weekblad-logo

week 42-2020

Fotoquiz snelste

De snelste met het juiste antwoord op de foto van vorige week was Jos Mol. De nieuwe opgave komt dan ook van hem. Jos denkt wel dat dit een moeilijke opgave is, maar wilde ook nog de kademuur afsnijden. Daar gingen wij niet in mee, het is zo al moeilijk genoeg.

Waar straat kijken we in?

Oplossingen via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

Dit oorspronkelijke woonhuis Keizersgracht 573-575 werd in 1909 verbouwd (met nieuwe gevel) tot kantoorpand voor de Escomptobank. Die bank werd in 1859 opgericht door Tiedeman en Van Kerchem, twee bankiers die ook aan de basis stonden van de Nillmij en De Nederlanden van 1845. De Escomptobank had zijn hoofdvestiging in Batavia en gaf daar zelfs eigen bankpapier uit. In WOII bleef de bank in Ned.Indië en dat zelfs na de overdracht der soevereiniteit in 1949. In 1958 werd de bank door Indonesië genaast. De Nederlandse tak, die verder ging als de Nedesco Bank, bleef niets anders over dan het beheer van de reserves, maar zelfs die werden door Indonesië opgeëist. Daarover bereikte Nederland pas in 1972 overeenstemming met Indonesië. In 1975 ging de Nedesco bank op in Mees & Hope en uiteindelijk in de ABN. Vandaag is het pand in gebruik bij de GarantiBank. Het is een rijksmonument.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Het pand links is Keizersgracht 569-571. Nr.569 was oorspronkelijk een koetshuis bij Herengracht 470. Nr.571 werd in 1894 verbouwd tot kantoor voor de Spaar- en Credietbanken en nr.569 herbergde van 1904 tot 1914 ook het Koningin Wilhelmina tehuis voor jonge meisjes. Nr. 571 kreeg in 1914 een totaal nieuwe gevel in gotische stijl en nr.569 kreeg in 1923 een daarbij passende gevel. Dit geheel van 569 en 571 werd een kantoor van de firma Proehl en Gutman, agenten van de Dresdner Bank. Er volgt een snelle wisseling van eigenaren/gebruikers waarvan het P.J.Meertens Instituut (van 1969 tot 1998) misschien het meest tot de verbeelding spreekt. Dit is de entourage waarin Voskuil's Het Bureau zich afspeelt.

U vindt op Amsterdamsegrachtenhuizen.info alle nadere informatie over deze panden.

Foto: Amsterdamsegrachtenhuizen.info

Goede oplossingen kwamen van Jos Mol, Ria Scharn, Anneke Huijser, Aschwin Merks, Kees Huyser, Anthony Kolder, Bert Brouwenstijn, Adrie de Koning, Robert Raat, Otto Meyer, Hans Olthof, Arjen Lobach, Dick van der Kroon, Mike Man, Han Mannaert, Ton Brosse,

Fotoquiz: Ton's keuze

De keuzefoto's betreffen locaties buiten de Singelgracht.

Ton Brosse is nog lang niet uitgekeken op torentjes, ruiters en soortgelijke opstanden. Hier weer een selectie; stuur uw antwoord voorover u het object wist te plaatsen. De uitslag gaat weer per foto, dus u hoeft niet alle drie goed te hebben. De vraag is:

Waar bevinden zich deze torens?

Oplossingen graag via deze link

Foto's: Ton Brosse

Oplossing: Ton's keuze

Voor degenen die van de keuzefoto van vorige weke niets wisten te bakken... hier de volledige foto.
We bekijken vanuit een vliegtuig of helikopter naar de bovenkant van de Shell-toren aan het IJ in Noord. Het gebouw werd in 1971 opgeleverd en telt 15 verdiepingen. Het gebouw staat met een punt naar het IJ gekeerd en de constructie bovenop een achtste slag gedraaid weer parallel aan de oever, een opstelling die het gebouw de bijnaam Overhoeks bezorgde. Architect was Arthur Staal.
In 2012 kreeg de toren vier nieuwe eigenaars waarvan er drie hun fortuin in de muziekindustrie gemaakt hadden. Zij bouwden de toren uit tot een multifunctioneel gebouw.

