Weer eens en andere opname van een veel gefotografeerd pand in Amsterdam: de Villa Heineken. Ze staat aan het Tweede Weteringplantsoen 21 en werd in 1891 door A.L. van Gendt gebouwd in opdracht van Gerard Heineken. Het pand is nog steeds eigendom van Heineken-brouwerij. Het pand is rijksmonument 518483. Zoals vaker bij Dolf van Gendt is het een samenraapsel van stijlen, maar de hoofdmoot moet voor neo-renaissance doorgaan.
Tot 1923 is hier gewoond, daarna werd het kantoor. Het was voor de deur van dit kantoor dat in 1983 Freddy Heineken en zijn chauffeur Ab Doderer werden ontvoerd.
Foto: Stadsarchief Amsterdam
Goede oplossingen kwamen van Kees Huyser, Arjen Lobach, Ria Scharn, Adrie de Koning, Fons Baede, Anneke Huijser, Anthony Kolder, Kees Dalmeijer, Mike Man, Otto Meyer, Jos Mol, Harry Snijder, Hans van Efferen, Nils Wernars, Peter Waagen,
Fotoquiz 2: Wat? Waar?
Is deze foto al eens langsgekomen? Wat weet u er dan nog van?
1. Welk water is dit in de voorgrond
2.Welke instelling gebruikte het half zichtbare pand links?
De volgende vraag gaat over het grote gebouw, rechts van het midden van de foto.
3. Welk bedrijf was in het grote pand rechts van het midden gevestigd?
Ondanks dat het wegdek in de voorgrond sterk op een brug lijkt hebben wij daar expres niet naar gevraagd. Het is namelijk de sluis bij de voormalige waterpoort Weteringpoort en de gelijknamige brug is #90. Daarom vroegen we maar naar panden, zoals dat op de hoek Lijnbaansgracht-Weteringstraat achter de bokkenwagen en Weteringschans 113, het pand van Carl Denig met het torentje dat eerder onderwerp van een quizvraag was. De brug waar we wel naar vroegen was brug#89 over de Lijnbaansgracht.
Onze vraag naar het bouwsel achter de brugleuning is een fraai gedecoreerde houten koker waarin de Duinwaterleiding over de sluiskolk gevoerd werd. Op de PW-kaart van 1909 staat die aangegeven maar vanaf 1960 is hij verdwenen.
Foto's: Stadsarchief Amsterdam
Goede oplossingen kwamen van Ria Scharn, Arjen Lobach, Anneke Huijser, Jos Mol, Mike Man, Adrie de Koning, Hans van Efferen, Nils Wernars,
Fotoquiz 3: Waarom? Hoezo?
Deze foto is in verregaande staat van verbleking en het is een wonder wat we daar nog uitgepeuterd hebben. Bijzonder aan deze foto zijn de blokken of kasten in de voorgrond. Dat is meteen de hint naar de oplossing van deze foto.
1. De achterkanten van welke huizen/gebouwen ziet u hier?
2. Wat was de naam en branche van het voorste bedrijfspand?
Dit was weer eens een onbewerkte foto en om simpel herkennen onvoldoende oplossing te laten zijn vroegen we aanvullende informatie over de achtergrond. Allereerst de huizen: dit is het Eerste Weteringplantsoen. De perken voor de deur wezen al in die richting. Rechts in de achtergrond loopt de Weteringschans met in laagbouw de letterschool L, later OLS nr.105. De ernaast staande HBS bleef hier buiten beeld. De schoorsteen hoorde bij de MBF, de broodfabriek van Sarphati. Nog een keer: de Meel- en Broodfabriek Holland stond aan de Zoutkeetsgracht.
Foto's: Stadsarchief Amsterdam
Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Anneke Huijser, Ria Scharn, Mike Man, Otto Meyer, Jos Mol, Hans van Efferen, Nils Wernars, Peter Waagen,
Fotoquiz 4: Zoektocht
Deze foto is ingrijpend gemanipuleerd om als zoekplaat te kunnen dienen. Het is een uitsnede en die is onthoekt terwijl diverse teksten verwijderd zijn. U houdt over een gemiddelde 17e en 18e eeuwse bebouwing met enkele nieuwere grote gebouwen en een kerktoren. Eerst maar eens vaststellen welke straat dit is...
