weekblad-logo

week 16-2020

Fotoquiz snelste

De snelste met het juiste antwoord op de foto van vorige week was Hans van Efferen. Hij verzuimde te reageren op de uitnodiging een nieuwe opgave te bedenken. Daarom komt de nieuwe opgave van Jos Mol, nummer twee. Eerlijk gezegd wordt het komende week niet beter. Ook hiervan staat geen steen meer op de andere. Daarom deze keer een hint erbij: Jos zou deze foto wel eens tegengekomen kunnen zijn bij het zoeken naar een andere opgave niet lang geleden.
De vraag is:

Welke steeg is dit?

Oplossingen via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

Deze foto van vóór 1875 (er liggen nog geen tramrails in de straat) toont een stukje Leidsestraat waarvan inderdaad niets meer overeind staat. Het gaat om het blok tussen Prinsengracht en Lange Leidsedwarsstraat. Nummer 87 links is nog in de 19de eeuw vervangen en herbergt nu een souvenirwinkel. De nummers 89-91-93 zijn vervangen door een groot winkelpand waar nu op de eerste verdieping het Vietnamese restaurant Saigon is gevestigd. MacDonalds op de parterre is verdwenen en daar zit nu de Body Shop en een pizzeria in. Het kan verkeren... té moeilijk voor deze quiz.

Foto's: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Hans van Efferen, Jos Mol, Mike Man,

Fotoquiz: Ton's keuze

Deze keuzefoto betreft een locatie buiten de Singelgracht.

Ton Brosse was weer eens op jacht naar bijzondere architectonische ornamenten. Hij zal nog even wachten met de foto op eigen website te publiceren zodat u daar niet hoeft te zoeken naar antwoorden.

Op welk adres is dit uurwerk te vinden?

Oplossingen graag via deze link

Foto: © Ton Brosse

Oplossing: Paul's keuze

Dit was een plaat waar best het nodige zoekwerk aan vast zat. Dat op de voorgrond nog net de bovenkant van twee van de drie gashouders in beeld kwamen, heeft aanzienlijk geholpen. De fotograaf keek dus over de Haarlemmerweg en -vaart naar de zuidkant met de nodige industrie. De enkele schoorsteen hoorde bij het pompstation van de Waterleiding dat daar gebouwd was on de duinwaterleiding het laatste zetje te geven richting stad. De drie schoorstenen hoorden bij de elektriciteitscentrale van de particuliere maatschappij Electra.

Foto's: Stadsarchief Amsterdam

Electra was de eerste particuliere maatschappij die stroom leverde aan bedrijven en instellingen. Daarvoor waren alleen centrales neergezet voor eigen gebruik, zelfs de gemeentelijke centrale op de Brouwersgracht die alleen voor de eerste elektrische trams bedoeld was. In 1904 opende op de Hoogte Kadijk een centrale voor huishoudelijk gebruik. De gemeente kocht Electra uit, maar kon niets met centrale en het door hen aangelegde net omdat dat een totaal afwijkend systeem en voltage gebruikte. In de fabriek van Electra vestigde de Gemeente een lompenmagazijn en later een wasserij van de WSBZ.

Goede oplossingen kwamen van Kees Huyser, Arjen Lobach, Anneke Huijser, Fons Baede, Ria Scharn, Maarten Helle, Harry Snijder, Hans Olthof, Mike Man, Han Mannaert, Jos Mol, Robert Raat, Hans van Efferen, Ton Brosse, Otto Meyer, Anthony Kolder,

Heeft u ook een opvallende foto gevonden?

Laat ons meegenieten en stuur hem naar de redactie. Vanaf 2020 moet het onderwerp zich juist buiten de Singelgracht bevinden. Wij verwachten wel een niet alledaags beeld dat ook niet-buurtbewoners wel eens op het netvlies kregen. Graag via deze link en alléén via deze link a.u.b. Blijf sturen!

Fotoquiz Wat? Waar?

Een heel vroege stereofoto. Een heel herkenbaar element op de foto krijgt u er gratis bij. Het gaat echter om het duiden van andere elementen die vandaag totaal verdwenen zijn.

Waar is dit?
Waartoe diende het houten gebouwtje in het midden van de foto?
Wat is dat voor een weg of pad in de voorgrond?

Laat het ons weten via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

De slimmeriken namen een spiegel ter hand, bekeken de tekst op de dakreclame en lazen dat dit de Nieuwe Karseboom was. Dan nog even zoeken waar een etablissement van die naam was en dat was maar op één locatie: Rembrandtplein, hoek Amstelstraat. Dit café-restaurant was hier rond 1900 op deze hoek neergestreken en draaide zó goed dat het ene na het andere buurhuis opgekocht werd met als klapstuk in 1904 zelfs de Salon des Variétés. In 1909 werd dat hele complex (foto links onder) afgebroken en vervangen door het gebouw van de foto hier rechtsonder. De Nieuwe Karseboom onderscheidde zich van andere cafés op het plein door het onafscheidelijke strijkje. Onder verschillende namen bleef dit een goed lopende horecagelegenheid tot in 1949 er een woninginrichter, annex textielzaak in trok. In 1976 is dit gebouw met zijn kenmerkende 'beschuittorentjes' afgebroken en vervangen door een betonnen doos.

