foto maakte George Breitner eind 19de eeuw. Breitner maakte dit soort foto's voor eigen gebruik, als geheugensteuntje bij het schilderen. Het origineel is volkomen scheef opgenomen en afgedrukt. Wij hebben alles rechtgezet en een fragment er uit genomen, zonder de Oude Kerk die een spoiler geweest zou zijn.
Dit is de Oudezijds Voorburgwal met de Liesdelsluis (#207) voor de Lange Niezel. Liesdel en Niezel, twee namen
die dezelfde oorsprong hebben, een waterplas die in het 13de-eeuwse Amsterdam de noordelijke grens van het stadje uitmaakte.
Onder de pijl is de Slaperssteeg (ook als Sleperssteeg bekend) te vinden, weliswaar met een hek afgesloten. Het grote hoekhuis is opnieuw opgetrokken maar de rest staat er nog steeds. De kerk ook...
Foto's: Stadsarchief Amsterdam -
Onder: Martin Alberts
/ SAA
Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Kees Huyser, Peter Waagen, Anneke Huijser, Anthony Kolder, Mike Man, Jos Mol, Ria Scharn, Adrie de Koning, Nils Wernars,
Nieuwe PDF: de Sint Jacobskapel op de Nieuwendijk
In 1435 werd de Sint Jacobskapel gebouwd door de broederschap van Sint Jacob. Tot hier is het nog heel concreet, maar verder is er bar weinig bekend over kapel en broederschap. Dat weinige is verzameld en in een korte PDF neergelegd. Door de opgravingen in 1988 voor de uitbreiding van het Victoria Hotel is er in elk geval over de kapel iets meer boven tafel... eh, boven de grond gekomen. Verder gaan we in op de eventuele rol die de kapel in de pelgrimage naar Santiago de Compostela heeft gespeeld, met de voorzichtige conclusie dat dit erg dubieus is en waarschijnlijk nagenoeg nihil is geweest. Sommigen houden rekening met de handel in pelgrimsinsignes (Jacobschelpen) die hier verkocht werden, zodat de 'pelgrim' zich de moeite kon besparen. Lees meer...
Tek: fragment houtsnede-kaart Cornelis Anthonisz 1544
REDACTIONEEL
Vorige week was abusievelijk aflevering 3 van de serie over Amsterdamse stadsbussen blijven staan. Sorry daarvoor! Deel 4 en slot treft u hier binnenkort aan.
Amsterdams scheepvaart en havenactiviteit -1
Als in 1247 de Lubeckers op de Oostzee een Amstellandse kogge in beslag namen, kan je je afvragen waarvandaan die uitgezeild was. Dat kan alleen de Amstel geweest zijn en aan de monding van die rivier was sinds het begin van diezelfde eeuw een dorp ontstaan dat uit zou uitgroeien tot Amsterdam. Dat zou betekenen dat er al spoedig na het ontstaan van dat dorp havenactiviteit heerste aan de monding van de Amstel.
En in 1277 verleende de aartsbisschop van Riga met name aan de schepen van Amsterdamse kooplieden tolvrijdom in Lijfland. Ze wisten van aanpakken, die Amsterdamse schepelingen! Vanaf het prille begin van Amsterdam prijkt er dan ook een kogge op het zegel van de stad.
Wat moeten we ons voorstellen bij een kogge? Het was een scheepstype dat uit de knarr ontwikkeld was, een zeewaardige versie van een Vikingschip dat vracht kon vervoeren. De kogge had een kaarsrechte kielbalk met een eveneens kaarsrecht voor- en achtersteven. Die achtersteven kreeg bij de kogge een aangehangen roerblad, een enorme verbetering t.o.v. het met een paar leren banden over de reling bevestigde losse roerblad. Koggen waren er tussen de 25 en 30 meter lang met een laadvermogen van 200 tot 250 ton. Doordat ze veel zwaarder waren, zeker met lading, was de kogge moeilijker te zeilen en vooral veel trager dan zijn voorbeeld, de knarr. Het kompas is een Chinese vinding uit de 12e eeuw en het duurde tot medio 14e eeuw voor het via Arabië tot West-Europa doordrong.
De Jacobsstaf, de voorloper van octant en sextant die nodig was om een oversteek te kunnen maken naar bijvoorbeeld Engeland,
kwam eveneens pas gedurende de 14e eeuw beschikbaar.
