Ook deze foto lieten we eerder zien, omdat de Zuiderkerkstoren zo lekker wazig is. Ook is deze foto aantrekkelijk omdat hier in de 19de eeuw een forse ingreep plaatsvond en de stad er sindsdien een tikje anders uitziet. Op de voorgrond het Rokin met daarachter de brede overkluisde Grimnessesluis. Die beschermde de Oude Zijde tegen de nukken van het Amstelwater totdat de Amstelsluizen die klus overnamen. Erachter ligt de Grimburgwal, of liever gezegd het veenriviertje de Grim. De Grimburgwal was van ±1367 tot ±1450 de zuidelijke begrenzing van de stad. Rechts op de voorgrond de huizen aan de Oude Turfmarkt. De tekening van Rademaker hieronder geeft dezelfde situatie in 1657 weer. Op de voorgrond het spui van de Boerenwetering, gedempt in 1882.
Foto en tekening: Stadsarchief A'dam
Goede oplossingen kwamen van Ria Scharn, Anneke Huijser, Kees Huyser, Anthony Kolder, Otto Meyer, Jos Mol, Marike Muller, Han Mannaert, Mike Man, Arjen Lobach, Harry Snijder, Hans van Efferen, Adrie de Koning, Peter Waagen, Bert Brouwenstijn,
Fotoquiz 2: Wat? Waar?
Bedrijvig stukje Amsterdam en daar hebben we een aantal vragen bij.
1. Welke brug staat op de foto?
2. Over welk water ligt die dan?
3. Welke straat begint achter de mast met los- en laadgiek?
Op de foto brug#223, de Oost-Indische Huisbrug, over de Kloveniersburgwal en vóór het Rusland. Erachter staat het kerkgebouw dat de Hersteld Evangelisch Lutherse Gemeente door stadsarchitect Abraham van der Hart liet bouwen op de plek waar voordien het Dolhuys stond. Als uw insteek was dat vandaag het toneelgezelschap dat het Compagnietheater bedrijft, gebruik maakt van het kerkgebouw, dan was de kerk de voorganger en kwam het Dolhuys nooit aan de orde. Onze fout... zullen we maar zeggen.
Waarom er voor zo'n 33.000 Lutheranen buiten de twee al bestaande Lutherse kerken nog een derde kapitale kerk gebouwd moest worden, is het gevolg van een schisma in die kerk tussen - hoe kan het anders - vrijzinnigen en orthodoxen. De Lutheranen van het Oude Licht maakten een kwart van de totale hoeveelheid Lutheranen uit. Zij kerkten aanvankelijk in de Gasthuiskerk maar zinden uiteraard op een eigen gebouw. Dit moet u weten om het volgende versje te begrijpen dat in de stad circuleerde. O Lutherdom van 't oude licht.
Wat heeft men van uw kwaal t'publiek verkeerd bericht.
Men zei; gij waart hersteld – en heeft daarna vernomen,
Dat ge eerst in t'gasthuis zijt gekomen;
En nu, daar elk uw ziekte als ongeneeslijk agt
Verhaalt men, dat ge in 't kort in 't Dolhuis wordt gebracht.
Foto: Stadsarchief Amsterdam
Mogen we nog even doorgaan met wat hier ooit stond?
In 1562 werd door een gift van particulieren een verzorgingstehuis voor zwakzinnigen ingericht op de grond van het Sint Ursulaklooster. Lees hier meer daarover. Doel was om krankzinnigen van de straat af te krijgen omdat ze een gevaar voor de rest van de samenleving vormden.
In 1791-'92 werd een speciale afdeling aan het Buitengasthuis toegevoegd voor zwakzinnigen en kon het Dolhuys gesloten worden.
De Hersteld Evangelisch Lutherse gemeente kocht het complex onmiddellijk en opende in 1793 al hun nieuwe kerk.
