weekblad-logo

week 34-2021

Fotoquiz snelste

 

De snelste met het juiste antwoord op de foto van vorige week was Anthony Kolder. De nieuwe opgave komt dan ook van hem. Wij vinden het een kostelijke foto.

De vragen zijn:

Welk water is dit?
Welke steeg is dat achter het rijtuig?

Wij kunnen u verklappen dat het huisje links er vandaag nog steeds staat. Zelfs de steeg is er nog, maar afgesloten. Bonusvraag; telt niet mee bij de goede beantwoording.

Wie of wat maakt er vandaag gebruik van dat huisje links?

Oplossingen via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

 

We staan op de Haarlemmerdijk en kijken de Baanbrugsteeg in. Een verwarrende naam want er bestaat een Baanbrug (brug#107 in de Elandsgracht over de Lijnbaansgracht) maar die kan dus niets met deze steeg te maken hebben. De naam van de steeg is afgeleid van de naam van een hoekhuis rechts. In de lijst van huisnamen*) is dit De Son (anno 1729), maar daarvóór bekend als Baembrugge en als De Zoete Rust van pamflettist en orangist Jan Zoet.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

 

Het Huis Baembrugge op de Haarlemmerdijk stamt uit de tijd van de Derde Uitleg. Of het al vanaf de bouw een herberg annex café is, konden we niet achterhalen maar dat was het zeker toen Jan Zoet (1610-1674) het als herberg in gebruik nam. Jan Zoet (of Soet) is de 'werknaam' van Jan Sicksz, de zoon van Minne Sicke (poorter sinds 1591) en geboren in 1610 in de Vinkenstraat. Jan was een duizendpoot: als we opsommen waar hij zoal mee bezig was, duizelt het. Hij was schrijver, dichter, vertaler, toneelschrijver en toneelspeler. Hij was boekbinder en drukker van boeken maar vooral van pamfletten die hij meestal ook zelf schreef: een pamflettist dus. Hierboven vertelden we al dat hij fanatiek orangist was en dat werd tijdens het stadhouderloze tijdperk (1650-1672) een risicovolle hobby. In 1651 werd hij voor zes jaar uit de stad verbannen. Als er geschimpt wordt op de kwaliteit van Jan's geschriften is dat meestal politiek getint commentaar.
En dan komen we aan de belangrijkste besogne van Zoet, hij hield er een herberg op na als hoofdinkomen. Daartoe trouwde hij in 1633 met de tien jaar oudere weduwe Machtelt Claes, waardin van professie. En wat voor een! Ze was al veroordeeld voor fraude met drankaccijnzen en had de naam als bijverdienste hoerenmadam te zijn. Zelf kwam ze ook uit het milieu en had al een paar jaar Spinhuis achter de rug. In 1634, een jaar na hun trouwen, werd Machtelt als 'hoerenwaardin' voor enkele jaren uit de stad verbannen.
Zo, nu heeft u een 'plaatje'.

 

De Baembrugge was Jan Zoet's derde herberg en hij claimde dat hier de Zoete Rust uithing. Ruud Labour schreef in 2014 een artikel over Jan Zoet (Amstelodamum Maandblad 2014 p.225 e.v.) waarin hij stelt dat het Huis Baembrugge op de westhoek van de Baanbrugsteeg aan de Haarlemmerdijk te vinden was. Dat is dus het huidige nr. 147. Labour claimt ook dat het huis op een schilderij van de Haarlemmerdijk door Michiel van Musscher voorkomt. Dan zou de herberg in 1668 een slagerij geworden zijn.

*) Voor een lijst met huisnamen vallen wij altijd terug op de lijst van N.W.J.Coorengel en E.W.Moes in Amstelodamum jaarboek 3 van 1905, als bijlage na pagina 124. Daar komt De Son (nr.147) wel in voor maar het huis Baembrugge niet.

Goede oplossingen kwamen van Anthony Kolder, Anneke Huijser, Kees Huyser, Aschwin Merks, Ria Scharn, Arjen Lobach, Adrie de Koning, J. van Strien, Han Mannaert, Mike Man, Robert Raat, Harry Snijder,

Fotoquiz: Pieter's keuze

De keuzefoto betreft deze week een locatie buiten de Singelgracht.