1. Welke straat is dit?
Twee pijlen wijzen naar stegen. De linkse is smal, de rechtse iets breder. Er zit nog wel een gang tussen maar die is naamloos en nog smaller.
2. Welke steeg is links in beeld?
3. Welke steeg is rechts in beeld?
Het pand links van de linker pijl is al sinds mensenheugenis in gebruik bij dezelfde instantie. Welke?
Deze foto blijkt eerder gebruikt te zijn. De fotograaf staat op een verdieping van een huis aan de Reguliersgracht en kijkt op brug #81 erover. Achter de brug is de voorgevel van een openbare lagere school die een deelnemer als Falckschool betitelde. De eigenlijke school lag aan de Falckstraat. Het hoekhuis met de klokgevel stond dus eveneens in de Falckstraat, hoek Reguliersgracht. Boven dit alle steek de RK-kerk Sint Wilibrordus Binnen de Veste ofwel De Duif uit.
De voorgevel van de school is overigens minimaal twee keer gewijzigd. De tweede verdieping op de foto is later uitgebouwd (zie tekening hieronder van de oude toestand).
Foto: Stadsarchief Amsterdam
Goede oplossingen kwamen van Anneke Huijser, Arjen Lobach, Kees Huyser, Kees Dalmeijer, Fons Baede, Anthony Kolder, Jos Mol, Ris Scharn, Mike Man, Otto Meyer, Harry Snijder, Adrie de Koning, Hans van Efferen, Nils Wernars, Wim Huissen, Peter Waagen,
Hulp gevraagd... en gekregen
Geen NSB-ers of andere collaborateurs maar gewone politieagenten van Bureau Warmoesstraat (nr.46-48) die een vrachtwagen met gestolen en weer in beslag genomen tapijten, gordijnen, enzovoort het bureau binnendragen. We schrijven 3 mei 1938 als de ene partij na de andere bij de dieven (personeel) en helers in beslag genomen wordt. Het politiebureau verandert in een tapijtenmagazijn. Lees het bericht in De Standaard via Delpher.
Bedankt voor de oplossingen: Anneke Huijser, Eric-Jan Noomen en Mike Man.
Nieuwe PDF: Amsterdamsche Omnibus Mij. (AOM)
In 1872 werd de AOM door particulieren opgericht en na het vanaf 1875 leggen van rails door de straten van Amsterdam ontstond daaruit het eerste serieuze openbaar vervoer met geregelde diensten naar alle uithoeken van de stad. Dit epistel opent met een terugblik op alle probeersels sinds de particuliere koetsen tot de elektrische tram.
Dan de succesvolle onderneming die de AOM werd, dankzij uitgebreide ondersteuning van het stadsbestuur. Ook wordt de door de aapjes-koetsiers ge ïnitieerde rellen tegen het openbare vervoer toegelicht. Wij nemen u mee op alle tramlijnen die in de loop der jaren ontwikkeld werden.
Foto: Stadsarchief Amsterdam
Verder het wel en wee van de honderden paarden en het personeel. Al lezende komt u er achter welke enorme veranderingen in de stad volgden door de aanleg van tramsporen.
Het is met 55 overdadig met illustraties volgepakte pagina's
een omvangrijk overzicht van een maatschappij die voorgoed het uiterlijk van de stad veranderde. Er is lof en kritiek voor de stadsbestuur dat eind 19de eeuw de AOM naaste en zelf het openbaar vervoer ging regelen. Enerzijds omdat de AOM opzag tegen de financi ële gevolgen van elektrificatie van het net en de stad dat van ze overnam. Anderszijds door het brute tussentijds intrekken van de concessie aan de AOM.
