weekblad-logo

week 15-2021

Fotoquiz snelste

De snelste met het juiste antwoord op de foto van vorige week was Arjen Lobach. De nieuwe opgave komt dan ook van hem. Voor de broodnodige afwisseling... een tekening.

De vragen zijn:

Aan welke straten/kaden/grachten staat dit hoekpand?

We gooien er nog een bonusvraag tegenaan (naam of huidig nummer):

Welke ophaalbrug ziet u in de verte?

Oplossingen via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

Deze pandjes staan in de Goudsbloemstraat met de huisnummers 79-81-83. Volgens de site 'Grachtenboek' zijn de pandjes van 1e kwart 18de eeuw. Op de foto hieronder (±1920) is te zien dat ze van ver komen en daaronder een recente foto van hoe prachtig ze opgeknapt zijn. Die kunnen weer jaren mee...

Foto's: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Maaike de Graaf, Nils Wernars, Anneke Huijser, Robert Raat, Lieuwe Karbet, Jos Mol, Mike Man, Kees Valentijn, Hans Olthof, Willem Blok, Jan Snijders Marike Muller, Ria Scharn, Hans van Efferen, Ton Brosse,

Fotoquiz: Jos' keuze

De keuzefoto betreft deze week een locatie binnen de Singelgracht.

Jos denkt dat er genoeg aanknopingspunten in deze foto verborgen zitten voor een snelle oplossing. Daarom passen we de vraagstelling aan op toch een beetje zoekwerk. De vraag is namelijk:

Welke drie bruggen ziet u hier prominent in beeld? (namen of nummers)

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing: Ton's keuze

 

We probeerden u nog tot omhoog kijken te bewegen, want deze beeldengroep zit op de hoogte van de kap van het Metz-gebouw, onder de toren. Het gebouw werd hier voor de New York Life Insurance Company neergezet en daar moest de hint over de zorgzame moeder u naar toe leiden. Voor de volledigheid, het adres is Keizersgracht 455.
Het gebouw is naar een ontwerp architect Jan van Looy. De verzekeringsmaatschappij nam slecht de tweede verdieping in gebruik en verhuurde de rest.
Behalve moeder en kind bestaat de groep uit een "studerende man" en een pelikaan met jongen.

Lees meer over het gebouw via 020apps.nl.

Kleurenfoto: © Ton Brosse

Z/W foto's: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Hans van Efferen, Jos Mol, Mike Man, Ria Scharn, Kees Valentijn,

Heeft u ook een opvallende foto gevonden?

Laat ons meegenieten en stuur hem naar de redactie. Het onderwerp kan zich zowel binnen als buiten de Singelgracht bevinden. Wij verwachten wel een niet alledaags beeld dat ook niet-buurtbewoners wel eens op het netvlies kregen. Graag via deze link en alléén via deze link a.u.b. Blijf sturen!

Fotoquiz Wat? Waar?


Dit is allemaal in een of andere vorm al eens onderwerp geweest.

De vragen zijn:

Welk water is dit?
Welke brug ziet u in de verte?

En dan een bonusvraag; telt niet mee voor de goede beantwoording:

Van welke scheepvaart-maatschappij zijn de beide grotere stalen schepen?

Laat het ons weten via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

De quizfoto toont het restant van negen huizen die Philips Vingboons in 1642 voor de regenten van het Sint Pietersgasthuis bouwde als geldbelegging om in de kosten van het gasthuis te voorzien. Ze kwamen te staan aan het water van het Rokin, waar tot de bouw de turfmarkt geweest was. Die moest naar de Noordermarkt verhuizen om het aanzien van de te verhuren huizen te verbeteren. De kade heet toch nog steeds Oude Turfmarkt alhoewel er pogingen werden gedaan dit stuk ook Rokin te laten worden. Het grootste deel van deze huizen verdween in 1865 voor de bouw van de Nederlandsche Bank.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

En dan de knik waar we naar vroegen. We stelden voor het gemak dat de knik verdween maar diverse mensen maakten er ons attent op dat er nog steeds een knik in het gebouw te bespeuren is. Ons ging het om de wijziging in de wallenkant in 1860 van de Oude Turfmarkt voorafgaand aan de bouw van de bank. Voorheen boog de rooilijn in de richting van de Grimnessesluis en de Nes. Na 1860 strookte de rooilijn met de huizen aan het Rokin (stille zijde). Dit is omstandig uitgelegd in onze PDF over d'Uterste Nesse p.40.