De deelnemers die het Dolhuys noemden... pluim! - Prent: Stadsarchief Amsterdam
Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Ria Scharn, Jos Mol, Marike Muller, Anthony Kolder, Otto Meyer, Anneke Huijser, Mike Man, Han Mannaert, Harry Snijder, Hans van Efferen, Adrie de Koning, Hans Olthof,
Fotoquiz 3: Waarom? Hoezo?
Je moet drie keer kijken voordat je doorhebt dat dit pand er nog steeds staat, ondanks dat het verregaand gemoderniseerd is. Daarbij was dit eind 19de eeuw al een verbouwing van een bestaand pand, waarbij de nieuwe eigenaar alleen grote etalageruiten liet maken. Dat zegt wel iets over de kwaliteit, nietwaar? Het pand links hiervan is wel afgebroken en opnieuw opgebouwd.
Dit was een zwakke poging van uw webmaster om kwink te slaan. Daarom liet hij u hier de andere zijde van de Grimnessesluis zien met rechts de Grimburgwal en links de pakhuizen op het terrein van het Binnengasthuis. In het midden de achterzijde van de huizen aan de Oude Turfmarkt die u hierboven van voren kon zien. Die huizen en de pakhuizen werden afgebroken om plaats te maken voor de Kraamvrouwenkliniek van het BG. Die kliniek werd in 1868-'70 gebouwd door architect Abraham Godefroy, in samenwerking met stadsarchitect Bastiaan de Greef.
Voor de deelnemers
die niet wisten dat het Binnengasthuis toen al dik twee eeuwen op dat schiereiland gevestigd was... natuurlijk maakte de Kraamvrouwenkliniek deel uit van het BG.
Foto's: Stadsarchief Amsterdam
Goede oplossingen kwamen van Anneke Huijser, Kees Huyser, Ria Scharn, Anthony Kolder, Otto Meyer, Han Mannaert, Jos Mol, Mike Man, Arjen Lobach, Harry Snijder, Marike Muller, Hans van Efferen, Adrie de Koning, Hans Olthof,
Fotoquiz 4: Zoektocht
Het pand van de vorige opgave stond er nog omdat het solide was, de panden op deze foto zijn ondanks dat verdwenen. Hints zitten in de vraagstelling verborgen.
1. Hoe heette de straat waar deze panden aan stonden toen de foto werd gemaakt?
2. Wat kwam voor deze panden in de plaats?
3. Wat is het adres van dat vervangende pand vandaag?
Dat was een vraag te ver... een panoramafoto vinden die jaren geleden eens gepubliceerd is in dit domein en op dat van Erwin Meijers. Die laatste afbeelding is nog het eenvoudigst te vinden maar door een software-update (of was het een downgrade?) doet het automatisch bewegen naar links het niet meer. Daardoor is de foto links daarop niet te zien en hadden sommige deelnemers een probleem.
In 1863 maakte Jacob Olie vanaf twee niveaus van de Montelbaanstoren rondom foto's van Binnenkant, Kalkmarkt, 's-Gravenhekje, Rapenburg, Oostersekade en Oudeschans. Of Olie dit zelf ooit deed weten we niet maar in het boek De Amsterdamse Haven 1275-2005 stond onderstaande collage. Uw webmaster heeft het kunstje toen herhaald en gepubliceerd in week 40 van 2015 (dank je, Mike). Op de site van Erwin staat het resultaat ook en al wat nodig was, was daarin rechtsklikken op de foto en het adres ervan kopiëren. Onderstaand het resultaat (klik de foto voor een vergroting). Klik hier voor een overzicht van de samenstellende foto's vanaf niveau 2 in de Beeldbank. De quizfoto is niet die uit het panorama. Daarin zit een foto dat er tijdens de belichting een dekschuit geladen met hout voorbij voer.
Foto: Stadsarchief Amsterdam
Er werd zeer verschillend gedacht over wat wij met een 'link' bedoelen. Soms kregen we een link naar één of meer van de samenstellende foto's. Anderen hebben echt gegraven en vonden de collage.