Foto's: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Anneke Huijser, Carol de Vries, Kees Huyser, Arjen Lobach, Robert Raat, Hans Goedhart, Ria Scharn, Jos Mol, Adrie de Koning, Maarten Helle, Han Mannaert, Mike Man, Hans Olthof, Otto Meyer, Hans van Efferen, Ton Brosse, Anthony Kolder,

Met de camera op pad...

Een miserabele scan uit een tijdschrift, maar te leuk om niet te gebruiken. Alle zichtbare bebouwing staat er nog steeds. De vraag is:

Welke brug is dit?

Oplossingen graag via deze link

Foto: pinterest

Foto van vorige week

Als u net als uw webmaster in zijn jonge jaren hier elke week minstens één keer langs gelopen bent, wil deze straat met het hoekpand met de kenmerkende boogramen wel blijven hangen. Dat was destijds een handwerk-/handenarbeid-/hobbywinkel waarvan er in Amsterdam toen nog weinig waren. Het pand stond op de hoek van Herengracht en Huidenstraat, één van de 9 straatjes. Hieronder nog een foto met meer omgeving.

Briefkaart: collectie DvdK

Het pand is in 1903-'04 gebouwd door de Gebroeders Van Gendt voor J. Sinderam-Ras die in Slöjd-middelen handelde. Slöjd is een Zweeds onderwijssysteem voor handenarbeid dat de handvaardigheid bevorderde voor kunst- en industrieel onderwijs en technisch onderwijs.
Later is het sortiment aangevuld met speelgoed, gezelschapsspellen en spullen voor modelbouw.

De bovenverdiepingen bevatten verhuurde woningen. Het pand is vandaag een gemeentelijk monument.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Anneke Huijser, Carol de Vries, Cor van Duinen, Arjen Lobach, Kees Huyser, Ria Scharn, Jos Mol, Han Mannaert, Berry Feith, Maarten Helle, Harry Snijder, Adrie de Koning, Mike Man, Paul Graalman, Hans Olthof, Otto Meyer, Robert Raat, Hans van Efferen,

Hulp gevraagd...

Deze steen werd gefotografeerd op de monumentenwerf op Uilenburg. De voorstelling is niet met zekerheid te duiden maar de redactie is van mening dat dit een steenbakker voorstelt die een vorm met klei vult. Om nog even zeker te zijn dat de kijker op het goede spoor blijft, staat rechts óf een gemetseld muurtje óf een gestapelde berg gevormde stenen om straks te bakken. Bakstenen werden in dorpen en kleine steden ter plaatse gebakken door een holle stapel stenen af te dekken en inwendig een vuur te stoken.
Lees meer over veldbrand en brikkebekkers...

Weet u meer over deze gevelsteen? Laat het ons weten via deze link

redactioneel

Deze week 300 jaar geleden...

Het Pakhuis Oostenburg, 300 jaar bewogen geschiedenis -1

De VOC op Oostenburg
Van de rijke VOC geschiedenis op het eiland Oostenburg resten ons nog twee gebouwen: het mooie kopgebouw van de lijnbaan aan de Oostenburgergracht en het uit 1720 daterende Nieuwe Magazijn, nu bekend als Pakhuis Oostenburg.
Op 18 april 2020 is het 300 jaar geleden dat de eerste steen van het Nieuwe Magazijn werd gelegd, Het staat er nog altijd te midden van de Oostenburgse nieuwbouw en met duidelijke littekens van een bewogen geschiedenis.
Na de snelle groei tijdens de eerste halve eeuw van haar bestaan was de VOC de werf en pakhuizen op Rapenburg ontgroeid. Rond 1660 kreeg de VOC het nieuw aangeplempte eiland Oostenburg toegewezen, waarvoor een stedenbouwkundig plan werd gemaakt en uitgevoerd. Hierdoor werd Oostenburg een complex van vijf kleine eilanden, waarop de verschillende voor de werf essentiële functies werden ondergebracht.
In 1663 al liep het eerste schip van de helling van de nieuwe Oostenburgse Compagnies werf en in 1664 was ook het immense eiland-brede Oost-Indisch Zeemagazijn van stadsbouwmeester Daniel Stalpaert gereed.