Bij het droogvallen van de Flevopolders werd het wrak van een kogge gevonden, op basis waarvan de Kampenaren een schip reconstrueerden (links). Ze maakten er meteen een oorlogsuitvoering van, met ‘kastelen’. De reconstructie van een Bremer kogge geeft een beter beeld van een handelskogge (rechts en hierboven).
Hoe zag de praktijk van handeldrijven over zee er uit? Kompassen waren er niet, sextanten waren onbekend, net als zeekaarten. De schepen scharrelden - met de kust voortdurend in zicht - naar andere havens. Oversteken was voor avonturiers. Bremen en Hamburg waren zo eenvoudig te bereiken, maar het ronden van Jutland en de Oostzee bevaren was al een stap verder. Daar kregen ze te maken met het goed georganiseerde Hanzeverbond. In een Hanzestad werd geen schip gelost of geladen dat niet in een Hanzestad gebouwd was. De Amsterdammers waren dus overgeleverd aan het verdienmodel van het Hanzeverbond. Het duurde tot 1367 voor Amsterdam tijdens de Keulse Confederatie (beperkt) lid van het verbond werd, door hun bereidwillige deelname met twee volledig uitgeruste koggen aan een Hanzeoorlog tegen de Deense koning Waldemar IV (1361-’63). Van de Zweedse koning Albert kreeg Amsterdam o.a. als dank privileges op Schonen. Het Vredesverdrag van Stralsund (1370) werd onder meer ondertekend en gezegeld door de Nederlandse steden “Campen, Dheventer, Utrecht, Swolle, Haslet, Gronyngen, Cyrixee, Brele, Middelborgh, Arrmuse, Herderwiik, Sutphen, Elleborgh, Stovern, Dordrecht en Amsterdamme”. In Kampen wordt een exemplaar van dit verdrag bewaard (klik de foto voor een enigszins leesbare versie).
Het moest 1538 worden om iets te zien van de vroegste haven en scheepsbouwactiviteiten in Amsterdam. Het schilderij met het vogelvlucht-aanzicht dat Cornelis Anthonisz in opdracht van het stadsbestuur schilderde, bedoeld om cadeau te doen aan keizer Karel V die echter nooit meer naar Amsterdam zou komen.
De stad was al snel goede maatjes met de opeenvolgende landheren geworden, teneinde met hun hulp bevrijd te worden van de knevelarij van omringende steden en tollen langs de belangrijke handelsroutes door het land. Dat deden ze door bijvoorbeeld Albrecht van Beieren een vloot van meer dan 50 vaartuigen ter beschikking te stellen tijdens de Friese Oorlog 1396-1401.
In de 15e eeuw sprak landsheer Filips van Bourgondië over Amsterdam als belangrijke handelsstad met aanzienlijke haven. Hij deed dat in 1452 toen de helft van de stad in de as gelegd was en ze belastingvrijdom voor tien jaar kreeg.
Amsterdam lag gunstig om tot belangrijke haven uit te kunnen groeien. In de onberekenbare Zuiderzee lag de stad beschut aan het IJ waar stormen al getemperd binnenrolden. In dat IJ vormden schiereilandjes als de Hooge Noord en de Paardenhoek strekdammen
om de golfslag verder te beteugelen en vormde zo een baai in het IJ. Tot slot vormde eenzelfde schiereiland, het Kamperhoofd, een laatste golfbreker tegen noord-ooster winterstormen. Het lossen en laden gebeurde aanvankelijk in het Damrak maar de zeeschepen werden daarvoor al snel te groot en staken te diep. Ze kregen een stuk IJ dat afgesloten werd met een palenrij, waarachter het veilig liggen was. Het schilderij hiernaast met ijstafereel geeft dat gebied weer maar in een veel later eeuw.
Volgende keer het reilen en zeilen in de haven, de introductie van de waterschout.
Column: Olympisch Amsterdam
Hij had mijn column gelezen, nu ja míjn column, de column die de bekende bomoloog Jaap Stam laatstleden had geschreven omdat ik een keer geen tijd had.
‘Kan ik ook voor je doen. Zo’n column schrijven.’