Goed gerekende oplossingen kwamen van Kees Huyser, Ria Scharn, Anthony Kolder, Han Mannaert, Arjen Lobach, Ria Scharn, Mike Man, Jos Mol, Hans van Efferen, Adrie de Koning,
REDACTIONEEL
Column: Teer -3: het brandgevaarlijke teer
Amsterdam meerdere malen in de hens door het breeuwen en afpekken ‘Langzamerhand kreeg Amsterdam een uitmuntende naam op
scheepsbouwgebied, zodat een afzonderlijke buurt voor ‘t uitoefenen van dit bedrijf noodzakelijk werd. Binnen de oude grachten en binnen de palen van ‘t IJ werd het bouwen en herstellen
van schepen verboden bij keur van 1430: “nyemant en sal scepemaken noch scip noch touwe teeren, noch scip peken binnen derouder grafte binnen den poerthuyzen, noch binnen der palinghevan der stede”. Aanleiding daartoe waren het grote aantal branden
in de van houten huizen gebouwde stad, de laatste nog in 1422,
waarbij één derde der bebouwde ruimte binnen de veste verloren
ging. Maar nog erger was het in 1452 toen op St.Urbaansdag – 25
mei – vanuit de buurt der Oude Kerk een brand zich verspreidde
over het Damrak, dat vol schepen lag, deze aanstak en de Windmolenzijde aantastte tot in het N.W. der stad, die voor tweederde
in de as werd gelegd. Nu moest de brandgevaarlijke scheepsbouw
toch wel ten strengste geweerd worden en werd een vaste vestiging
en bewoning voor scheepsbouw buiten de ± 1480 ommuurde stad
verplicht. Toen vestigde men de z.g. “breeuwwerven” op de meest
geschikte plaatsen : de verzandingen en ondiepten aan de N.O.- en
aan de N.W.-kant der stad, de z.g. “Waalen” en brak de tweede
periode in de Amsterdamse Scheepsbouw aan. Op de kaart van
Corn. Antonisz. kan men de Walen zeer goed onderscheiden.’
uit: Scheepsbouw te Amsterdam in vroeger eeuwen door F.G.M.Douwes (klik de omslag om te lezen).
Op het fragment van de ontwerpkaart voor de Vierde Uitleg (1662) kregen de walen hun definitieve plaats toegewezen. O = Oude Waal voor het Waalseiland, N = Nieuwe Waal voor het Bickerseiland en B = Breeuwwaal die overigens gedeeld moest worden met de Admiraliteitswerf op Kattenburg. Die zou later een deel ervan afbakenen als Admiraliteitsdok.
De kroniekschrijver Johannes de Beke doet verslag van de tweede grote stadsbrand op 25 mei 1452:
“Op enen sonnendach den xiiiten dach in der maent van april ende was doe iii weken na paesschen, gesciede een groot brant binnen der stede van Aemsterdam, dattet derdendeel van der stede doe wel verbernde van sijns selfs vuer. Daer verbernde doe mede die nye kerc, die heilige stede dair dat heilige sacrament van mirakel te rusten plach, dat gasthuys, dat raethuys bernde doe mede, alsodat alte groten scade dair doe geschiede”.
Prent: Simon Fokke / Stadsarchief Amsterdam
Op de ets hierboven en het schilderij links de fatale brand
in het oude stadhuis in 1652. Een menselijke keten geeft gevulde brandemmers door richting vuurhaard. Links particuliere huizen waar met natte lakens langs de gevel geprobeerd wordt te voorkomen dat de brand overslaat. Op de ets staat rechts een inderhaast opgestelde tent waar alle waardevolle voorwerpen en de inhoud van de wisselbank 'veilig' gesteld wordt. Het is bij deze brand dat het schilderij van Cornelis Anthonisz uit 1538 beschadigd raakt door de vlammen. De onoordeelkundige restauratie daarna is nooit ongedaan gemaakt.