Foto: Freerk de Vos/Stadsarchief Amsterdam
Foto onder: Eric Dix/SAA

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Kees Boas, Ruud van der Sluis, Anthony Kolder, Harry Snijder, Harald Advokaat, Maarten Helle, Bert Brouwenstijn, Ria Scharn, Hans Goedhart, Pieter Klein, Emmanuel Zegeling, Otto Meyer, Jos Mol, Mike Man, Hans van Efferen,

Heeft u ook een opvallende foto gevonden?

Laat ons meegenieten en stuur hem naar de redactie. Vanaf 2020 moet het onderwerp zich juist buiten de Singelgracht bevinden. Wij verwachten wel een niet alledaags beeld dat ook niet-buurtbewoners wel eens op het netvlies kregen. Graag via deze link en alléén via deze link a.u.b. Blijf sturen!

Fotoquiz Wat? Waar?

Deze foto werd anderhalve eeuw geleden gemaakt. Veel zult u hiervan niet meer terugvinden. De vragen zijn:

Hoe heet het water in de voorgrond?
Wat is dat voor een complex gebouwtjes met al die tierlantijntjes?
Aan welke straat staat/stond het grote huis rechts in de achtergrond?

Laat het ons weten via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

Deze foto maakte Jan Vorderhake in 1880 van de Meel- en Broodfabriek Holland aan de Zoutkeetsgracht. Over de gracht ligt een houten ophaalbrug (#317) die Petemayenbrug genoemd wordt. De foto werd gemaakt vanaf de Westerdoksdijk dus het tussenliggende water is het Westerdok.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

In 1985 kwam de kopie van de houten Petemayenbrug als laatste van de drie bruggen naar het Realeneiland gereed. De nieuw ontworpen Drieharingenbrug (#320) in 1983 als eerste en in 1984 de Zandhoeksbrug (#316), eveneens een kopie van de oudste houten ophaalbrug.

 

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Ria Scharn, Ruud Fontijn, Arjen Lobach, Kees Huyser, Louis Olivier, Anneke Huijser, Anthony Kolder, Robert Raat, Harry Snijder, Jos Mol, Mike Man, Aschwin Merks, Otto Meyer, Han Mannaert, Ton Brosse, Hans van Efferen,

Met de camera op pad...

Weer zo'n oudje en ook deze is anderhalve eeuw oud. De vraag is:

Waar is dit?

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Foto van vorige week

 

Gaston Braun maakte deze foto in 1868 van de Brouwersgracht. In het verlengde van de gracht is vaag een molen te herkennen die door een enkele deelnemer nog als molen De Kraai werd aangeduid.
De tweede vraag ging over de brug waar we tegenaan kijken en die Papiermolensluis heet. Deze keer is het niet spraakgebruik dat een stenen brug 'sluis' genoemd wordt, hier heeft echt een sluis gelegen, de Grote Brouwerssluis, vandaar dat de brug maar één boog heeft.
De Lekkeresluis kwam ook langs maar die ligt over de Prinsengracht.
Het achter die Lekkeresluis staande café Papeneiland was voor velen de clou.

 

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Anneke Huijser, Ruud Fontijn, Kees Boas, Ria Scharn, Anthony Kolder, Robert Raat, Jan Snijders, Harry Snijder, Han Mannaert, Hans Olthof, Jos Mol, Aschwin Merks, Adrie de Koning, Otto Meyer, Mike Man, Ton Brosse, Hans van Efferen,

Hulp gevraagd...

 

Opnieuw een niet/gelokaliseerde foto in de Beeldbank en opnieuw is de vraag waar deze foto gemaakt werd. Gezien de breedte van de straat is dit een van de betere buurten die in het laatste kwart van de 19de eeuw buiten de Singelgracht tot stand kwamen. Wij vinden dit soort afwisseling in twee en drie woonlagen bijvoorbeeld in de 1e Van Campenstraat. Maar niet met de balkonnetjes.

Waar is dit?

U kunt de foto weer klikken voor een grotere afbeelding in de Beeldbank.

Laat het ons weten via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Hulp gevraagd... maar niet gekregen

De deelnemers die reageerden waren het er unaniem over eens dat dit waarschijnlijk niet in Amsterdam te vinden is/was. Dit wordt er weer eentje voor Zoekplaatjes.nl.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Hulp kwam niet

Amsterdams havenkwartier

Heel lang geleden namen wij al eens een link op naar dit fimpje over het Amsterdamse havenkwartier.