‘O Ja?’ Mijn vriend Klaas Scharn, de sportgek, hmm, waar moest die nu over schrijven?
‘Ik kan een sportcolumn schrijven over Amsterdam.’
‘O ja? Zeker over de Betondorper Johan Cruijf? Meer is er niet, toch?’
‘Nou zeg, dat bestrijd ik ten volle…, ik zou het willen hebben over mijn beroemde hardlopende en recordbrekende achterneef Haico Scharn, de Nijmeegse kleinzoon van de broer (Jacob) van mijn opa (Dirk) uit Floradorp. En over de inhuldiging van onze pijlsnelle Fanny Koen…, én over 1928!!’
‘1928?’
‘Ja, 1928, ‘Amsterdam Olympische Spelenstad’
‘Verdomd da’s waar, helemaal niet aan gedacht. Dus naast Walvisstad, Diamantstad, Lovecity etc. etc. is Amsterdam ook nog eens een Olympische Stad!’
‘Jazeker, en daarnaast is er elk jaar een van de drukstbezette marathons van Nederland, te weten de marathon van Amsterdam, en natuurlijk de loop van de Zaandamse Dam naar de Amsterdamse Dam, de zogeheten Dam-tot-Dam-loop, dwars door de IJtunnel!’
‘Okee, goed idee Klaas, ik draai me morgen nog eens lekker om als de wekker gaat, en jij doet een Theokolommetje…, over The Mokum Olympics en aanverwante. Ik ben benieuwd.’ Klaas hield woord en mailde twee dagen later deze grappige en leerzame sportcolumn over Mokum e.a. naar mij door. Waarvan acte. Groet, Gijsbreght.
Ik ben een echte hardloper. Als jochie al. Ik rende elke dag. Vaak met de gedachte ergens sneller te zijn dan in wandeltempo. Wandeltempo kon ik na mijn negentigste nog altijd doen. Toen ik een jaar of zestien was, deed ik ook mee aan wedstrijden. Pijlsnel de achthonderd meter rennen op de sportdag van mijn Amsterdamse Lyceum, een sportdag die ze hielden op een atletiekbaan in Haarlem, waar ik het nota bene aflegde tegen mijn shaggiesrokende klasgenoot en latere sportcolumnist Henkie Spaan. Toen ik een paar jaartjes meedeed aan de jaarlijkse 5000-meter lange Avrocross in Hilversum, maakte ik de fout te lopen op spikes, die veel te lange pinnen hadden en alleen voor de 100 meter geschikt waren. Een paar keer deed ik mee, en warempel ik leek steeds lekkerder te lopen en vaker te eindigen in de voorste gelederen…, alhoewel…, er bleken naast amateurs ook profs mee te rennen waaronder een zekere topatleet en recordhouder Haico Scharn (foto links), nota bene een achterneef van me. Hij werd derde en ik honderdeneenentachtigste. Toen hij op het podiumpje stond, drukte ik hem de hand om hem te feliciteren met zijn bronzen medaille en ik vertelde hem dat ie familie van me was. Het handengeven zag ik ’s avonds op het sportjournaal terug. Ik ben blijven rennen, maar deed daarnaast steeds meer ook andere sporten zoals gewichtheffen, racefietsen, zwemmen, schoonspringen, kanoën, zeilen, schermen, boogschieten en turnen. Ik heb veel gelezen over sport en ik heb een aantal jaren gestudeerd aan de Amsterdamse ALO (Academie voor Lichamelijke Opvoeding) en kreeg daar zelfs les van wereldkampioenen (o.a. judoles van Anton Geesink e.a.) hetgeen mij als jochie natuurlijk erg aansprak. Over mijn verre sportneef Haico ben ik veel te weten gekomen; dat kunt U hieronder ook verder lezen.
Klaas Peter Scharn
Amsterdam dankte de toewijzing van de Spelen van 1928 aan een onderonsje tussen twee baronnen die goede vrienden waren: IOC-voorzitter Pierre de Coubertin en het Nederlandse IOC-lid Van Tuyll van Serooskerken. Maar bepaald niet iedereen in ons land was daar verrukt over. Vooral van christelijke zijde waren er grote bezwaren. Men vreesde dat de Spelen 'zondagsontheiliging' en 'toeneming der onzedelijkheid' teweeg zouden brengen. Talloze predikanten wezen op het 'heidense karakter' van het olympisch festival. Een regeringsvoorstel om het Nederlandsch Olympisch Comité (NOC) in de periode 1924-1928 jaarlijks een subsidie te geven van 250.000 gulden werd in de Tweede Kamer weggestemd.