Beide afbeeldingen: Stadsarchief Amsterdam
Lees meer over de grote stadsbranden in het Jaarboek 2016 pp.55-61.
Klik hier om te lezen.
Nota Bene:
Bootbodems teren is heden ten dage verboden om ervoor te waken dat er gif in het ons omringende water komt. In de vijftiende eeuw gold ook al een verbod, maar toen i.v.m. brandgevaar in de ‘houten’ stad Amsterdam
Nota Bene:
"Toen ik 2 jaar was, belandde ik in het Burgerziekenhuis met exceem ten gevolge van dauwworm. Ik werd met armen en benen in kokertjes gelegd om krabben te voorkomen. Toen mijn moeder mij op een dag huilend aantrof, vernam ze van een ander patiëntje dat de verpleegster mij had laten vallen. Dat werd natuurlijk ontkend, maar mijn moeder heeft me onmiddellijk meegenomen uit het ziekenhuis. Ze ging meteen naar de Wijttenbachstraat, waar een bevriende apotheker werkte. Die ging maar even buiten zijn boekje door te adviseren naar een adres op de Nieuwmarkt te gaan. Daar woonde een vrouw die potjes verkocht met teerzeep van het Boertje van Baambrugge. Binnen de kortste keren was ik genezen. Het potje heeft nog jarenlang bij ons in de keuken gestaan. De geur van teer roept bij mij dan ook nog altijd goeie herinneringen op. Het artikel over teer dus ook.
Groet, Adrie de Koning".
Volfrontbussen van de GTA -1
Wij sloten ons artikel over de eerste autobussen van de GTA af met de introductie van de 'neusloze'
trambussen, een Nederlands product van Beers / Verheul. De serie van 4 werd bij bijzondere gelegenheden ingezet en kwam niet in vaste dienst op een der lijnen. In datzelfde jaar 1934 kocht de GTA 6 Amerikaanse bussen van Tram Coach via importeur V.d.Wal in Hilversum. Deze bussen hadden een zes-cylinder benzinemotor die naast de chauffeur onder een huif stond. De levering met de gewenste specificaties ging erg moeizaam; de eerste drie werden een half jaar te laat eind 1934 geleverd en de volgende drie begin 1935. Ze waren voor de passagiers zeer comfortabel maar technisch rezen steeds nieuwe problemen op. Zo sukkelde men door tot de oorlog waarin ze omgebouwde werden voor houtgas. Na de oorlog, in 1947, werd eerst één bus voorzien van een dieselmotor en in 1949-'50 de rest, behalve één bus die al in 1941 afgeschreven was. Ze werden toen hoofdzakelijk ingezet op lijn K ofwel 22 als kringlijn rond het CS. Daartoe was de helft van de zitplaatsen opgeofferd aan staanplaatsen met een lange horizontale beugel om je vast te houden. U bent vast wel eens met deze bus rond het CS gereden, voor 1 cent of een geldig overstapje... of zwart. De serie bussen eindigde in 1954 op de sloperij.
Foto: J. Voerman via Traminfo.nl
Een beetje kopschuw door het Amerikaanse avontuur zette de GTW alle kaarten op een Nederlands product. Kromhout had inmiddels een chassis ontwikkeld voor bussen, de TB5. Verheul zette er een opbouw op en de GTW kocht 4 series van 8
stuks, de serie 126-157 die in de periode 1937-'41 afgeleverd werden. Ze waren voorzien van een 5-cylinder benzinemotor en werden geleverd in twee typen, een lange met aparte uitstapdeuren als de foto links en een korte versie met alleen voordeuren als de foto hieronder. Een vijftal van deze bussen overleefde de vordering door de Duitsers niet, de overige deden dienst tot afdanking in 1957 tot 1961. Ze deden dienst op de lijnen E, G en H en opnieuw lijn K. De bussen die ná 1957 nog reden deden dat als leswagen of vrachtwagen voor materiaalvervoer.