Klik de afbeelding om te starten.

redactioneel

Amsterdam wordt bedevaartsoord

Vraag een willekeurige Amsterdammer wat zijn stad groot heeft gemaakt en het antwoord zal iets van VOC, handel of scheepvaart zijn. Allemaal óók waar maar de basis werd in de 14de eeuw gelegd door het mirakel van de reislustige hostie. Het gebeurde allemaal op 15 maart 1345 en u heeft dat al zo vaak gehoord dat we het hier niet hoeven te herhalen. Voor Amsterdam was de betekenis van het mirakel groot. Het gebeuren werd aan diverse hoven door troubadours bezongen en de stad werd al snel een belangrijk bedevaartsoord. Duizenden pelgrims, waaronder de Habsburgse keizers Karel V en Maximiliaan, kwamen van heinde en verre via Amstelveen of Sloten, de Overtoom en Heilige Weg naar de Heilige Stede. Zij liepen daar in processies mee en namen pelgrimstekens (bijv. dat links) mee naar huis.
Nog datzelfde jaar werd begonnen met de bouw van een kapel rond de vuurplaats van de woning van de zieke Amsterdammer. D.w.z. dat de zwartgeblakerde achterwand van de vuurplaats onderdeel werd van de kapel. Het was niet de eerste kapel buiten de Oude Kerk (de kapel van het Onze Lieve Vrouwe gasthuis was er eerder) maar ze werd wel de belangrijkste. Eeuwenlang is er aan deze 'Heilige Stede' verbouwd en aangebouwd. Het wonder herhaalde zich tijdens beide grote stadsbranden (1425 en 1452) waarbij de hostie onbeschadigd bleef.

Afb: Pelgrimsinsigne met het Mirakel van Amsterdam uitgebeeld

Tweemaal per jaar werd het Heilig Sacrament in processie door de stad gedragen (sinds 1495 in de links afgebeelde hostiedoos). Dat was - samen met vele andere steden in Europa - op Sacramentsdag, de tweede donderdag na Pinksteren (tegenwoordig op de zondag daarna) en de tweede keer op de woensdag na Gregoriusdag (12 maart). De datum van het 'hostiewonder' 15/3 was de directe aanleiding voor de processie. De eerste pelgrims deden reeds in 1346 Amsterdam aan. Het mirakel werd gepresenteerd als een Amsterdams wonder en de stad had er geen enkele moeite mee, want iedereen voer er wel bij. De route was traditioneel steeds dezelfde: van de ingang van de Heilige Stede noordwaarts de Kalverstraat op en via de Dam ook nog de Nieuwendijk tot de Ramskooi. Daar rechtsaf over de Nieuwe Brug naar de Oude Zijde en via de Nieuwebrugsteeg tot de Warmoesstraat. Daar rechtsaf, door naar de Nes tot de Langebrugsteeg. Daar weer rechtsaf de Langebrug over en door de Taksteeg terug naar de Kalverstraat. In de Kalverstraat werd een rondje rond de Heilige Stede gemaakt via de Enge Kapelsteeg, Rokin en Wijde Kapelsteeg terug naar de ingang van de Heilige Stede. Antoon Derkinderen maakte in de 19de eeuw in de Begijnhofkerk een schildering die daaraan herinnert (zie onder).

Afb: de hostiedoos (1495) die in processie meegedragen werd en waar de miraculeuze hostie in bewaard werd

Hoe zag Amsterdam er uit in 1345? In 1300 woonden er 1000 zielen en in 1400 zo'n 3000, wat in 1345 neerkomt op net 1500 mannen, vrouwen en kinderen. Het schematisch kaartje links laat zien dat die aan de rivierdijken langs de Amstel woonden. Die zijn vandaag nog als straten in de stad te herkennen: Kalverstraat - Nieuwendijk en Nes - Warmoesstraat en alle dwars daarop lopende zijstraten. De nieuwe en Oudezijds Voorburgwallen waren vestgrachten waarbinnen aarden wallen met palissaden bescherming boden tegen vijandelijkheden van buiten af. Op de rivierdijken bewaakten drie poorten de toegang tot de stad: de Bindwijkerpoort (Kalverstraat, op de Osjessluis), een niet met name overgeleverde poort (waarschijnlijk alleen een hek) op de Nieuwendijk (Windmolenzijde bij de Nieuwezijds Armsteeg) en de St.Olofspoort op de Warmoesstraat. De Nes liep dood op de Grimburgwal, daarbuiten was onbewoonbaar moeras. Het belangrijkste exportmiddel was zelf vervaardigde zuivel, het belangrijkste volksvoedsel zelf gevangen haring en verder verdiende men zijn geld met goederen voor anderen van A naar B te brengen, met zeescheepjes in kustvaart en met binnenvaartschepen door het binnenland.