Maar een oproep van het NOC aan het Nederlandse volk bracht in veertien dagen anderhalf miljoen gulden op aan gelden en garanties, voldoende om de organisatie ter hand te nemen. Er werd een olympisch stadion gebouwd dat 31.500 toeschouwers een plaats bood. Vlak daarvoor verrezen twee gebouwen voor het schermen en de krachtsporten en binnen loopafstand was er een zwemstadion met een capaciteit van 6000 mensen. Voor het eerst in de historie kon worden gesproken van 'compacte' Spelen. Het roeien vond plaats op het kanaal van Sloten en het zeilen op het buiten-IJ. Een deel van de ruiterwedstrijden werd in en rond Hilversum gehouden. Er was voor de deelnemers (2887 uit 46 landen) geen olympisch dorp. Amsterdam vond dat te duur. De deelnemers verbleven voornamelijk in lagere scholen (het was vakantietijd), ook wel in pensions en hotels of in de schepen waarmee zij naar Amsterdam waren gekomen (de Amerikanen). Aan de opening van de Spelen (op 28 juli) gingen hockey (mei) en voetbal (juni) vooraf. Hockey leverde Nederland zeer verrassend een zilveren medaille op, in het voetbaltoernooi was Oranje ongelukkig bij de loting. Het trof meteen olympisch kampioen Uruguay, waarvan het met 2-0 verloor. Naar schatting 20.000 mensen hadden een nacht in de rij gestaan om een kaartje te bemachtigen. Amsterdam had talloze olympische primeurs. Op de grote schaal van de marathontoren bij het stadion werd tijdens de opening voor het eerst het olympisch vuur ontstoken. Dat gebeurde niet door een beroemdheid maar door een eenvoudige beambte van het gemeentelijk gasbedrijf.
Voor het eerst ook opende Griekenland het landendéfile bij de openingsceremonie, wat later ook steeds het geval zou zijn. In Amsterdam werd de afstand van de marathonloop definitief vastgesteld op 42 km en 195 m. Een iets minder aardige primeur was dat voor het eerst sinds 1904 de Spelen niet werden geopend door het staatshoofd, maar door prins Hendrik. Koningin Wilhelmina was ontstemd over de heren van het olympisch comité omdat zij haar niet hadden geraadpleegd over de openingsdatum van de Spelen. Vrouwen maakten in 1928 hun olympisch debuut bij atletiek en gymnastiek. Over hun (beperkte) deelname aan het atletiektoernooi (100 m, 800 m, 4x100 m, discuswerpen en hoogspringen) was heel wat te doen geweest. Pierre de Coubertin, afgetreden als IOC-voorzitter in 1925, liet in een boodschap aan Amsterdam weten daar zeer op tegen te zijn. Atletiek zou veel te inspannend voor vrouwen zijn. De NRC verwoordde het na de eerste olympische wedstrijden als volgt: 'Moeten vrouwen zich zoo uitsloven en inspannen, zodat ze met verwrongen gezichten, met verbeten trekken, verwilderde haren, hijgend en afgemat door de finish gaan. Hebben vrouwen geen andere, geen betere sport dan deze die er één is voor de man?' Toen na de finale 800 m enige dames uitgeput in het gras vielen ('een slagveld gelijk'), was de maat vol voor de Olympische graven en baronnen. Ze schrapten het nummer direct van het programma. Liefst hadden zij atletiek voor vrouwen geheel uitgebannen, maar daarvoor was toch geen meerderheid te vinden.