We sloten de vorige aflevering af met de aankondiging van een technische innovatie: de omvormers. Niet door een klassieke koppeling maar door middel van olie werd de kracht van de motor op de cardanas overgebracht. Deze nieuwe manier gaf de bus de bijnaam "omvormer". Bussen met deze technologie werden in 1942 bij Kromhout besteld maar door materiaalgebrek kon die niet eerder leveren dan n á de oorlog. De series 158-161, 162-172 en 173-187 waren voorzien van een 5-cylinder dieselmotor, die nog steeds in zijn huif naast de chauffeur stond. De Gardner-dieselmotor werd in licentie door de firma Kromhout in Amsterdam-Noord gebouwd. De opbouw gebeurde bij Verheul in Waddinxveen. De schakeling was half-automatisch, waartoe links van de chauffeur een enorme stang de ruimte in stak en die bediend werd zoals u misschien van Citroen 2CV of Renault R4 nog wel kent. De tweede versnelling kwam pas in actie als de omvormer ‘brullend’ toeren maakte. Achter de chauffeur was een leren gordijntje dat voorkwam dat ’s avonds het interieurlicht spiegelde in de voorruit. Soortgelijke gordijntjes beschermden in de winter de radiator tegen vrieslucht. Vlak boven de bumper zat een rond gat. Daar kon eventueel een slinger door gestoken worden als de bus elektrisch niet wilde starten. Wanneer u ooit in een omvormer gereden heeft, zult u zich de niet te missen lucht van motorolie herinneren.
Foto: amsterdamsetrams.nl
Voor de technisch ge ïnteresseerden: de omvormer had betrekking op de koppeling tussen motor en cardanas.
Dat gebeurde in een gesloten met olie gevuld huis waarin beide assen eindigden in een grote holle schijf binnen een met olie gevulde ruimte. Er was g é én fysieke verbinding tussen beide assen maar door het op hoge toeren ronddraaien van de schijf aan de motorzijde begon die aan de aandrijfas door de ronddraaiende olie vanzelf mee te draaien. Voordeel was het uitblijven van de 'schakelschok'. Het geluid van de door de schijf in de rondte geperste olie werd vergeleken met ‘brullen’ of ‘loeien’. De techniek, maar in geperfectioneerde vorm, wordt nog steeds gebruikt in automatische transmissies, waarvan deze afbeelding in schema.
De drie series werden afgeleverd in de periode 1948-’50. De bussen kwamen aanvankelijk in dienst op de lijn H (Haarlemmermeerstation-Kalfjeslaan). Een volgende serie op lijn E (Haarlemmermeerstation-Amstelstation). In mei 1950 volgde een serie op lijn F (Haarlemmermeerstation-station Sloterdijk). Het is duidelijk dat de GVB inzette op het verbinden van spoorstations, buiten het centrum om. De overige lijnen, voor zover ze al weer actief waren, moesten het met vooroorlogs materieel doen. Dan hebben we over de lijnen in Noord en tussen CS en het Oostelijk Havengebied. En natuurlijk de kringlijn om het CS (foto hieronder).
Foto: traminfo.nl
Na het volledige herstel van alle buslijnen deden bussen uit deze series ook dienst op andere lijnen. Afgezien van het buiten dienst stellen door incidentele problemen deden ze dienst tot ze in 1961-’62 afgevoerd werden naar de sloop. De omvormers waren het laatste type stadsbus dat de lijnletter of -cijfer op een bordje boven de voorruit voerde. Volgende series werden uitgerust met een ‘lijnfilm’.
Het is jammer dat geen enkel exemplaar van deze serie bewaard bleef voor een museum.
Foto: traminfo.nl
Voor de volgende aflevering in deze serie staat weer een innovatie klaar..., de motor verdwijnt onder de vloer. Dat betekent m é ér instapruimte en minder lawaai.
In 1950 kreeg de GVB de beschikking over een nieuw type bus met een aantal opmerkelijke nieuwtjes. Het meest in het oog springend was de lijnfilmkast boven de voorruit. Importeur van bedrijfswagens Willem van Twist (Dordrecht) liet van Associated Equipment Company Ltd. (AEC) een aangepaste bus met deuren rechts en stuur links overkomen. Hij leende die bus uit aan verschillende busmaatschappijen in Nederland, ter kennismaking voor beperkte tijd. De GVB kon twee maanden van nevenstaande bus gebruikmaken. Dat beviel z ó goed dat er een opdracht uit voortkwam. AEC leverde daarvoor chassis en motor, maar de opbouw gebeurde traditiegetrouw bij Verheul. Daarover een volgend keer...