Goede oplossingen kwamen van Harald Advokaat, Anneke Huijser, Ria Scharn, Robert Raat, Nils Wernars, Kees Valentijn, Jos Mol, Hans van Efferen, Mike Man, Aschwin Merks,

Met de camera op pad...

 

 

 

 

 

Hier is weer een foto van Pieter Klein die in Coronatijd door de stad dwaalt voor leuke plaatjes waar u dan weer op puzzelen kunt. De vragen zijn:

Waar is dit of welk gebouw is dit?

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Foto van vorige week

Het meest herkenbare gebouw op de quizfoto was het Zeemanshuis op het Kadijksplein. Gezien de plaats van de beide torens daarop kijken we tegen de achterkant en dan moet het water wel de Nieuwe Vaart zijn. De grote schepen die afgemeerd liggen, worden dan ook duidelijk; de Nieuwe Vaart was toen de haven waar zeegaande schepen afmeerden om te laden en lossen. Zo niet, dan bleven ze in het Oosterdok liggen. Duidelijk is dan dat de dubbele ophaalbrug de Kattenburgerbrug moet zijn.
De foto is van een onbekende maker en de datering 1856 is helemaal opgehangen aan dat jaar toen het Zeemanshuis opende. De kwaliteit doet aan later denken.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Anneke Huijser, Ria Scharn, Jos Mol, Hans Goedhart, Harald Advokaat, Gerard Koppers, Robert Raat, Fons Baede, Mike Man, Age van der Veer, Adrie de Koning, Hans Olthof, Kees Valentijn, Marike Muller, Hans van Efferen, Aschwin Merks,

YouTube: Depri? Dit filmpje bekijken!

 

Deze week nu eens niet zo serieus. Iets om op z'n minst een glimlach op uw gezicht te toveren.

Klik hier of de afbeelding om het filmpje te kijken

Nieuw vervolg in de architecten-serie: Adriaan Dortsman

De in Vlissingen geboren Adriaan Dortsman (1635-1682) verhuisde al vroeg naar Haarlem. Hij studeerde landmeetkunde en vestingbouw in Haarlem en Utrecht en wiskunde in Leiden. Rond 1665 verhuisde hij naar Amsterdam waar hij in Jan Six (I) een mecenas vond. Door diens vele contacten in hoge kringen kreeg Dortsman veel opdrachten voor kapitale herenhuizen in de Vierde Uitleg. Die waren allemaal in een voor Amsterdam nieuwe stijl, een doorontwikkeling van het classicisme van Van Campen en Vingboons. Kenmerkend zijn de strakke daklijsten, al of niet met attiek.
Voor de inhoud van deze aflevering tekent deze keer Anneke Huijser.
Klik hier of de omslag om de PDF te lezen.

Helemaal in stijl met het stuk over dé architect van de Vierde Uitleg is deze film over de exorbitante grachtenpaleizen in de Gouden Bocht. De film is er een uit een nieuwe serie van de Gemeente Amsterdam. Wanneer u deze bekeken hebt zult u ongetwijfeld meer uit die serie voorgeschoteld krijgen, anders doen wij dat wel in de komende weken.

Klik hier of de afbeelding om het filmpje te kijken

redactioneel

't Rechthuis van de Meer

In 1777 werd het oude Rechthuis van de Watergraafsmeer, in feite een herberg die enkele tientallen meters van de Middenweg stond, vervangen door het gebouw zoals het er nu nog staat. Op het schilderij van Eduard Alexander Hilverdink zien we uiterst rechts een deel ervan. Links de Ringsloot van minimaal 4 roeden breed (14½ m) en 5 voet diep (1½ m). Daartussen de ringdijk van de Meer. Voor de Staten van Holland worden de condities gepresenteerd en vastgelegd in de Poincten ende Conditien; de bedijker (=Amsterdam) onderhoud de ringsloot en molentochten en de Oetewalerweg moet opgehoogd worden en op een breedte van 5 roeden (18½ m) een goede toegangsweg vanaf de stad vormen. Van die Oetewalerweg rijdt net een koets de Oetewalerbrug op en zal dadelijk door het tolhek rijden maar daar moet toch even halt gehouden worden. Achter het schamele dijkhuisje zien we nog net de witte voorgevel van het tolgaardershuisje. De weg vervolgt als Middenweg dwars door de Meer, halverwege gekruist door een tweede weg, de Kruislaan. Ziedaar de ruggengraat van de Wieringermeer.