Nederland deed het trouwens toch uitstekend bij deze Spelen op eigen bodem. In het officieuze eindklassement werd de zesde plaats bezet. Behalve voor de turndames was er goud voor de zwemster Marie 'Zus' Braun (100 m rugslag), de military-ruiters aangevoerd door Charles Pahud de Mortanges, de wielrenners Leene en Van Dijk op tandem en de bokser Bep van Klaveren. Daarbij konden nog gevoegd worden de eerste prijzen in het olympisch kunsttoernooi van Jan Wils voor zijn ontwerp van het Olympisch Stadion in de afdeling bouwkunst en van Isaac Israëls voor Ruiter in rode rok in de afdeling schilderkunst (afbeelding links). Hoogtepunten van de Spelen waren het enerverende duel dat de Finnen Nurmi en Ritola leverden op de 10.000 m. Nurmi won dat nog net, maar verloor van zijn landgenoot op de 5.000 m. Zijn beste tijd lag nu wel achter hem.
En de finale van het voetbaltoernooi tussen Uruguay en Argentinië, die twee keer moest worden gespeeld. De eerste keer eindigde het duel in 1-1, zeer tot genoegen van het NOC dat nu dubbele recettes kon beuren. De tweede finale won Uruguay met 2-1.
Een populaire figuur in Sloten was de Australische roeier Bobby Pearce, veruit de beste skiffeur. In zijn serie tegen de Fransman Saurin stopte hij op zeker moment met roeien om een trits eendjes te laten passeren. Op de slotdag van de Spelen reikte koningin Wilhelmina aan alle winnaars in het Olympisch Stadion de gouden medaille uit. Nederland oogstte in het buitenland veel lof voor de wijze waarop het de Spelen had georganiseerd. Financieel sprong men er ook aardig uit. Slechts een deel van de garantiesommen behoefde te worden aangeboord. In zekere zin maakte de wereld een rustige periode door. Aan de Europese onderhandelingstafel ging men door om tot politieke en financieel-economische afspraken te komen en in de rest van wereld deden zich evenmin grote spanningen voor. Nederland was nog in het ongestoorde bezit van zijn rijksdelen overzee en maakte over het algemeen een welvarende indruk. De binnenlandse politieke verhoudingen stonden in het teken van de verzuiling en van sociale onrust was nauwelijks sprake. Voor het eerst stond Nederland voor de organisatie van een groots spektakel en naar internationale maatstaven gemeten, bracht ons land het er zeker niet slecht van af. Opvallend was het toegenomen aandeel van vrouwen, dat bijna tien procent bedroeg. De Nederlandse afvaardiging kende zelfs een hoger percentage. De oogst van negentien medailles wekte groot enthousiasme in het land en betekende een kroon op het werk van de organisatie. Dat de wereld binnen een jaar in een diepe economische malaise terecht zou komen werd door bijna niemand voorzien.
YouTube: Burgerweeshuis
Deze week honderd jaar geleden
Donderdag 22 november 1923 - In de Stadsschouwburg wordt feestelijk het 25-jarig toneeljubileum van Ko van Dijk herdacht. Ko van Dijk senior moeten wij erbij zeggen omdat zijn gelijknamige zoon ook 'in het vak ging'. Over zijn vader schreef men in 1923: "Ko van Dijk senior (1881-1937), Nederlands acteur. Portret uit 1923 links). Na de toneelschool werkte hij bij Het Nederlands Toneel tot hij zich aansloot bij Royaards. In 1933 richtte hij Het Nieuwe Schouwtoneel op. Karakterspeler met rollen als Othello, Cyrano de Bergerac enz.
Op de foto zit hij v
oor de spiegel in de kleedkamer, zich voorbereidend op de rol van de dokter in het toneelstuk 'Les Avariés' (Wat het leven verwoest)."
Foto: Nationaal Archief
Zaterdag 24 november 1923 - Tamelijk plotseling is architect Michel de Klerk op 39-jarige leeftijd overleden. Hoewel hij zich zelden liet gelden, heeft zijn oeuvre het Amsterdamse straatbeeld vooral in de nieuwbouwwijken van zijn tijd indrukwekkend vorm gegeven. Wij hebben daar uitvoerig over geschreven in een PDF met vooral zijn scheppingen en u kunt in museum Het Schip nu een tentoonstelling over hem zien.
Volgende week komt nog een overleden architect aan bod: Karel de Bazel, die op woensdag 28 november op weg naar de begrafenis van De Klerk in de trein overleed.
Hieronder weer een keuzemenu naar oude afleveringen van het jaar 2023. De keuze 2014 t/m 2022 leidt naar de laatste aflevering van het betreffende jaar, met onderaan een eigen menu voor dat jaar.