Foto: traminfo.nl
Column: Gijs & Goos
In de lobby van het Amstelhotel kwam ik mijn oude middelbareschoolmaatje Jhr Gozewijn Pluym van Denneroode uit Aerdenhout (foto hieronder; broer van Alewijn en Ambrosius, U kent ze inmiddels) na dertig jaar weer eens tegen. We schudden elkaar langdurig de hand en besloten een fransekaasschotel met een dubbele Hennessy aan te laten rukken. En een fles champagne naturellement! ‘Je schrijft nog steeds van die parmantige stukskes over onze fraaie hoofdstad zag ik, in dat digitale krantje van die Mokumverslaafde meneer… eh… Bakker? Zitten best leuke stukskes bij, Gijs, kaerel! Doe je nog meer?’ Ik vertelde Goos dat ik van mijn pensioen genoot en mijn etmalen vnl. vulde met mijn hobby’s (wandelen, vogels kijken, musiceren, tuinieren, hondenwandelingen, kokkerellen en schrijven) en natuurlijk met het spelen en dreutelen met onze zes kleinkinderen. Goos vertelde wat ie allemaal deed de laatste tijd en vertelde dat ie naast zijn bekende werkzaamheden ook eens moest inspringen voor een vriend. De vriend was vertegenwoordiger van een bekende juwelier, te weten Van Roskam uit de Langebrugsteeg. Hij stond al jaren op allerlei fairs om zijn waren aan te prijzen. Goos kwam hem tegen afgelopen maart op de Tefaf in Maastricht. Wim van Roskam moest nog een paar dagen staan, maar voelde zich door een heersende griep wat zwak en deed een apart verzoek, of Goos wellicht zin had een paar dagen waar te nemen. Goos, die van nature wel van een verzetje hield, nam het aanbod aan en van Roskam de juwelier liet zich met een zucht van verlichting naar zijn hotel in Maastricht brengen al waar hij met hete kruiken, kruidenmassages en rust, veel rust, probeerde weer tot leven te komen. Een drietal dagen stond Gozewijn op de beurs en warempel hij kreeg er zin in. Zijn vrouw Jkvr Clothilde Greafland had ie telefonisch verwittigd en die had er geen enkel probleem mee dat Goos zijn vriend een paar dagen te hulp schoot. Op de beurs had Goos zich ingelezen over goud, zilver en diamanten, over diamantstad Amsterdam en hij wist na een paar uurtjes redelijk veel over de daar tentoongestelde juwelen te vertellen. Daarbij - de wereld is kleiner dan je denkt! - kwam hij veel kennissen uit Aerdenhout, Bennekom, Bloemendaal, Wassenaar e.d. tegen die, al met hem in gesprek rakende, hun kostbare bestellingen pleegden.
Toen de Tefaf werd be ëindigd was er een gezellig diner ter plekke maar eerst ruimde Goos de spullen op in een speciale kluis die je daar kon huren en toog na het diner naar Wim van Roskam om te vertellen dat het goed was gegaan en om te kijken hoe het met diens gezondheid ging. Van Roskam moest nog twee dagen het bed houden volgens de behandelende geneesheren, van Roskam bedankte Gozewijn van harte en wilde hem een geschenk geven.
‘Wil je soms een juweel hebben?’ was zijn vraag. ‘Vrouwen zijn gek op mooie ringen en…’
‘Nou’, zei Gozewijn, mijn Clothilde en ik zijn al dertig jaar bij elkaar…, en nog steeds niet echt tot verloven c.q. trouwen gekomen!’
‘Dan krijg je van mij een verlovingsring, de mooiste die ik heb.’
Een week later werd er gebeld bij Gozewijn die inmiddels weer thuis was. Voor de deur stond een kerngezonde Wim van Roskam met een lederen minikofferje in zijn hand.