Een straat met een 'bewogen' geschiedenis. Het straatnaambord stond ragscherp op de foto maar dat hebben wij verholpen. Toch zit er een bruikbare hint in de foto.

Welke straat is dit?

Oplossingen graag via deze link

Foto: © Pieter Klein

Oplossing: Paul's keuze

 

Aan Sloten heeft het niet gelegen, dat wilde best zelfstandig blijven. Maar de lange arm van Amsterdam reikte tot in Den Haag en in 1921 werd heel Sloten ingelijfd bij Amsterdam. Daarmee kreeg Amsterdam alle onderhanden projecten van Sloten er bij, waaronder de nieuwbouwwijk ten westen van de Schinkel met straten als de Theophile de Bockstraat en deze Jacob Marisstraat. Er was zelfs een watertoren voor dit deel van het dorp gebouwd en die staat op deze foto. In tegenstelling tot Nieuwer-Amstel lijkt er enig overleg tussen Sloten en Amsterdam geweest te zijn, want deze wijk is eerst opgehoogd zoals Amsterdam wenste.
Vorige week beweerden we dat de huizen er allemaal nog staan, maar dat is maar gedeeltelijk het geval. Naast veel nieuwbouw zijn er nog originele huizen in basis aanwezig maar flink verbouwd, bijv. door verwijdering van de gevelopstand. De watertoren werd gebouwd in 1900 - alhoewel anderen daar anders over denken - en in 1921 alweer afgebroken, data: Wikiwand. De plek vormt nu het Jacob Marisplein. De foto is van rond 1905.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Kees Huyser, Anneke Huijser, Anthony Kolder, Jos Mol, Ria Scharn, Marike Muller, Adrie de Koning, Herman Schim van der Loeff, Mike Man, Han Mannaert, Otto Meyer, Hans Olthof, Robert Raat, Peter Waagen, Age van der Veer, Aschwin Merks, Harry Snijder, H.J.M. van Alphen,

Heeft u ook een opvallende foto gevonden?

Laat ons meegenieten en stuur hem naar de redactie. Het onderwerp kan zich zowel binnen als buiten de Singelgracht bevinden. Wij verwachten wel een niet alledaags beeld dat ook niet-buurtbewoners wel eens op het netvlies kregen. Graag via deze link en alléén via deze link a.u.b. Blijf sturen!

Fotoquiz Wat? Waar?

Hoe moeilijk wilt u het hebben? Dit is een zwart/wit-foto (nou ja, vergeeld dan) van een schilderij. Er zijn deelnemers die de pest aan schilderijen en tekeningen hebben, maar dit lijkt ons een topografisch juist weergegeven situatie. Moet te doen zijn!

De vragen zijn:

Welke straat is dit?
Wat was het doel van het gebouw midden op het schilderij?

Laat het ons weten via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

 

Dat is me wat met dit hofje. Het is 17de-eeuws en begon als Pronckenhofje omdat de stichter buskruitmaker Cornelis Martensz. Pronck was. De bouwdatum wordt geschat op 1645 en de ingang is in de Tuinstraat. Het was alleen toegankelijk voor katholieke dames en dat leverde scheve ogen van de buurtbewoners op. Wie of wat verantwoordelijk is voor de bijnaam "hofje der 7 keurvorsten" weet niemand. Was het 't feit dat er zeven woningen op het hofje stonden? Of was het de link met het feit dat die zeven keurvorsten de keizer van het Heilige Roomse Rijk kozen (die tegelijk koning van Duitsland werd)?
In 1724 werd het hofje geheel herbouwd maar de vleugel waar deze ingang deel van uitmaakt is van 1775. De tekst van de steen is een chronogram die dan toch weer naar het jaar 1724 van herbouw verwijst. Uit die tekst blijkt ook dat de regenten klaar waren met de bijnaam en het hofje omdoopten in Alidae's hofje. De volksmond had zijn vernietigende werk echter al gedaan...
Een enkele keer kwam naar voren dat dit een RK Armenhuis zou zijn maar het was toch echt een hofje voor RK dames van 50 en ouder. Het RK Armenhuis was op de Nieuwe Keizersgracht 94 (Occo's Hofje).