Fig. 1 Besluit op 27 september 1719 van de Heren Zeventien tot bouw van vier Pakhuizen

Het Nieuwe Pakhuis
In de 2e helft van de 17e eeuw breidde de VOC haar belangen in Azië enorm uit, vaak op gewelddadige wijze, waarop ook toen soms al kritiek klonk. Hoe dan ook, de aanvoer van handelswaar was zo groot dat rond 1700 zelfs het grote Magazijn te klein werd. Aan de vergadering te Amsterdam van de Heren Zeventien op 27 september 1719 meldden de Heren Gecommitteerden van de kamer van Amsterdam dat ze genoodzaakt waren “door de retouren die ’s  jaarlijks vermeerderde” enige pakhuizen te huren tegen zeer hoge kosten en met het risico van schade “door brand off ander onverhoopt toeval”. Ze krijgen toestemming om, op een terrein vlak bij het grote Magazijn, vier pakhuizen te “timmeren” volgens een aan de vergadering voorgelegd plan dat helaas niet bewaard is gebleven. De totale kosten worden geschat op fl. 100.000.

Het plan voor de vier pakhuizen was bijzonder. Het geheel bestond uit twee parallelle groepen van elk twee tegen elkaar aangebouwde pakhuizen. Deze twee groepen werden onderling verbonden aan vóór- en achterzijde door dwarsverbindingen. Het geheel werd daardoor een vierkant magazijn van 40x40 m2 rond een open binnenplaats. De structuur is het best te zien op een doorsneetekening uit 1822 (fig. 5).
Na verkregen toestemming van de Heren Zeventien ging de Kamer Amsterdam voortvarend aan het werk. Al op 18 april 1720, nu 300 jaar geleden, werd de eerste steen gelegd door vier jonge zonen van bewindhebbers van de VOC. Ieder van de vier kreeg vermoedelijk een zilveren troffel ter herinnering. De eerste steen is niet bewaard gebleven, maar wel een van de vier troffels, op naam van de achtjarige Dirck Sautijn. De troffel (fig. 2) is nu in bruikleen bij het Amsterdam Museum. Het opschrift luidt:
Dirck Sautijn heeft geleyt de eerste steen aant Nieuwe Magazijn van de Oostindise Compagni opt oost ent van Oostenburg op Donderdag den 18e April 1720”.
Fig. 2 Zilveren troffel ter gelegenheid van eerste steen legging (Amsterdam Museum)

Wie de bouwmeester van het Nieuwe Magazijn is, is niet zeker. Genoemd wordt Joost Borsman, die van 1707 tot 1722 Stadsmeestermetselaar van Amsterdam was. De oudste afbeelding van het Nieuwe Magazijn is van 1723 in het merkwaardige boek “’s Waerelts Koopslot, of de Amsterdamse Beurs”, een lang dichtwerk waartussen beschrijvingen en tekeningen van Amsterdamse gebouwen.

Fig. 3 Oudste tekening (1723) van het Nieuwe Magazijn (Roelant van Leuven)

De schrijver Roelant van Leuven rijmelt daar:
Welaan, bezie met ernst dan Compagnies Paleyzen,
’t Zy daar het Arsenaal zoo Vorstelijk zich verheft,
En spiegelt in het Y, of dat gy het beseft
Aan ’t Swaare Pakhuis, korts daar by eerst trots gebouwen,
Of ’t Huis zelfs, daar de Magt en Raad in werd gehouwen, “ enz.

En als toelichting op ’t Swaare Pakhuis voegt hij er aan toe:
In ’t jaar 1720 bouwde de Oost Indische Compagnie kort bij het gemelde Magazyn op Oostenburg, een zeer treffelijk Pakhuis van ongelovelijke dikke muuren, bekwaam eeuwen te staan. Zie d’afbeelding hier nevens.”

Het Swaare Pakhuis noemt hij het, met muren inderdaad van zo’n 60-70 cm. dikte. Opmerkelijk op de afbeelding zijn ook de twee huisjes direct naast het Nieuwe Magazijn. De VOC koopt deze huisjes in 1722, omdat ze een risico vormen voor het Magazijn en de daarin opgeslagen waren “door brand of andere onordentelijkheden”.

Het Nieuwe Magazijn werd gebruikt voor de opslag van metalen, tin en de tin-lood legering die speauter wordt genoemd, verder koffie, suiker en katoenen garens, en op de open binnenplaats lag verfhout, hout waarvan na te zijn geraspt kleurstoffen werden gemaakt.  Het gebouw werd ook wel Suikerhuis genoemd, een van de vele namen die het Nieuwe Magazijn in de loop der tijd zou krijgen.
Hoe Oostenburg er rond 1750 uitzag is prachtig te zien op de maquette in het Amsterdam Museum (fig. 4). Links zien we het grote Oost-Indisch Zeemagazijn. Daarvoor het Nieuwe Magazijn en rechts daarvan over de volle lengte van het eiland de lijnbanen van de VOC en de Admiraliteit. Geheel rechts zien we nog twee bolwerken, Jaap Hannes, het enige bolwerk zonder molen, en Zeeburg.
Fig. 4 Maquette van Oostenburg omstreeks 1750 (Amsterdam Museum)