‘Beloofd is beloofd,’ zei van Roskam en omhelsde zijn kersverse invalhulpje. Eenmaal binnen opende Gozewijn het lederen koffertje en zijn mond viel open van verbazing…, wat een mooie ring, wit goud met een roze diamant…, wat zou Clothilde dat mooi vinden! Hij bedankte uitvoerig en een paar dagen later vroeg hij de vrouw waar hij al jaren mee samenleefde ten huwelijk. Ouderwets, in een luxe restaurant, op de knie ën en met de ring op zijn handpalm. Op zijn vraag ‘wil je mijn vrouw worden maar nu officieel?’ , kwam een volmondig ‘ja’. Het werd een machtigmooie huwelijksplechtigheid en het naborrelen geschiedde in het Amstel Hotel, waar ik eerder Goos ontmoette. Ik mocht er ook bij zijn en… waarlijk…, het was een schitterende ring die Jkvr. Clothilde Pluym van Denneroode Graefland aan haar linkerringvinger droeg! ♥♥
Ik, Gijs, was achteraf z ó geobsedeerd door het gebeuren, dat ik naast alles over sieraden en juwelen ook alles over Amsterdam Diamantstad ging lezen… ja ja…, Amsterdam, Walvisstad…, Rembrandtstad…, LoveCity…, etc. etc. en… natuurlijk ook DIAMANTSTAD!
Al zo’n vier eeuwen!
Zeker weten!
Lees maar verder!
Amsterdam Diamantstad
Het ‘Diamant Museum Amsterdam’, Paulus Potterstraat 8, is een museum in Amsterdam. Het museum geeft inzicht in het delven, slijpen en verwerken van diamanten. Daarbij gaat de diamantslijpgeschiedenis terug tot 1586! Verder zijn er diverse replica's van beroemde diamanten en bevindt de kleinste diamant ter wereld zich in het museum, een steentje met 57 facetten, wegende 0.0000743 karaat! Het museum is geopend in 2007 en is een initiatief van diamantslijperij ‘Coster Diamonds’ dat nabij gevestigd is aan de Paulus Potterstraat 2. (Wikipedia)
>before there was life
there were diamonds<
Amsterdam, centrum van de diamanthandel Al vanaf de 17e eeuw was Amsterdam het centrum van de diamanthandel. Dit was te danken aan Sefardische Joden, die naar het relatief tolerante Amsterdam waren gekomen. Ze hadden handelscontacten in de Portugese koloni ën en toegang tot de daar gewonnen diamantenvoorraden. Ze haalden de ruwe stenen naar Amsterdam om te laten slijpen door Joodse vaklieden. Hiervoor hoefden ze niet lid te zijn van een gilde. Joden mochten namelijk geen werk uitoefenen waarvoor je lid moest zijn van een gilde. Onder deze diamantbewerkers bevonden zich veel Asjkenazische joden. Zij waren gevlucht nadat in 1618 de vervolging van joden in Polen verergerde. In de 17e en 18e eeuw groeide de diamanthandel en -nijverheid gestadig. Door de nadruk op kwaliteit kregen de Amsterdamse slijpers een grote naam en de stad werd het belangrijkste handelscentrum voor diamant in de wereld. De Amsterdamse Portugees-Joodse kooplieden hadden vanaf 1725 tot het eind van de 18e eeuw volledige controle over de Braziliaanse diamantproductie.