Op de foto's hieronder de onvermijdelijke pomp en de kapel.

Foto's: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Kees Huyser, Arjen Lobach, Anthony Kolder, Anneke Huijser, Herman Schim van der Loeff, Ria Scharn, Wim van Vroenhoven, Mike Man, Adrie de Koning, Jos Mol, Han Mannaert, Otto Meyer, Robert Raat, Marike Muller, Aschwin Merks,

Met de camera op pad...

Weer een recente foto, alweer van Pieter Klein. Het ging hem, of in elk geval ons, om het huis met de pseudo-balustrade en fraaie kuif. Voor u zich een ongeluk tuurt op de foto: het huis heeft de naam 't Lam. De vraag is:

Wat is het adres van dit pand?

Laat het ons weten via deze link

Foto: © Pieter Klein

Foto van vorige week

 

In deze straat kon een pakhuis nog net, voor de rest van de Vierde Uitleg was dat ondenkbaar geweest. We staan in de Kerkstraat en kijken richting Vijzelstraat. Achter ons weten we dan de Reguliersgracht en de Amstelkerk. In deze Kerkstraat op nummer 322 het pakhuis De Pool. Nog niet zo lang geleden werd dat echt als een pakhuis gebruikt maar nu zijn er appartementen in gemaakt. Ze hebben er 14 in onder weten te brengen; hopelijk komt wat daglicht van de achterkant. Het is een VVE met de vier pakhuizen de Witte, Vergulde, Blauwe en Nieuwe Arend (Prinsengracht 1027-1035).
In het pand een fraaie gevelsteen.

Foto: © Pieter Klein, onder: Stadsarchief Amsterdam en VVAG

Goede oplossingen kwamen van Hans van Maanen, Arjen Lobach, Anneke Huijser, Kees Huyser, Kees Dalmeijer, Ria Scharn, Anthony Kolder, Adrie de Koning, Fanta Voogd, Jan Six van Hillegom, Han Mannaert, Marike Muller, Jos Mol, Herman Schim van der Loeff, Dirk Fuite, Ton Hupkens, Mike Man, Otto Meyer, Hans Goedhart, Hans Olthof, Peter Waagen, Aschwin Merks, Harry Snijder,

Hulp gevraagd...

 

 

Anneke Huijser vond deze foto zonder vermelding van de locatie. Ze is er bijna van overtuigd dat dit Amsterdam moet zijn. Maar waar? Dat gaat u even oplossen, toch?

Weet u waar dit is? Laat het ons weten via deze link.

U kunt de foto weer klikken voor de maximale resolutie in de Beeldbank.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Hulp gevraagd... en gekregen

Het helpt altijd als er in de Beeldbank nog een foto zit van hetzelfde pand... en dan wèl met adres erbij: Rozenstraat 142.

Opgelost!

Foto's: Stadsarchief Amsterdam

Op de laatste foto rechts ziet u het pand weer zodanig opgeknapt dat het weer bewoond kon worden. De laatste foto in die staat is van 1974, daarna is er brand uitgebroken en is het pand afgebroken en vervangen door zo'n nietszeggende nieuwbouw die ongetwijfeld meer wooncomfort levert. Links ervan, nummer 244, toont nog een aardige gevelsteen vol raadselen. De tekst luidt: BAYA D TODOS OS SANCTOS (Portugees voor Allerheiligenbaai) en heeft betrekking op de verovering van een fort aan de Allerheiligenbaai in Brazilië. De afbeelding op de steen (VVAG) is geïnspireerd op een ets van Claes Jansz Visscher (Rijksmuseum).
Klik beide afbeeldingen voor vergrotingen. Wat het voormalige Huis Dimiaat Rozenstraat 148 met Brazilië van doen heeft, blijft duister. Daar komt de steen namelijk vandaan.