Einde van de VOC
De VOC floreerde gedurende de eerste helft van de 18e eeuw. Rond 1750 werkten er zo’n 1400 mensen op de werf Oostenburg. Maar na 1780 ging het snel slechter. Problemen in Azië en zeker het uitbreken van de Vierde Engelse Oorlog in 1780 leidden tot grote financiële problemen. Maar mede dankzij steun van de Staten Generaal wist de Compagnie het nog een aantal jaren vol te houden. In 1790 werkten er nog altijd 1200 mensen op de werf en in 1789-1790 liepen er nog zes schepen van de grootste categorie van de Oostenburgse helling. Maar in 1796 werd de vrijwel failliete Compagnie genationaliseerd. Na enkele hopeloze pogingen het bedrijf alsnog voort te zetten, kwam er in 1804 een definitief einde aan.

Fig. 5 Doorsnedetekening van het Victualie Magazijn (1822)

De Franse tijd en daarna
Tijdens het Franse regime werd het Nieuwe Magazijn gebruikt als opslagplaats van Régie tabak, tabak afkomstig van de Keizerlijke Tabaksfabriek in Amsterdam. Na het herstel van de onafhankelijkheid in 1813 werden de voormalige VOC gebouwen aan Domeinen overgedragen. In 1817 kwam het Magazijn in handen van de Marine, die het verhuurde voor de opslag van thee aan de in 1818 opgerichte “Pakhuismeesteren van de Thee”, een bedrijf van theemakelaars en pakhuismeesters dat zich nadrukkelijk presenteerde als erfgenaam van de VOC. Na de keizerlijke tabaksopslag volgde nu de theeopslag in het Nieuwe Magazijn dat in die tijd ook wel als Salpeterhuis bekend stond. De Marine, nog altijd eigenaar van het gebouw, nam het in 1822 terug in eigen beheer en richtte het in, samen met het tegenover het Magazijn gelegen voormalige VOC Spekhuis, als Victualie Magazijn, het Groot Magazijn van Levensmiddelen van de Koninklijke Marine (fig. 5). 1822 was ook het jaar waarin het grote Oost-Indisch Zeemagazijn instortte door overbelasting door graanopslag, een ramp die grote indruk heeft gemaakt. Talrijke prenten zijn er getekend van het ingestorte Magazijn, dat pas vier jaar later voor afbraak werd verkocht.

Volgende week: Werkspoor en alles wat daarna kwam

Briefpost door de eeuwen heen -2

We waren gebleven in het jaar 1748 toen de posterijen in handen van de Staten van Holland kwamen. Zij organiseerden de postafhandeling opnieuw. Alle postmeesters in Holland werden uitgekocht en nieuwe werden benoemd. In Amsterdam kwamen 32 postmeesters die alleen al 60% van de totale bezoldiging van ƒ300.000 opstreken. En dat was een benoeming voor het leven. In 1755 werd in de voormalige Stadspaardenstal op de Nieuwezijds Voorburgwal tussen Molsteeg en Huiszittensteeg, het Generaal Post Comptoir ingericht. Het gebouwencomplex liep door tot de Achterburgwal waar de Stadsapotheek gevestigd was geweest. Vóór de verbouwing kocht men nog drie extra huizen erbij om de capaciteit uit te kunnen breiden. Dat zijn de twee rechts en het ene links van de stal op de afbeelding hierboven. Zes kleinere kantoren elders in de stad verhuisden naar hier. In het nieuwe kantoor waren veel kleinere kantoren gevestigd al naar gelang de bestemming van de stukken, zowel interlokale als internationale (Hamburg, Keulen, Londen, enz.). In het Comptoir werkten 56 man, inclusief bezorgers. Het Post Comptoir was boven op de Donkere Sluis gebouwd, een overkluisde vaarweg van Voorburgwal naar het Singel via Achterburgwal. Lees meer daarover, maar het heeft niets met post te maken.

In 1776 bepaalt de Staten van Holland dat elke brief gestempeld gaat worden met een plaatsnaamstempel. De stempels zijn al in gebruik maar nu is er een aanwijzing ze op elke brief te gebruiken. Ook komt een stempel "Franco" in gebruik om aan te geven dat de ontvanger niets meer verschuldigd is. Meestal vinden we aan de voorkant het stempel van het kantoor van vertrek en op de achterkant dat van aankomst.