Het veelgeroemde biertol dat de stad door de Hollandse graaf toebedeeld werd, bracht vooral werk maar weinig verdiensten. De tolgelden werd linea recta afgedragen en meer dan de helft van de schepen, die verplicht in één van de Zuiderzeesteden aanmeerden die als tolplaats voor buitenlands bier aangewezen waren, voeren zonder uitgeladen te hebben door naar hun bestemming. De rest werd overgeladen op binnenvaartschepen en dat was voor wat Amsterdam aangaat de opsteker. Het was wel zo dat Amsterdam dit biertol tot een waar monopolie wist uit te bouwen, iets dat in de hand gewerkt werd doordat de stad zowel een zeehaven was als aan binnenlandse vaarverbindingen lag.
In 1345 was Amsterdam net opnieuw in zijn stadsrechten hersteld, nadat die in 1302 waren afgenomen als straf voor ontrouw aan de Hollandse graaf. Amsterdam werd pas in 1367 lid van het Hanzeverbond en in diezelfde tijd vonden Amsterdamse schepen - in navolging van andere Hollandse en IJsselsteden - de weg om Denemarken naar de Oostzee. Dat is de geboorte van de moedernegotie en het begin van Amsterdam als handelsmacht.

Afb: Schoolplaat met Middeleeuwse kogge voor de wal

Deze omstandige schets van het Middeleeuwse Amsterdam was om duidelijk te maken dat de inkomsten door duizenden pelgrims die de stad aandeden zeer welkom waren. De inkomsten door souvenirverkoop (pelgrimsinsignes), onderkomen- en voedselverschaffing vloeiden direct naar de bevolking en de gasthuizen, zonder door heersers van buiten de stad afgeroomd te worden. Het waren deze inkomsten die het de stad mogelijk maakte in 1362 twee oorlogsschepen uit te rusten en met het Hanzeverbond mee ten strijde te trekken tegen de Deense koning Waldemar IV. Door deze actie mocht Amsterdam lid worden van het Hanzeverbond. Pas door dit lidmaatschap mocht Amsterdam met zelf gebouwde schepen met andere Hanzesteden (o.a. aan de Oostzee) handel drijven. De schepen voeren uit met exportwaren, nog steeds zuivel maar op den duur ook zelf gebrouwen hopbier in concurrentie met het Hamburgse bier. De retourvrachten varieerden, maar vooral veel graan en veel (bouw)hout.
Conclusie: Amsterdam dankt zijn snelle ontwikkeling en welvaart in eerste instantie aan de pelgrimage van 1345 tot 1578.

Afb: Processievaandel uit 1555 in bezit Begijnhofkerk

Bade Anstalt in het Rokin

Op 27 juni 1844 stond de volgende aankondiging in het Algemeen Handelsblad: "De ondergeteekende heeft de eer te berigten, dat zijne badinrichting in het Rokin bij de Doelensluis, op Vrijdag den 28sten Junij 1844 geopend wordt, en daarin dagelijks gelegenheid is tot het gebruik van warme en koude baden van IJwater, van af zes ure des morgens tot elf ure des avonds, kunnende men van een zindelijke bediening verzekerd zijn. G.H. de Veer". Een drijvend badhuis maar niet gebruikmakend van het water van het Rokin. IJwater betekende toen zout water en het werd in schuiten aangevoerd. Het jaar erop opnieuw een aankondiging, dat er nu douches-baden genoten konden worden, een nieuwigheid. De onderneming bleek redelijk succesvol en in 1859 trad een compagnon aan. Het sortiment baden werd flink uitgebreid met dennenaalden-, moederloog-, zwavel-, stuif- en regenbaden. De prijs voor een gewoon warm of stortbad was ƒ0,50.