Aan het einde van de 19e eeuw was de diamantindustrie een van de grootste bedrijfstakken. Circa 10.000 arbeiders waren hier werkzaam. Vanwege Belgische maar ook Duitse slijperijen liep het diamantbewerken in Amsterdam terug, in 1935 naar zo’n 5.000. De Tweede Wereldoorlog was de definitieve doodsteek voor ‘Het Vak’. Het grootste gedeelte van de diamantbewerkers werd weggevoerd. De Tulpstraat is door de ligging naast het Amstelhotel de spil geworden van de diamanthandel met Amerika. Na het einde van de Amerikaanse Burgeroorlog, in 1864, begon voor de Verenigde Staten een periode van grote economische bloei. Er ontstond een rijke middenklasse, die veel geld kon en wilde besteden aan statusverhogende luxeartikelen. De Amerikaanse markt werd verreweg de belangrijkste afzetmarkt voor in Amsterdam geslepen diamanten. Amerikaanse tussenhandelaren vonden hun weg naar de stad en logeerden hier in het enige hotel met internationale uitstraling en luxe, het Amstelhotel. De handel, die vaak gepaard ging met de nodige stemverheffing, vond plaats op de hotelkamers en in de lobby van het hotel. Deze situatie leidde tot overlast voor de overige gasten. Daarom werden in 1885 aan de overkant diamantairkantoren en monsterkamers gebouwd.
Op de foto een diamantbewerker - 1939.
In de loop der jaren vestigden zich in de Tulpstraat (foto) diamantairs met bekende namen zoals Van Moppes en Rodrigues de Miranda. Op nummer 4-6 (nu nummer 16 en 18) hield zelfs de ‘Algemeene Juweliers Vereeniging’ kantoor. Vanaf het begin woonden er diamantwerkers. In het laatste kwart van de 19e eeuw stonden er 8 diamantklovers, -snijders en -slijpers geregistreerd. De voor Amsterdam uitzonderlijk grote ramen van sommige huizen in de straat zouden erop kunnen wijzen dat deze speciaal gebouwd zijn met het oog op bewoning door diamantwerkers of -handelaren. Het gebied had in eerste instantie vooral een woonbestemming. Maar door de aanwezigheid van het vermaarde hotel is een aantal woningen omgezet in kantoorruimte voor de internationale diamanthandel. Een belangrijke verbouwing in de Tulpstraat vond plaats in 1920 toen de Amsterdamse architect Harry Elte – wiens bureau sinds 1917 op Tulpstraat nummer 11 gevestigd was en die bekend is van zijn ontwerp van de Synagoge aan het Jacob Obrechtplein – onze nummers 4 en 6 verbouwde.
+
Foto: Grootste roze diamant in 300 jaar, gevonden in Angola: 170 karaat van de zuiverste soort!
Onder: Diamantair Maurits Saks die kantoor hield in de Tulpstraat 4-6. Daarnaast zijn kluis die teruggevonden werd op dat adres en door Stadsherstel, naast de panden zelf, is gerenoveerd.
NB: In bovenstaande column berust het merendeel op fictie; mochten er desondanks gelijkenissen zijn met bestaande gebeurtenissen en personen, dan is dat puur toeval
De Amsterdamse Joffers -5: Nelly Bodenheim
Johanna Cornelia Hermana (Nelly) Bodenheim (1874 – 1951) was een vreemde eend in de bijt tussen de Joffers. Ze was illustrator en textielkunstenaar. Ze ontwierp o.a. boekomslagen en affiches en maakte toneelkostuums. Schilderen deed ze niet en zou ze ook nooit doen. Ze was echter zo'n aangenaam en geestig gezelschap dat ze haar hele leven bevriend bleef met de andere Joffers.
Ze groeide op in een welvarend gezin. Vader was uit Duitsland afkomstig en een chique kleermaker die galakleding en uniformen vervaardigde en verkocht.
Ze kwam al op haar 18de op de academie waar ze echter na enkele jaren ontdekte dat ze een andere richting op wilde. Ze ging op het atelier van Jan Veth in Bussum werken waar ze les van Veth kreeg.
Na afsluiting van die leertijd had ze een atelier op de Kloveniersburgwal waar ze aanraking kwam met uitgever van kinderboeken S.L. van Looy, die haar de eerste opdrachten gaf. Het is onder illustratoren moeilijk om met de ogen van een kind te blijven kijken, maar Nelly kon dat. Het publiek heeft in het algemeen argwaan als het om kunstenaars gaat die niet in de olie willen, d.w.z. niet in olieverf werken.
Nelly Bodenheim wist dat te logenstraffen.
Ze illustreerde enkele boeken voor volwassenen met gedichtjes van Lizzy Ansingh, waarover hieronder meer.