In 1795 gaat de Bataafse Republiek van start en gaat de hele postafhandeling opnieuw op de schop. De posterijen werden per 15 januari 1799 'genationaliseerd' en in 1803 werden de Hollandse commissarissen vervangen door zeven Commissarissen der Bataafse Posterijen. In 1806 werd de Bataafse Republiek na de komst van Lodewijk Napoleon vervangen door het Koninkrijk Holland. Lodewijk hervormt de posterijen opnieuw en nu naar strikt Frans voorbeeld. Op 7 juli 1806 ontstaat de Dienst Koninklijke Posterijen. Brieven versturen en bezorgen wordt een staatsmonopolie, overtreding wordt beschouwd als fraude. De postafhandeling wordt gecentraliseerd en voor het eerst gold een eenheidstarief voor alle binnenlandse zendingen. Op 1 augustus 1809 wordt het Postverdrag met Frankrijk van kracht en gaan alle steden het lange naamstempel gebruiken, nog steeds van beide kantoren.

In 1810 werden wij ingelijfd bij Frankrijk, Lodewijk Napoleon mocht weer naar huis en we kregen een stadhouder: hertog Lebrun, die het paleis van Lodewijk overnam. Op het Post Comptoir kwam een Franse waakhond, ambtenaren moesten een eed afleggen maar twee van hen werden ontslagen. 1 Januari 1811 trad een nieuwe Postwet in werking die ons land gelijkschakelde met alle andere Departementen van Frankrijk. Opnieuw werd Amsterdam het episch centrum van het postgebeuren. Alle lange naamstempels krijgen nu het cijfer 118 erboven, 118 voor het Departement Zuyderzee. Het heeft weinig zin precies te omschrijven wat er allemaal veranderde, want het duurde maar zo kort. Op 30 november 1813 landde de Prins van Oranje op Scheveningen en verdwenen de Franse troepen en ambtenaren met al hun decreten en wetten.

Van alle Franse uitvindingen werden alleen die afgeschaft die nadelig voor het nieuwe koninkrijk waren. De post bleef voorlopig gewoon functioneren als onder de Fransen. Het monopolie op de post bleef gehandhaafd. De grootste verandering was de beëindiging van het zelfstandig functioneren van de Posterijen; ze werd ondergebracht bij het Ministerie van Financiën en kreeg een Directeur Generaal aan het hoofd. Hoofddoel van de Dienst: geld verdienen! Het eenheidstarief werd weer afgeschaft en vervangen door drie tarieven, afhankelijk van de regio. Brieven, zo werd vastgelegd, waren poststukken tot 1000g, daarboven heette het een pakje en was zaak voor particuliere vervoerders zoals Van Gend&Loos. De idiote praktijk was dat pakjes vaak goedkoper waren dan brieven en dat een brief boven op een baksteen werd verpakt en als pakje verstuurd. De Minister trad daar niet tegen op maar overwoog wèl een procedure tegen het Algemeen Handelsblad toen die i.v.m. de onlusten in het Parijs van 1848 een postduivendienst opzette.
Intussen was het nog steeds usance dat brieven waarvoor de porto nog niet voldaan was, dus geen franco-stempel hadden, door de besteller aan de deur afgerekend werden met de ontvanger.

In 1828 werden twee van de drie buurhuizen met het Post Comptoir achter een nieuwe voorgevel gebracht en alle herinneringen aan de zelfstandige postdienst (wapen van Holland, beeldhouwwerk) verwijderd. 

Hiernaast een stempel uit het jaar 1829.

 

In 1839 reed de eerste trein van Amsterdam naar Haarlem. Dat was de start van een kleine revolutie in de verzending van poststukken, alhoewel het nog een tijdje zou duren en er een nieuwe postwet voor nodig was. Eerst kreeg de conducteur gesloten postzakken mee om onderweg af te geven. In 1855 reed het eerste vervoerbare postkantoor tussen de personenrijtuigen van het Rhijnspoor en in 1859 volgde iets dergelijks bij de HIJSM. Vervoer per stoomboot en vliegtuig volgde en dit was nog maar het begin van een nog grotere revolutie in de telecommunicatie: de telegraaf en de telefoon. Die zouden allemaal binnen de kortste keren in hetzelfde monopolie ondergebracht worden.

Op 1 januari 1852 verschenen de eerste postzegels op brieven. Het was een teken dat de porto door de verzender voldaan was maar het plakken van een zegel was niet verplicht. Nog vele jaren later was minder dan een kwart van de brieven voorzien van een zegel. De eerste zegels werden gedrukt op vellen en door de postbeambte met een schaar afgeknipt. Filatelisten klagen nog geregeld over slordig geknipte zegels, soms door de beeltenis heen.