Op het schilderij, in de voorgrond, een stel vissers met hun zeilpraam en een aantal korven. De visrechten in de ringsloot werden angstvallig beheerd en de opbrengsten gingen naar het waterschap Bijleveld en de ambachten Amsterveen en Ouderkerk. Een in de Conditien vastgelegde compensatie voor de verloren gegane visserij op het Diemermeer voordat die drooggelegd werd.
Voor je plezier vissen was er niet bij; alleen eigenaren van grondstukken van 5 morgen (ruim 40.000m2) of meer mocht een vergunning aanvragen die hem vijf gulden en vijf stuiver per jaar kostte. Dan mocht hij alleen binnen de ringdijk zijn hengeltje uitgooien en dan nog niet in molenkolken.
Eigenaren met zo'n vergunning mochten de visrechten wel verhuren aan één persoon, maar de huurder diende de ƒ5.5.- te voldoen en een visacte aan te vragen die hij al vissende op zak moest hebben; zonder dat verbeurde hij een boete van ƒ25 en bij een volgende keer raakte hij alle uitrusting (boot, tuig, enz.) plus ƒ50 kwijt.

Noot: voor wie verbaasd is over de rol van Amsterveen (=Nieuwer-Amstel) hierin, bedenk dat dat ambacht ook gronden in de Over-Amstelse polder omvatte, tot aan Diemen en grenzend aan de noordzijde van de Diemermeer

In de Meer mocht geen vee, loopvogels of honden loslopen, zelfs nietover de beide wegen gevoerd worden. Lastig voor veedrijvers die door de Meer naar het Gooi wilden lopen. Zij moesten de lange weg rond de Meer nemen. Op de ringdijk was vee weiden uitgesloten, ook niet in de bermen. Karren of koetsen op de ringdijk waren ondenkbaar; de wielen zouden de dijk beschadigen (geen verhard wegdek). Een door een paard gejaagde schuit diende zijn trekdier op de kruin van de ringdijk te laten lopen.
Schepen in de ringsloot mochten niet aan de dijk afmeren, net zo min als aan bruggen.

Tek: Maliebaan, wel mèt vee


Hoofdingelanden van de Watergraafsmeer waren steeds de burgemeesters van Amsterdam. De twee eersten waren Jacob Dircksz de Graeff van 1632 tot zijn dood in 1638, opgevolgd door Willem Backer en Andries Bicker van 1632 tot zijn dood in 1652, opgevolgd door Cornelis de Graeff. Allen waren in die periode meermaals burgemeester. Pas eind 19de eeuw werden ze op andere merites gekozen, met Jhr. Jan Pieter Six als eerste niet/burgemeester maar nog steeds Amsterdammer. De dagelijkse leiding en de toezichthouders op het functioneren van het bestuur werd toevertrouwd aan de dijkgraaf, baljuw, de vijf heemraden en schepenen. Er zijn genoeg voorbeelden waarbij een persoon meerdere van deze functies bekleedde. De secretaris en de penningmeester waren de enigen die een jaarsalaris kregen, de rest naar geleverd werk, dagvergoeding of aanwezigheidspremie bij vergaderingen.

Portretten: De Graeff links en Bicker rechts; Wikipedia

Tekening van het achterland na de dijkdoorbraak tussen Jaap Hannes en Houtewael in 1651. Ook de ringdijk van de Watergraafsmeer brak toen door. Ets door Pieter Nolpe naar tekening door Jacob Esselens (Rijksmuseum)

De grootste zorg van de dijkgraaf was de toestand van de dijken rond de polder. Dat werd nog een graadje erger na de ramp van 1651 toen de Meer binnen enkele uren weer volliep door een dijkbreuk na de dijkdoorbraak van de Diemerzeedijk tussen Jaap Hannes en Houtewael (ets hierboven). Daarbij ging de totale veestapel verloren. Controle van de dijken was dagwerk en er stonden hoge boetes te wachten op ieder die onachtzaam met de dijk omsprong. Je mocht niets stallen of deponeren op de bermen, nog geen spa in de grond zetten. Als die spa per ongeluk (of opzettelijk) een zode uit de dijk tilde wachtte de snodaard ƒ100 boete. Iedere mannelijke bewoner of tewerk gestelde was tot dienstbaarheid verplicht en werd ook daadwerkelijk opgeroepen wanneer gevaar dreigde, meestal bij zware stormen. Er stond een grote hoeveelheid hulpmiddelen klaar om in te zetten, verdeeld over de Meer. De klok van het Rechthuis gaf het sein dat overgenomen werd door de nachtwachten die op hun hoorn bliezen. De dijkgraaf, heemraden, secretaris en pennigmeester dienden zich terstond op het Rechthuis te vervoegen. Als dat niet binnen drie uur gebeurde kreeg de betreffende functionaris ƒ50 boete. De bewoners die voorzieningen moesten treffen werden zoveel mogelijk direct naar de plaats des onheils gedirigeerd.