Nelly tekende zó knap dat zij een illustratie in één doorlopende lijn kon neerzetten.
Portret: Nelly Bodenheim door Isaac Israels
Zij spot nauwelijks, hekelt nimmer; zij richt zich nauwelijks tot of tegen menschen. Slechts langs een omweg - door middel van dieren en planten - is het menschdom er in te betrekken. Zij teekent goed, zelfs zwierig en elegant. Zij doet ons even glimlachen, met een lach, die meer om het hart zweeft dan om den mond.
Het domein van den humor in haar rijpe, latere werk is dit: het suggereeren van een menschelijken vorm en geest in planten, vruchten, dieren, of zelfs voorwerpen. Daarmee roept zij eenerzijds - voor de kinderen - het sprookje op en anderzijds - voor de ouderen - de magie, een blijmoedige magie wel-te-verstaan, maar toch een magie, waarin ons een andere wereld wordt gesuggereerd, waarin planten en dieren menschelijke vormen aannemen en menschelijke eigenschappen krijgen; een magie ten slotte, die een ondergrond van onheimelijke gevoelens kan doen ontstaan.
Uit: Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift
Als u de omslag rechtsboven klikt kunt u alle pagina's zien op Delpher.
Hieronder een schetsblad van Nelly, met aanzetten voor latere illustraties bij versjes van Lizzy Ansingh in 'Een Vruchtenmandje'.
De omslag ziet u hierboven rechts.
Boven: ‘Appel, wat is dat lang geleden van den Hof van Eden’
Linksonder de Radijs Girls: ‘Roode radijs, witte radijs, wie gaat er mee naar Parijs?’
Rechtsonder en links: ‘Para-, wal- en hazelnoot, gaan niet om met apenoot’
Voor de Maastrichtse aardewerkfabriek Sociéte Céramique
ontwierp ze in 1930 de decoraties voor het servies 'De Familie Kakelbont'. Op de foto hieronder staat het trots uitgestald in de permanente expositie van producten van deze fabriek in de bibliotheek van Maastricht.
Foto onder: Kleon3 via Wikipedia
YouTube: Rondvaart Amsterdamse grachten & Artis
Deze week honderd jaar geleden
Zaterdag 27 oktober 1923 - Nadat de grote taxibedrijven als Atax en Entam de gemeentelijke standplaatsen boycotten gaan steeds meer kleinere bedrijven daartoe over. Oorzaak is het dictaat van B&W dat de taxitarieven in 1924 met 25% verlaagd zullen worden. In 1919 maakt de Gemeente zich meester van de Amsterdamse taxiwereld door op de standplaatsen alleen blokband-taxi's toe te laten waarvan de chauffeur een vergunning op naam diende te hebben. Er werd een systeem ingevoerd die alle chauffeurs gelijke kansen boden. Er werd opgetreden tegen het rondrijden in de binnenstad in een poging een vrachtje op te pikken buiten de standplaatsen om. Ook probeerde de gemeente af te dwingen dat ook de standplaatsen in de buitenwijken bezet werden. De aangekondigde tariefsverlaging was voor Atax reden om uit de Auto-Centrale te stappen en andere grote ondernemingen volgden. Tot overmaat van ramp stemt de Gemeenteraad voor sluiting van de Auto-Centrale.
Het rommelde al eerder in de taxiwereld. Het meest afgetrapte materieel werd
voor de Auto-Centrale ingezet en de nettere wagens wachtten op een groeiend aantal klanten dat een taxi via het taxibedrijf bestelde. Het was nauwelijks duurder en de bedrijven verdienden er zo meer aan. De tarieven in Amsterdam waren ronduit schandalig hoog en soms tot wel drie keer duurder dan in andere grote steden.
Foto: Vereenigde Fotobureaux N.V. via Stadsarchief Amsterdam
Oude afleveringen
Hieronder weer een keuzemenu naar oude afleveringen van het jaar 2023. De keuze 2014 t/m 2022 leidt naar de laatste aflevering van het betreffende jaar, met onderaan een eigen menu voor dat jaar.