Volgende week: Twee keer een nieuw postkantoor op de Nieuwezijds

Alle afbeeldingen bij dit item komen uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam, tenzij anders vermeld. Voorbeelden stempels en brief: Op Hoop Van Zegels

Column: Zoek de Kronkel

Pim Elffrich van Het Parool kwam in 1976 met het idee. Hij had gelezen dat Charlie Chaplin ooit anoniem meegedaan had aan een Chaplin-imitatiewedstrijd en het niet verder bracht dan de zevende plaats. De verklaring was simpel: de imitator zet de typische kenmerken dik aan en het origineel blijft zichzelf. Het publiek herkent de kenmerken en raakt op een dwaalspoor. Elffrich bedacht om de naam Chaplin te vervangen door 'Carmiggelt' en reeds had hij een leuke wedstrijd gevonden: ZOEK DE KRONKEL. Dat leverde een week met zes 'Kronkels' op waarvan er maar eentje van de meester zelf was. Jammer genoeg nodigde Het Parool vijf schrijvers uit waarvan er net te veel bij Propria Cures 'gediend' hadden: Henk Spaan, Nico Scheepmaker, Rinus Ferdinandusse, Kees van Kooten en Renate Rubinstein. Carmiggelt zelf stipte aan dat de redacteurtjes van Propria Cures geschoold werden in 'mystificaties', het schrijven in de stijl van... Daar kon hij alleen maar van verliezen! Inderdaad werd hij pas als vierde als de juiste Kronkel getipt. De volgende stap was de lezers van Het Parool uit te nodigen ook eens een gokje te wagen. Dat leverde een interessant vervolg op met zes winnaars in een veld van 1993 inzendingen. De jury bestond uit Renate Rubinstein, Nico Scheepmaker, Henk Spaan, Henk van Gelder en Pim Elffrich zelf. De jury riep dat de kwaliteit hoog, zeer hoog was. Wij pikken er eentje uit die volgens ons de beste was maar niet verder dan een derde plaats kwam: Ideetje, van Leidenaar Geert Ulenberg.

Ideetje

De dag was net op dreef toen er bij mij thuis werd aangebeld. Het opendoen van de deur leverde een man op, wiens gelaatstrekken slechts bedremmeldheid toonden.
"Neemt u mij niet kwalijk dat ik bij u aanklop", begon hij, "maar ik zou u iets willen vragen".
Ik liet hem binnen en hij vervolgde: "Ziet u, ik wil eigenlijk meedoen aan die wedstrijd 'Schrijf een Kronkel', want ik heb altijd gezegd dat er niks an is, zo'n stukkie schrijven. Maar nou weet ik alleen niet waarover ik zou moeten schrijven. D'r va!t me gewoon niks in. Hoe verzin je nou zoiets?"
Hij zei het met een gebaar dat iets als wanhoop verried.
"Tja... dat gaat eigenlijk vanzelf", loog ik.
"Bij mij niet", hernam hij troosteloos.
Hij verwachtte klaarblijkelijk meer van me.
"Heeft u bijvoorbeeld niet een ideetje dat u toch niet gebruikt, een afdankertje of zo?"
De reden van zijn komst begon concretere vormen aan te nemen. Een onopvallend bedoelde, schielijke blik van hem op mijn prullemand was veelzeggend.
Ik moest hem teleurstellen. De prullemand bevatte slechts twee recentelijk tot proppen vergane maar nog wel herkenbare giro-enveloppen. Een dag eerder was juist mijn wekelijks af te voeren portie prullen bij onze consumptieresten gevoegd en in de grijze vermomming bij de stoeprand gezet. Hun één na laatste stap in de richting van een onontkoombaar lot.
"U zou kunnen beschrijven wat er om u heen zoal gebeurt", opperde ik. Ik moest toch iets zeggen.
Het redde hem niet: "Om mij heen gebeurt nooit wat", zei hij mat. "Ja goed, daarnet liep er bijna iemand onder de tram en eh... m'n hond is ziek, maar wat moet ik daarmee?" Ik wist het ook niet.
"U kunt misschien dingen opschrijven die mensen u vertellen. Mensen die bijvoorbeeld naast u komen zitten op een bankje in het Vondelpark", suggereerde ik luchtig, zonder veel heil te verwachten.

Maar het hielp. Zijn gezicht klaarde enigszins op, hoewel de bui niet helemaal over was.
"Verrek ja, zo doet u dat inderdaad. Ik moet het meer opzoeken, een beetje luisteren en d'r voor openstaan".
Hij zei het peinzend en met toenemende geestdrift, wat mij enigszins overtrokken voorkwam. Ik had niet het idee dat ik hem zojuist het ei van Columbus had geserveerd.
Hij stond op en sprak moedig: "Ik probeer het gewoon. Ik doe het".
Diezelfde middag liep ik in de richting van het Vondelpark. Noem het nieuwsgierigheid. Het duurde niet lang of ik ontwaarde hem. Uiterst rechts op een bankje gezeten bood hij gastvrij een royale zitplaats voor iedereen die maar wilde.
Er scheen op dat ogenblik weinig behoefte aan te bestaan. Ik besloot op zijn onuitgesproken invitatie in te gaan. Hij keek aanvankelijk blij verrast op toen ik mij neerzette, maar bij herkenning bleek ik een tegenvaller.
"O, bent u het", klonk het teleurgesteld.
Ik bekende. "Lukt het?" vroeg ik, hoewel het antwoord op zijn gezicht te lezen stond.
"Nee, het lukt niet", zei hij zwaarmoedig. "Ik heb wel een paar mussen hier naast me gehad maar die hippen alleen maar wat".
Die ervaring had ik ook.
"En nou zal u zeggen d'r zit nou toch iemand naast je: schrijf daar maar over, maar dat kan natuurlijk weer niet", zei hij geplaagd." "Als Kronkel kan ik moeilijk schrijven dat Kronkel naast me kwam zitten op een bankie".
Ik voelde me te veel als een koffieklant in een restaurant die een dinerplaats à veertig gulden bezet houdt.
"En weet u wat nou het lullige is?" ging hij met verdiepte somberheid verder, "u zit hier en ik zit hier en u hebt nou stof voor een stukkie maar ik niet".
Ik knikte beschaamd. Bevoorrecht zijn kun je op vele manieren.