Bruikbare hulp kwam van Kees Huyser, Anneke Huijser, Paul Graalman, Han Mannaert, Mike Man, Jos Mol, Eric-Jan Noomen, Hans Olthof, Adrie de Koning, Aschwin Merks,

YouTube: zie hieronder

 

en dan nog even over...

 

...de Christmas Twins van de foto van de Utrechtsedwarsstraat van week 32. Er zijn op YouTube enkele films over Gary en zijn broer Greg te vinden, ons aangereikt door Arjen Lobach, die net als Herman ooit in de Utrechtsedwarsstraat woonde en Gary van dichtbij meemaakte. Wanneer u de afbeelding links klikt krijgt u een interview met Gary en verschijnen in de rechterbalk enkele suggesties voor nog meer filmpjes over hen. Zo niet, probeer dan deze link maar eens...

redactioneel

Weesmeisjes en het Maagdenhuis -2

 

De regenten die in 1782 besloten tot nieuwbouw gingen gedegen te werk en zeker niet over één nacht ijs. Ook al zijn er niet denderend veel tekeningen uit de ontwerpfase bekend, Van der Hart heeft er wel degelijk een grote hoeveelheid gemaakt. Op het schilderij links staan de vier regenten met voor zich ontwerptekeningen van Van der Hart. Die voor Arnoud Joan van Brienen ligt, zou wel eens de onderstaande tekening kunnen zijn.

 

In dit eerste plan werd ongeveer de helft van het latere huis gebouwd: de lange pronkgevel aan het Spui en langs de Voetboogstraat de kerkvleugel. Niet dat de kerk die hele vleugel in beslag nam; onder en boven waren ruimten voor profane bezigheden, zoals een eetzaal. Voor de oudere meisjes was al een dependance in de Handboogstraat in bedrijf in aangekochte panden en die zouden voorlopig blijven staan. Het was ook niet de bedoeling dat er een achtervleugel zou komen waardoor een vierkante binnenplaats zou ontstaan.
Nog tijdens het ontwerpen werd de omvang van de erfenis duidelijker. Hendrik van Naarden was een grote speler op de vastgoedmarkt met een omvangrijk bezit aan huizen. De regenten dienden álle huizen na zijn dood te verkopen om de nieuwbouw te bekostigen.

 

Op deze plattegrond staan de aankopen in Voet- en Handboogstraat als voorbereiding op de nieuwbouw. Nr.11 werd op een veiling in 1772 gekocht, nrs.12 en 13 werden tegen (te) hoge bedragen uit de hand gekocht maar waren noodzakelijk voor de eerste bouwronde. Architect Abraham van der Hart drong aan op een aaneen gesloten bouw en niet in twee fasen en ook niet met behoud van eerder ingerichte dependances. Hij had net het Nieuwe Werkhuis onder handen en had ervaring opgedaan met luchtbehandeling voor een beter klimaat in het gebouw. Hij wist de regenten in 1783 te overtuigen en in dat jaar kochten deze de panden 14 en 15 er bij.
De regenten konden iets makkelijker zijn met bouw en aankopen omdat Hendrik van Naarden hen had toegezegd dat, mocht de bouw eerder af zijn dan dat hij overleed, hij op zou komen voor extra kosten voor leningen.

 

Nadat Van der Hart zijn zin had gekregen stak hij opvallend weinig tijd en energie in de extra zijgevel. Het werd een fantasieloze herhaling van het vensterschema van de eerste gevel van de kerk aan de Voetboogstraat, met dien verstande dat er geen enkele poging tot verlevendiging werd ondernomen, zoals een risaliet o.i.d. Het voorste deel met de zij-ingang was al gepland in de bouw van de voorgevel. De achtergevel, voor zover die niet afgedekt werd door de rest van de huizen in beide zijstraten, volgde dit zelfde schema.
Nu er opeens een binnenplaats zou ontstaan werden de achtergevels van de eerste twee vleugels opeens gevels aan de binnenplaats, niet dat dit tot schokkende wijzigingen aanleiding gaf (tek.onder).
Nee, het bijzondere zat helemaal in de pronkgevel aan het Spui.