Foto: GVB via Traminfo.nl
Parallel aan de grote bussen van Kromhout / Verheul had de GTA lichtere bussen
in Noord nodig waar een brug was die de grote bussen niet kon dragen. Dat werd een serie van 19 die eveneens van 1937 tot 1940 geleverd werden. Ze hadden een 4-cylinder benzine- of oliemotor en alleen de eerste 6 werden opgebouwd door Verheul, de rest door Werkspoor. De laatste 8 stonden zelfs op een nog lichter Autocar-chassis (USA). Deze serie van 19 kreeg de wagennummers 35-53. Van de gevorderde bussen keerden er 6 niet terug. De rest reed alleen voor lijn B (met de brug), deed bijzondere ritten of werden verhuurd en 4 bussen stonden jaren voor piet-snot in een hoekje van de garage Aambeeldstraat. In 1952 en '53 kocht de ENHABO er 11 waarvan er drie voor de onderdelen gesloopt werden en de rest dienst deed in de Zaanstreek.
Buiten deze serie kocht de GTA ook nog 5 lichte bussen van Büssing / Verheul die allemaal binnen een jaar gevorderd werden en waarvan er geen enkele terugkwam.
Foto: GVB via Traminfo.nl
Naast de middelgrote en kleine bussen bestelde de GTA
ook 2 reuzenbussen voor 70 of meer passagiers. Ze had de pech dat ze pas in 1943 geleverd werden en meteen gevorderd werden. Men probeerde de bussen te laten onderduiken, wat maar het één bus lukte die echter maanden later alsnog ingepikt werd. In 1945 kwam er maar één terug die tot 1960 op lijn H (Kalfjeslaan) als spitsbus een vaste verschijning was. De bus had twee uitstapdeuren en had als bijzonderheid een conducteur aan boord op een vaste zitplaats tussen de uitstapdeuren. Toen de bus in 1960 buiten dienst gesteld werd stond er 776.000 km op de teller. Er was toen ontzettend veel gesleuteld aan de inrichting, zelfs werd een stel deuren dichtgezet.
Foto: P.H.Kiers via Traminfo.nl
Tot zover de bussen die nog voor de Tweede Wereldoorlog in dienst kwamen en hoe het ze erna verging. In een volgende aflevering de grote series die na de oorlog in dienst kwamen, te beginnen met de 'omvormers' waarbij de kracht van de motor niet via een schakelbak maar door oliedruk op de achteras wordt overgebracht en waarbij de motor onder de vloer verdween.
De Amsterdamse Joffers -1: Lizzy Ansingh
Inleiding
De kunstcriticus Albert Plasschaert komt de eer toe de naam 'De Amsterdamse Joffers' te hebben bedacht voor een groep van acht kunstenaressen die tussen 1868 en 1880 geboren waren en allen gestudeerd hadden aan de Amsterdamse Rijksacademie van Beeldende Kunsten. Ze werden al vriendinnen op de academie en bleven dat de rest van hun leven. Op de foto koningin Juliana op bezoek bij de zeven joffers. Van linksvoor in een cirkel: Coba Surie, Lizzy Ansingh, Jo Bauer, Jannet Cochius, koningin Juliana, Marie van Regteren Altena, Coba Ritsema en Betsy Westendorp. Ans van den Berg was in 1942 overleden.