Ook al voorzag het badhuis in een behoefte, het drijvende geval was voor velen ook een storende aanblik in het Rokin. De ondernemer had op het gebouwtje reclameborden laten aanbrengen die het geheel nog storender maakten.
Het gemiddelde hotel of logement had eind 19de eeuw nog geen badkamers of slechts één per verdieping. Het Doelenhotel had een badhuis tegenover het hotel laten bouwen maar Het Rondeel had geen mogelijkheden. De directie had het lumineuze idee zijn gasten te adviseren gebruik te maken van het drijvende badhuis in het Rokin. Uit een advertentie van 11 september 1896 blijkt er een nieuwe eigenaar te zijn die zich beleefd aanbeval: J. Gerber. Hij claimde al 30 jaar in het badhuis werkzaam te zijn; hij handhaafde nog steeds dezelfde prijzen en introduceerde zelfs een 12 -rittenkaart voor ƒ4,80.

Het commentaar op de lelijke drijvende keet in het Rokin werd luider en luider en in 1899 bij het aflopen van de pacht wilde de stad die niet verlengen. Volgens hen waren er in de stad inmiddels betere inrichtingen verschenen en had het badhuis geen meerwaarde meer. Hij kreeg echter tot 1 december 1900 de tijd om het gevaarte te verwijderen. De eigenaar diende een verzoekschrift in en beloofd de reclames te verwijderen. Na behandeling van het verzoekschrift in de Raad werd de verwijdering echter met 24 tegen 9 stemmen weggestemd en het badhuis mocht blijven. Pas in 1914 verdween het.

NEMO in de dop

Kent u de achtergrond van het techniek-museum NEMO? Een retorische vraag, want u kent zonder twijfel het NINT in de Tolstraat dat daarvoor tot 1983 aan de Rozengracht was ondergebracht. Daar was het in 1952 heropend in twee leegstaande scholen aan de Marnixstraat, hoek Rozengracht. Maar de geschiedenis van het museum gaat verder terug, tot 1923 toen de kunstschilder Herman Heijenbrock (1870-1948) zijn collectie schilderijen en pastels van industriële processen in het Museum van den Arbeid ondergebracht, aangevuld met de producten die, zoals weergegeven op de kunstwerken vervaardigd waren. De voorwerpen werden uitgestald op de zolder van het Veiligheidsmuseum aan de Hobbemastraat, dankzij de directeur van dat museum, Ir.R.A.Gorter. De uitstalling heeft daar gestaan tot 1928. Toen was de collectie zozeer uitgebreid dat er meer ruimte nodig was, die aan de Rozengracht 224 gevonden werd, een leegstaande school.

Foto links: Veiligheidsmuseum - portret rechts: zelfportret Heijenbrock

Na de Tweede Wereldoorlog krabbelde het museum langzaam op en in 1953 besloot de vereniging 'Museum van den Arbeid' tot een koerswisseling en tevens een naamswisseling. Het werd het Nederlands Instituut voor Nijverheid en Techniek: NINT. Behalve giften vanuit het bedrijfsleven kreeg het museum nu ook subsidie van het Rijk. Behalve vaste opstellingen konden nu ook thematische tentoonstelling worden georganiseerd, vaak met medewerking van bedrijven zoals DAF. In 1983 was het museum uit de locatie gegroeid en het gebouw ook in zeer slechte staat. De gemeente Amsterdam renoveerde de diamantslijperij van Asscher in de Tolstraat en ruimde een groot deel daarvan in voor het museum.
In de Tolstraat begon al weer een nieuwe richting voor het museum, als testplaats voor leergierige jongeren. Dat is in het NEMO uitgegroeid tot een waar technologie-pretpark.

Foto: de Arbeiderspers/AD/SAA

Meteen na het vertrek werden de twee scholen aan de Marnixstraat gesloopt. Daarbij kwam een verrassing aan het licht. Een muur van een der scholen stond gefundeerd op een muurfragment van bastion Rijk en niet op palen. Er werd nog wel onderzoek gedaan naar de muur maar daar zijn geen bijzonderheden uit bekend geworden.

Denkt u hier nog eens aan als u dat futuristische museum in het Oosterdok ziet?

 

Alle afbeeldingen komen uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam, tenzij anders aangegeven.