Ouwe Ooster

Op 1 januari 1866 opende buiten de Muiderpoort de (Oude) Oosterbegraafplaats. Het was de tijd dat alle begraafplaatsen naar buiten de stad gedirigeerd werden. Van de 'Ouwe Ooster' is maar 30 jaar gebruik gemaakt en in die tijd werden er meer dan 108.000 personen begraven. De aula op bovenstaande foto werd in 1894 alweer afgebroken. In 1955 werd aangekondigd dat de begraafplaats geruimd zou worden. De "stad" had de plaats ruimschoots ingehaald, zelfs de Nieuwe Ooster lag al binnen de gemeentegrenzen.

Er was intussen ook enige beweging in het fenomeen 'aanspreker' gekomen. Het 'uniform' van de aansprekers bestond uit rok en kniebroek, zijden zwarte kousen en lage zilveren schoenen met zilver gespen. Daarboven een rouwsteek met 'lamfer', eigenlijk een rouwsluier. Er schijnt ook enig verschil te zijn geweest tussen Protestantse en Katholieke aansprekers, links een foto van een Katholieke aanspreker. In 1890 werd de eerste begrafenisonderneming met eigen aansprekers opgericht: De Vennoot. Die firma stak de aansprekers in een nieuw costuum met lange broek, daarover een lange geklede jas en een hoge hoed, een dofzwarte hoed wel te verstaan. Ook op gedrag werd flink gedrild, omdat de oude zelfstandige aansprekers nogal een slechte naam hadden. Het waren dan ook vaak werklozen of mannen die het als bijbaantjes erbij deden. De Vennoot werd dus de onderneming voor ieder die waarde hechtte aan een stemmige uitvaart en dat was de chique van Amsterdam, juist de mensen waar de aansprekers in het verleden hun beste inkomsten uit haalden. Concurrentie dus! De Vennoot schafte ook nieuwe rijtuigen aan, te zien op de onderste foto voor de aula.
Op 18 augustus 1955 verscheen een advertentie in de kranten waarin de ruiming van de Ouwe Ooster aangekondigd werd. Als men er prijs op stelde - en een akte van uitgifte van grafruimte kon tonen - konden tegen betaling de stoffelijke resten en de grafzerk naar een nieuwe begraafplaats overgebracht worden.
15 november moest alles geregeld zijn want dan begon de ruiming. - Foto links: A. Jager

Alle afbeeldingen bij dit item komen uit het Stadsarchief Amsterdam, tenzij anders vermeld.

Poortjes van Amsterdam 1571-1782

Van oorsprong een inventarisatie door Minne Dijkstra en nu in afleveringen hier; waar nodig geactualiseerd.

1747 - Sint Jorishof

Korte Spinhuissteeg

Historie
Het poortje uit 1747 in Rococostijl dat toegang geeft het complex van de voormalige Sint Jorishof, een proveniershuis. Proveniers waren oudere mannen die tegen betaling kost en inwoning konden verkrijgen. Hoe meer men betaalde hoe beter men werd verzorgd.
De Sint Jorishof werd in 1579 overgebracht van de Kalverstraat naar hier, op het terrein van het voormalige Paulusbroedersconvent. In 1747 werd de oude kloostervleugel afgebroken en vervangen door nieuwbouw: de westvleugel.
In 1812 werd het gebouw op een koopje gereed gemaakt voor de Rijksbelastingdienst. Na 1822 volgden verschillende rijksdiensten, zoals in 1865 het Grootboek der Nationale Schuld waarvoor een ingrijpende verbouwing nodig was, De oude proveniershuisjes verdwenen daarbij.  Het hele complex, in 1902 verbonden met het Oost-Indisch Huis,  werd in 1904 weer verbouwd en in 1912 werden de hele oostzijde en een deel van de westzijde met twee verdiepingen verhoogd. In 1958 verhuisde de belastingdienst naar de Weesperstraat en in 1965 werd het hele complex, minus het gebouw aan de Kloveniers-burgwal, verkocht aan de gemeente. Daarna raakte het gebouw toch danig in verval maar na een opknapbeurt kwam het in 1978 aan de Universiteit van Amsterdam voor de vakgroepen Sociologie en Communicatiewetenschap.