Foto: ANEFO via Wikipedia
Maria Elisabeth Georgina (Lizzy) Ansingh (1875-1959) was de dochter van apotheker Edzard Ansingh en Clara Theresa Schwarze, dochter van Johann Georg Schwarze, een der oprichters van Arti et Amicitiæ en zuster van Thérèse Schwarze, allemaal kunstschilder. Lizzy had een zuster Threesje die onder het pseudoniem Sorella eveneens naam maakte als kunstschilder en wel de achtste joffer genoemd werd. Van 1894 tot 1897 bezocht Lizzy de Amsterdamse Rijksacademie van Beeldende Kunsten. Daar kreeg ze les van de professoren August Allebé, Nicolaas van der Waay en Carel Dake. Zij had een atelier aan de Herengracht, op de zolder van architectenbureau Baanders en Baanders. Ook zij werd lid van Arti et Amicitiæ maar ook van het Sint Lucasgilde. Zij schreef ook twee gedichtenbundels die zij liet illustreren door mede-joffer Nelly Bodenheim. Dit tweetal ontwierp ook een servies voor de Maastrichtse aardewerkfabriek Société Ceramique met een kort gedichtje naast een illustratie. Lizzy begon met het schilderen van portretten maar brak door met schilderijen van scenes uit een poppenhuis dat zij in 1911 op een veiling gekocht had. Tante Thérèse moedigde haar aan om in die richting door te gaan wat een enorm oeuvre opleverde. Op de foto Lizzy in 1950 (Wikipedia)
Lizzy maakte aanvankelijk ook van haar poppen portretten maar allengs componeerde zij hele scenes die dan weer een verhaal vertelden. Wat ze bedoelde moet dan uit de titels van de werken blijken. Dit links heet 'De Bron Van Het Leven'.
Hieronder een portret dat Thérèse Schwarze van haar lievelingsnicht maakte (Rijksmuseum) en daarnaast een foto van beide dames in 1915 aan het werk in Artis.
Daaronder het werk 'Verdronken Beeldje' met een scene onder water.
Evenmin als de andere joffers heeft Lizzy Ansingh zich ooit aan het verbeelden van haar stad begeven. Het bleef bij feeërieke schilderingen van scenes met haar collectie poppen, zoals het Verzonken Beeldje hierboven.
Na de dood van Lizzy werd o.a. haar poppenhuis in veiling gebracht. Op de foto links de kijkdag (Wikipedia). Het poppenhuis werd uiteindelijk verworven door Museum Arnhem. Na restauratie in 2014 wordt het nu tentoongesteld in Erfgoedcentrum Rozet. Haar schilderijen raakten over de hele wereld verspreid.
YouTube: De dienstmeisjes van Amsterdam
Deze week honderd jaar geleden
Zaterdag 29 september 1923 - Albert Einstein is als speciale gast aanwezig bij een vergadering van de afdeling wis- en natuurkundige wetenschappen der KNAW in het Trippenhuis. Einstein staat als buitenlands lid van de KNAW geregistreerd. De voorzitter, prof. dr. Holleman heet hem van harte welkom. Belangrijkste gebeurtenis is het memoreren van het bereiken van de leeftijd van 70 jaar van de hoogleraren Hendrik Lorenz en Heike Kamerlingh Onnes. Zij zijn nu officieel 'rustend' lid der KNAW. Daverend applaus!
Einstein en Lorenz hebben elkaar vaak ontmoet; bijgaande foto werd twee jaar eerder in Leiden gemaakt.
Einstein schatte het werk van Lorenz zeer hoog in en dat was ook de basis voor zijn relativiteitstheorie. Lorenz ging in 1912 al met vervroegd emiraat om daarna over de wereld te reizen en lezingen te geven of baanbrekend werk voor de Zuiderzeewerken te verrichten.
Kamerlingh Onnes zou in 1924 met emiraat gaan maar zijn gedoodverfde opvolger Johan Kuenen overleed in 1922.
Hij zou alsnog afscheid nemen maar was tot zijn dood in 1926 nog vaak in zijn laboratorium te vinden.
Oude afleveringen
Hieronder weer een keuzemenu naar oude afleveringen van het jaar 2023. De keuze 2014 t/m 2022 leidt naar de laatste aflevering van het betreffende jaar, met onderaan een eigen menu voor dat jaar.