Column: Poppenhuis

ee, niet dat soort poppenhuis waar u meteen aan dacht. Ik bedoel het Poppenhuis op de Kloveniers van Joan Poppen. Dat was zo’n  nieuw-rijke Amsterdammer, kleinzoon van een straatarme Duitse immigrant die in 1568 naar Amsterdam kwam. Een Duitser die in Amsterdam z’n geluk kwam zoeken werd ‘poep’ genoemd. Duitsland was immers Poepenland?  Van Jan weten we dat hij Poppe als nieuwe naam aannam, een verbastering van het scheldwoord poep dat net iets minder denigrerend was dan ‘mof’.
Jan kreeg een baantje als bediende bij korenkoopman Hans Simonsz den Oude die In ‘De Griffioen’ woonde, Warmoesstraat, hoek Guldehandsteeg. Hij trouwde Lijsbeth, de dochter van haringkoopman Pieter Simonsz ‘in den Haringh’ die uiteraard op de Nieuwendijk vlakbij de Haringpakkerij woonde. Het paar nam zijn intrek bij Hans Simonsz en daar zag Jan hoe het klappen van de zweep werkte. Hij werd zelf ook koopman, zo liet hij zich tenminste in 1579 inschrijven. Hij verhuisde naar de andere kant van de Warmoesstraat, maar dat was hem niet sjiek genoeg en verhuisde rond 1600 naar ‘De Gulden Steur’ op de Zeedijk. Jan was immers geboren in een dorp aan de rivier Stöhr in Holstein. In 1795 komen we Jan Poppe nog eens tegen als medeoprichter van de Compagnie van Verre waarmee hij een fortuin verdiende. We weten allemaal dat die compagnie in 1602 opging in de VOC waarvan Jan een der eerste bewindvoerders was. Jan kocht  in 1593 in de nieuwe stadsuitleg een aantal percelen en bouwde er een nieuw huis dat hij opnieuw De Gulden Steur noemde. Het uithangbord nam hij van de Zeedijk mee. Een opgemaakt bedje voor al zijn nakomelingen, zou je zeggen.
Jan kreeg een zoon Jacob die zich nu Poppen (met ‘n’, zoon van Poppe) liet noemen. Hij trouwde in een regentenfamilie (Geelvinck), werd in de Vroedschap benoemd  en schopte het drie maal tot burgemeester. Hij had tientallen baantjes die bij zijn status hoorden en bouwde het familiekapitaal danig uit zodat hij op enig moment de rijkste Amsterdammer was. Hij investeerde grote sommen aan de droogmaking van de Beemster, wat opnieuw een prima investering bleek. Politiek had hij op het verkeerde paard gewed en 1618 werd hij met een grote groep Raden door prins Maurits afgezet. Hij stierf betrekkelijk vroeg, nog geen 50 jaar oud, en zijn beide kinderen Elisabeth en Joan erfden beide ongeveer een miljoen gulden.

Joan Poppen is de man waar we naar toe wilden. Hij hoefde niet eens te proberen weer tot de regerende burgers door te dringen, want hij trouwde een katholieke vrouw en werd zelf ook katholiek. De kans op baantjes was daarmee verkeken, wat Joan niet deerde. Hij gaf architect Philips Vingboons opdracht een groot woonhuis aan de Kloveniersburgwal te bouwen, een huis dat er nog steeds staat en u op nummer 95 kunt vinden. Het oude huis van Jan Poppen werd verbouwd en gedeeltelijk afgebroken. Het werd een enorm huis met zelfs een kapel binnen de muren. Joan was zo’n rijke Amsterdammer die er naast hun stadshuis een buitenhuis bezaten, aan de Vecht in dit geval. Als de familie daar verbleef reed Joan elke dag naar Amsterdam in een koets waar iedere dag een ander span paarden voor stond: op maandag zwarte, op dinsdag bruine paarden, op woensdag appelschimmels, op donderdag vossen en op vrijdag blessen.
Het huis aan de Kloveniersburgwal werd in 1642 opgeleverd en had een dubbele stoep die nu verdwenen is. De voorgevel is van Bentheimer steen en de pilasters van de Korinthische orde. Het fronton toonde een alliance van het familiewapen van de familie Poppen, een zwemmende steur, en dat van zijn echtgenote, twee hanen. Zelfs de achtergevel is helemaal van hardsteen en net zo rijk versierd als de voorgevel. “Geld speelde geen rol”. Hij was zelfs breder dan de voorgevel omdat het huis zich om een buurman vouwde. De tuin was zo diep dat het huis een achteruitgang op de Groenburgwal had, en situatie die nu gesplitst is.