Toestand
Uitstekend

Eigenaar
Universiteit van Amsterdam

Huidige toestand
Ongewijzigd

1752 - Oudemanhuispoort

Oudezijds Achterburgwal naast 227

Historie
De natuurstenen poort aan de Oudezijds Achterburgwal dateert van 1754. De maker is niet bekend. Een gebogen fronton, gedragen door Ionische halfzuilen op geblokte pilasters, laat een sierlijke cartouche in reliëf zien, waarbinnen een bril is uitgebeeld. Dit staat symbool voor de oude lieden die hier aanvankelijk een tehuis vonden. Naast het fronton staan twee siervazen, juist boven de pilasters. Ook de achterzijde van het fronton vertoont een bril.
De gedeeltelijk overdekte doorgang tussen de Oudezijds Achterburgwal en de Kloveniersburgwal staat bekend als de Oudemanhuispoort. Aan beide zijden bevindt zich een poortje. De Oudemanhuispoort leidt niet meer naar het Oudemannen- en Vrouwengasthuis, zoals weleer, maar naar het voormalige hoofdgebouw van de Universiteit van Amsterdam (sedert 1876). In de Oudemanhuispoort zijn de vroeger vermaarde stalletjes waar oude boeken en prenten worden verkocht nog steeds te vinden. Sinds 1757 waren er in de 18 ruime overwelfde bogen "winkelkassen" verhuurd, vooral voor verkopers van goud en zilver, maar ook al van boeken.

Toestand
Slecht. Naar verluidt is een restauratie voorzien in 2010 of 2011

Eigenaar
Universiteit van Amsterdam

Huidige toestand
Ondanks het voornemen van UvA en VVAG blijkt de voor 2012 geplande restauratie van deze poort nog niet plaatsgevonden te hebben.

Deze week honderd jaar geleden

Maandag 19 april 1920 - Vannacht compleet wildwest op de Oudezijds Achterburgwal 27. Bij een inval door politie raakt de 28-jarige agent eerste klas Ferdinand J. Draad dodelijk gewond door een revolverschot. Om half 3 trok een detachement van Bureau Warmoesstraat onder leiding van inspecteur Cohen naar dit adres om een inval te doen in het nachtcafé op het vermelde adres inzake overtreding van de Drankwet en de Wet op de Kansspelen. Eigenaar Jan Willem van Putten had zich al diverse keren schuldig gemaakt in deze overtredingen en nu zou de zaak eens flink aangepakt worden. Meteen bij het binnentreden klonken meerdere revolverschoten uit een wapen van Van Putten en mogelijk één of meer van zijn ongeveer 30 gasten. Cohen trok zijn mensen daarop terug en vroeg versterking aan. Op dat moment ontdekten zijn collega's dat Draad zwaar gewond op de drempel lag en door drie schoten in borst, mond en hoofd getroffen was. Het werd meteen duidelijk dat hij dit niet zou overleven. Een andere collega, P.J.Breuker, werd met een schot in zijn dijbeen naar het ziekenhuis afgevoerd. Van terugtrekken was nu geen sprake meer en de agenten trokken weer naar binnen en hielden de aanwezigen in bedwang. Die waren dermate geschrokken van het gebeurde dat ze hun verzet opgaven. De agenten hielden Van Putten voor de dodelijke schutter en wilden hem arresteren. Die was echter verdwenen en een huiszoeking door het hele pand leverde niets op. Na doorzoeken van ook de buurpanden kwam Van Putten in de vroege morgen eindelijk te voorschijn op een zolderkamertje van de buren. Hij werd overgebracht naar het bureau waar hij ondervraagd werd. Hij had de schijn zozeer tegen dat er voldoende reden was hem in bewaring te nemen. De nachtkroeg werd gesloten en kreeg politiebewaking voor de deur. De zaak kwam uiteraard voor het gerecht. De raadsman van Van Putten, de fameuze strafpleiter mr. François Pauwels, hing de eigen-schuld-dikke-bult-theorie aan: 'Dan hadden de agenten hun gummiknuppel maar niet lustig moeten laten dansen.'

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oude afleveringen

Hieronder weer een keuzemenu naar oude afleveringen van het jaar 2020. De keuze 2014 t/m 2019 leidt naar de laatste aflevering van het betreffende jaar, met onderaan een eigen menu voor dat jaar.

2014 2015 2016 2017 2018 2019 wk01 wk02 wk03 wk04 wk05 wk06
wk07 wk08 wk09 wk10 wk11 wk12 wk13 wk14 wk15 wk16 wk17 wk18
 

Aanmelden voor deze digitale uitgave    -    Afmelden voor deze digitale uitgave