Het is bijzonder te noemen dat aan de bouw van dit toch katholieke tehuis maar nog tijdens de Republiek zoveel stedelijke ambtenaren, kunstenaars en bouwkundigen meewerkten. Van der Hart was stadsbouwmeester sinds 1777 en zou dat tot zijn dood in 1820 blijven. De gevel werd bekroond door een timpaan gevuld met Bremer zandsteen met een medaillon dat gehakt werd door (de uit Hannover afkomstige maar sinds 1758 in Amsterdam gevestigde) stadsbeeldhouwer Anthony Ziesenis. Het medaillon in het fronton was geïnspireerd op de bijbeltekst ‘Laat de kinderen tot mij komen’ (Marcus 10:14).
Het was natuurlijk usance dat zij ook opdrachten buiten die van de stad mochten aannemen; daar was hun bezoldiging ook naar.

 

In december 1783 volgden de eerste aanbestedingen voor de nieuwbouw. De timmerman van de bouw, Herman Braakman, nam als extra de 207 raamkozijnen aan voor een bedrag van ƒ4200. Ze moesten in juli 1784 gereed zijn. Het steenhouwwerk werd gegund aan de weduwe van Herman Poggeman voor ƒ6355 die ook in de rest van de bouw betrokken zou zijn. Onderdeel vormden de 54 stenen palen rond het Maagdenhuis en de dubbele stoep aan het Spui.
Alweer waren de bouwregenten inventief te werk gegaan. Door de opdrachten aan het begin van de winter aan te besteden konden de aannemers hun tijd tot het bouwbegin in de zomer van 1784 vullen. In de aanbieding lieten zij dit voordeel meewegen en waren al doende de voordeligste aanbieders. Verrassingen, zoals tussentijdse wijzigingen, waren niet te verwachten, alles lag vast.

 

Op de plattegrond links de onderbouw, d.i. onder de entree, regentenkamers en onder de kerk. Als inzet de kerkverdieping. In die onderbouw werden aan de rechter- en achtervleugel voorzieningen ondergebracht als toiletten (secreten), huishoudelijke vertrekken als keukens en de turfkelder. Hier kwamen ook vier stortkokers uit die van de verdiepingen kwamen en tot in het basement voerden. Er was plaats voor ±400 weesmeisjes die verzorgd werden door 13 inwonende vrouwen, waarvoor vier kamers beschikbaar waren.

 

De regenten en regentessen intussen hielden de hand op de knip en richtten uit eigen middelen hun beide kamers in. De regentenkamer was tevens kantoor- en vergaderruimte en kreeg nieuw mahoniehouten meubilair en idem schrijftafels, lessenaars en balie. Ook het schilderij dat zij door Lelie (zie openingsafbeelding boven) van zichzelf lieten maken, bekostigden zij ook zelf. De regentessen namen het oude meubilair van het eerste huis in gebruik en betaalden zelf een nieuw vloerkleed.
Op de foto hiernaast de 20ste-eeuwse inrichting waarop de schouw te zien is waar de grisaille van Jacob de Wit opnieuw in toegepast werd. In 1788 werd het Maagdenhuis officieel in gebruik genomen. De kerk was pas in 1792 helemaal af en kon toen gewijd worden (onder). Dat gebeurde door de overste van de Hollandse Zending, Ceasare Brancadoro, aartsbisschop van Nisibi.

 

Jacobus Cramer (afb), de priester van het Maagdenhuis tijdens de bouw en tot zijn dood in 1824, sprong met het beschikbare budget ook heel inventief om. Er werd een tweedehands altaar op de kop getikt en een bevriende schrijnwerker maakte de preekstoel en koorbanken. Uiteindelijk kwam er wel een nieuw Mittenreither-orgel. Het werd een volwaardige kerk!
Dat bracht Cramer in conflict met de pastoor van schuilkerk 't Boompje op de Nieuwezijds Voorburgwal en met die van De Krijtberg toen die vanaf 1788 weer actief diensten verzorgde. Het duurde echter nog tot 1857 eer de openbare diensten in het Maagdenhuis gestopt werden.