Erg veel plezier heeft Joan Poppen niet van zijn kostelijke huis gehad. Ook hij overleed erg jong, in 1654. Het huis kwam in 1659 in de verkoop en werd voor ƒ60.000 eigendom van de familie Cromhout, die u misschien kent van de Cromhout-huizen, ook al zo’n beeldschone serie van vier huizen aan de Herengracht en ook van de hand van Philips Vingboons. Latere bewoners, wie weten we niet, lieten de wapens uit het fronton weghakken en vervingen ze door eigen wapens.
In 1892 bleek dat de Kloveniersburgwal geen sjieke buurt meer was en het pand kwam in handen van een tabaksfirma die het als kantoor en opslag gebruikte. In 1903 verkocht die firma het aan de vereniging H. Vincentius à Paulo die het binnen verbouwde en er een school in vestigde. Bij die verbouwing sneuvelde ook de hoge dubbele stoep. Het huis staat nog steeds te boek als het “Poppenhuis” ook al wilde de vereniging er graag het Vincentiushuis van maken. Vandaag huist er van alles en nog wat in het gebouw.

Deze week honderd jaar geleden

Dinsdag 19 oktober 1920 - In de Tweede Kamer beantwoorden de ministers van Binnenlandse Zaken en van Financiën vragen betrekking hebbend op de behandeling van het wetsontwerp dat het Amsterdam mogelijk moet maken delen van de gemeenten Westzaan, Zaandam, Oostzaan, Diemen, Ouder-Amstel en Nieuwer-Amstel, een gedeelte van het open IJ en de Zuiderzee, benevens de hele gemeenten Buiksloot, Nieuwendam, Ransdorp, Watergraafsmeer en Sloten te annexeren. Beide ministers zijn van mening dat het verzoek van Amsterdam terecht is, wil die stad kunnen doorontwikkelen tot centrum van handel en groot-industrie. Met name de ontwikkeling van een luchthaven en uitbreiding van het havenareaal zijn van groot belang. Bezwaren van Sloten en Watergraafsmeer worden verworpen omdat die gemeenten te klein zijn om zelfstandig te blijven functioneren. Dat geldt niet voor Diemen, dat slechts voor een klein gedeelte geannexeerd mag worden.
Het eenvoudigst is de annexatie van de plattelandsgemeenten benoorden het IJ. Die hebben uitdrukkelijk verzocht om geannexeerd te mogen worden en dat ging Amsterdam nu juist iets te ver. Om deze gemeenten hun plattelandskarakter te laten behouden is zelfs een nieuw artikel in het wetsontwerp opgenomen. U hoort binnenkort meer hierover!

Kaart PW 1920 / Stadsarchief Amsterdam

Donderdag 21 oktober 1920 - De Nederlandsche Unie voor Vrouwenbelangen heeft de Nederlandsche Spoorwegen verzocht om meer vrouwencoupé's (sinds 1874) in te richten, niet alleen in de 3e klasse maar ook in de 1e en 2e klasse. Bovendien zou de mededeling dat bewuste coupé gereserveerd is voor vrouwen van een meer permanente soort moeten zijn en stevig bevestigd zodat het niet kan worden verwijderd. Gezien de foto links uit 1937 (Libelle) krijgen de dames op enig moment hun zin.

Foto's: Libelle/Langs de rails

Oude afleveringen

Hieronder weer een keuzemenu naar oude afleveringen van het jaar 2020. De keuze 2014 t/m 2019 leidt naar de laatste aflevering van het betreffende jaar, met onderaan een eigen menu voor dat jaar.

2014 2015 2016 2017 2018 2019 wk01 wk02 wk03 wk04 wk05 wk06
wk07 wk08 wk09 wk10 wk11 wk12 wk13 wk14 wk15 wk16 wk17 wk18
wk19 wk20 wk21 wk22 wk23 wk24 wk25 wk26 wk27 wk28 wk29 wk30
wk31 wk32 wk33 wk34 wk35 wk36 wk37 wk38 wk39 wk40 wk41 wk42
 

Aanmelden voor deze digitale uitgave    -    Afmelden voor deze digitale uitgave