De afbeeldingen komen uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam, tenzij anders aangegeven.

Column: Breitner of toch Mackenzie?

Daar keek kunsthandelaar Edel in de Roelof Hartstraat toch van op. Hij had een niet-gesigneerd schilderij binnengekregen, verniste het opnieuw en ontdekte toen dat het toch gesigneerd was: GHB. Het zal toch niet...? George Hendrik Breitner? Hij plaatste het in de etalage maar toen iemand vroeg wie de schilder was, bleef Edel voorzichtig, wees op GHB en zei niet zeker te zijn of dit werkelijk een Breitner was. Gelukkig maar voor hem want die vraag kwam de volgende dag al van iemand die langs de etalage wandelde en naar binnen ging om naar het schilderij te vragen. De bezoeker beweerde dat dit door hem geschilderd was en zeker niet door Breitner. En hij had het doek wel degelijk gesigneerd maar dat was verdwenen en vervangen door dat GHB. Die bezoeker was Marie Henri Mackenzie (Rotterdam 1878-1961 Hilversum), jarenlang bevriend met Breitner, had zelfs lessen van hem gekregen en was in zijn Amsterdamse periode erg beïnvloed geraakt door Breitners schilderstijl. De volgende dag kwam Mackenzie terug met de politie, het schilderij "Paarden op de Lindengracht" werd in beslag genomen en Edel gehoord. Die verrassende ontdekking van de signatuur lag toch iets anders. Hij had een tip gekregen dat er door een schoenmaker in de Marnixstraat een Breitner te koop werd aangeboden. Edel er op af en vond het wel een mooi schilderij maar had zijn twijfels over de maker. Waarschijnlijker was dat het door een volger of leerling van Breitner was gemaakt dan door de meester zelf. Hoe dicht hij bij de waarheid zat! Daarna kwam pas het verhaal dat het schilderij stoffig was geweest en na het opnieuw vernissen de ontdekking van de signatuur volgde.
De politie ging het spoor vanaf de schoenmaker na en die claimde dat hij het van makelaar Smits in de Frans van Mierisstraat had gekregen in ruil voor arbeid.

De makelaar claimde dat hij het gekocht had bij kunsthandel Kiers in de Utrechtsestraat en die tenslotte verklaarde dat hij het inderdaad van Mackenzie had gekocht. Toen was het linksonder gesigneerd geweest met "M.H.Mac Kenzie". Ergens in dit circuit was de signatuur van Mackenzie verdonkeremaand en vervangen door dat GHB.

Een paar zaken waren vreemd aan het verhaal. Breitner signeerde hoogst zelden met "G.H.B." en dan alleen op schetsen of een enkele maal op een schetsschilderij. Op schilderijen nagenoeg uitsluitend met "G.H.Breitner" voluit. Bovendien signeerde hij nooit middenonder zoals op het gewraakte schilderij, maar altijd in een hoek, meestal een der onderhoeken.
En dan het paard...! Breitner was juist de paardenschilder bij uitstek en hoe impressionistisch het werk ook was, een paard straalde vóór alles "paard" uit: kracht, beweging of juist rust... Hoe mooi Edel het doek ook vond, Mackenzie was een mindere god dan Breitner, zeker als het op paarden aankwam en een kenner ziet dat... of hoort dat te zien.
En hoe toevallig was het eigenlijk dat Mackenzie een dag na het uitstallen aan de etalage voorbij wandelde en het doek had 'ontdekt'? Was hij eerder op de hoogte van de vervalsing maar kreeg hij geen vat op de schoenmaker en nu wel bij Edel die een reputatie als restaurateur en kunsthandelaar te verliezen had?

Het verhaal stokt hier en of er ooit iemand voor vervolgd is, blijft duister. In de jaren erna zijn nog meer Mackenzie's opgedoken met vervalste signatuur maar ook daarvan is niet bekend wie de dader was en of er vervolgd is.
Mackenzie wisselde van stijl en verliet het Breitner-pallet, wat zijn werk alleen maar ten goede kwam. Eindelijk had hij zijn eigen stijl gevonden...

 

Ander werk van Mackenzie

Dat hij niet alleen onder de indruk van het werk van Breitner was, bewijst dit schilderij van de Binnenkant en de Waalseilandgracht. Als we weten dat hij naar Amsterdam verhuisde in 1910 en als amateurschilder in 1917 toenadering zocht tot Breitner is het bijna niet mogelijk dat Mackenzie dit beeld ooit in het echt heeft gezien. De afbraak van deze huizen vond plaats vanaf 1911-'12, de bouw van het Scheepvaarthuis op deze plek startte in 1913. De bron is veel meer een ets van Willem Witsen uit 1905. Die is in spiegelbeeld maar de voorstudie vertoont akelig veel overeenkomsten met dit schilderij.
Hieronder de Prinsengracht bij de Bloemgracht.

 

In zijn latere schildersloopbaan werd het palet bonter en de onderwerpen frivoler, getuige dit schilderij van de Place du Combat in Parijs.

Tot 1931 had Mackenzie een dagvullende baan bij een oliemaatschappij. Hij bracht het zelfs tot procuratiehouder. Toen de wereldwijde depressie ook de oliemaatschappijen trof werd hij met een miniem wachtgeld naar huis gestuurd. Met de opbrengst van zijn schilderwerk erbij kon de familie enigermate rondkomen maar moest wel verhuizen van het dure huis in Amsterdam naar Hilversum. Daar verhuisde de familie enkele malen tot ze een redelijk huis met een schilderatelier op het noorden vonden. Wel steeds huurhuizen...

Deze week honderd jaar geleden

Zondag 21 augustus 1921 - Ondanks lang aandringen van het SDAP-bestuur blijft Henri Wollring bij zijn weigering zich opnieuw tot raadslid te laten benoemen teneinde een leeggekomen plek te bezetten. Dat krijg je er van als je in 1919 de man niet meer goed genoeg vindt en niet verkiesbaar stelt. Wollring was sinds 1907 raadslid geweest en had volkshuisvesting in zijn portefeuille. Hij was daarna woningopzichter bij de WBV Rochdale geworden en was niet van plan dit op te geven. Bovendien was zijn echtgenote in 1920 ernstig ziek geworden wat ook zijn aandacht vroeg.
Wie was Henri Wollring? Hij was destijds in de SDAP beslist een grote naam en daarvoor al in de SDB waar hij naast Domela Nieuwenhuis vaak op het spreekgestoelte stond. Hoe je - als je op een zijspoor gezet wordt - snel in de vergetelheid kunt geraken!
Wollring was een selfmade man, vanaf zijn 10de opgevoed door zijn grootmoeder volgde hij de Kunstnijverheidsschool Quellinus om architect te worden, maar hij bleef steken bij timmerman. In die hoedanigheid werd hij bestuurslid van achtereenvolgens Constantia, ANTB, DEV en Concordia Inter Nos. Hij was redacteur van De Timmerman en het Sociaal Weekblad.
Door Willem Vliegen werd hij in 1900 de SDAP binnengeloodst wat in 1907 al resulteerde in een benoeming tot raadslid van de gemeenteraad van Amsterdam. Op het zijspoor bleef een wrokkige Wollring achter die elke betrokkenheid met de SDAP uit de weg ging. De vergetelheid waarin hij wegzakte, maakt dat u hem waarschijnlijk niet kende.

 

Oude afleveringen

Hieronder weer een keuzemenu naar oude afleveringen van het jaar 2020. De keuze 2014 t/m 2020 leidt naar de laatste aflevering van het betreffende jaar, met onderaan een eigen menu voor dat jaar.

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 wk01 wk02 wk03 wk04 wk05
wk06 wk07 wk08 wk09 wk10 wk11 wk12 wk13 wk14 wk15 wk16 wk17
wk18 wk19 wk20 wk21 wk22 wk23 wk24 wk25 wk26 wk27 wk28 wk29
wk30 wk31 wk32 wk33 wk34 wk35 wk36 wk37 wk38 wk39 wk40 wk41
 

Aanmelden voor deze digitale uitgave    -    Afmelden voor deze digitale uitgave