In 1672 liep de Meer nog eens onder water. Dat was in opdracht van de stad Amsterdam om naderende Franse troepen tegen te houden. Het was voldoende om een laagje water toe te laten zodat de grond drassig was maar door een stommiteit stond binnen korte tijd de hele Meer weer blank. Toen stadhouder Willem III later de situatie in ogenschouw nam, stelde hij dat de innundatie onnodig was als de vijand net zo eenvoudig om de Meerheen kon lopen. Dat was een dure les voor de toekomst en zelfs in volgende oorlogen werd innundatie verworpen vanwege de torenhoge kosten daarna. Amsterdam weigerde in 1673 die kosten te vergoeden en kwam er mee weg.

Schilderij: Franse troepen hebben Naarden al bezet en maken zich op voor het beleg van Amsterdam 1672
(Rijksmuseum)

De Watergraafsmeer kende zijn eigen rechtspraak. De baljuw was verantwoordelijk voor de openbare orde en trad met behulp van een substituut-schout en zijn rakkers regelend op. Hij zat de vierschaar voor die hij vormde met de Schepenen en hij bracht de vonnissen ten uitvoer. Dat betekende regelmatig drommen mensen voor de deur van het Rechthuis want in vroeger dagen wilde men niets van dit soort activiteiten missen. In de 17de eeuw kreeg de baljuw voor zo´n zitting een stuiver, boven zijn jaarsalaris van ƒ200. Dat werd in de volgende eeuw rechtgetrokken en kreeg hij een jaarsalaris dat eind 18de eeuw opliep tot ƒ3000 per jaar. De baljuw reisde nooit alleen door zijn gebied maar was altijd vergezeld door een aantal gewapende dienders. Daarbij werd ook de Roede van Justitie meegevoerd, die in de Meer twee meter lang was. Wanneer een bedelaar, landloper of crimineel opgepakt werd, sloot men hem op onder in het Rechthuis of werd overgebracht naar de Boeien in het Amsterdamse stadhuis. Als de doodstraf uitgesproken werd - en daar was helemaal niet zo´n enorm vergrijp voor nodig - kwam er een beul uit Haarlem.

Claes Huysman was zo'n veroordeelde die voor het Rechthuis op 13 augustus 1718 ter dood werd gebracht. We hebben het dan uiteraard over de voorganger van het huidige Rechthuis, namelijk de herberg met die naam. Huysman had in 1714 dan ook wel het een een ander uitgespookt, zo ernstig dat hij tot in Hamburg gejaagd werd en in hechtenis genomen terug naar de Watergraafsmeer gebracht werd. Hij had een 13-jarig meisje en een 2-jarig jongetje vermoord die getuige waren geweest van een diefstal op een buitenplaats in de Meer.
'Hij werd voor ’t Regthuis op ’t schavot op een kruis gelegd, ter halver dood gewurgt, van onderen af geradbraakt, zijn hoofd met een bijl afgeslagen en op zijn lichaam gelegd tot aan de waterkant gesleept en naar de Volewijck gebracht, om aldaar op een radt en zijn hoofd op een pen geset te worden om door de Lugt en gevogelte des hemels verteerd te worden.'
Bij zo'n gelegenheid waren baljuw en schepenen gekleed in de 'rok van Justitie', een zwart lakens gewaad met satijnen bef en bloedband over de linkerschouder met het wapen van Amsterdam erop. De baljuw aanschouwde de hele terechtstelling vanuit een venster op de verdieping van het Rechthuis, waarbij de Roede van Justitie boven zijn hoofd uitstak, gelijk aan de procedure op de Dam in Amsterdam. De klok in de toren van het Rechthuis luidde gedurende de gehele terechtstelling.
Op de afbeelding linksboven de betreffende baljuw Balthasar Scott (tussentaalenbeeld.nl).

Jacob Frederik Muller, beter bekend als Jaco, haalde zich in 1715 de gram van de hele Amsterdamse elite op de hals door in te breken in het huis van ingeland Lucas de Jong, prominent regent in Amsterdam en verwant aan of bevriend met menig burgemeester. De inbraak in zijn huis aan de Ringdijk, naast het Rechthuis, werd als een aanval op het hele regentendom gezien en was grond voor een heksenjacht op Jaco. Het uitloven van beloningen voor belastende verklaringen betekende het einde van hem. Berecht werd hij echter niet in de Meer (ondanks dat hij de herberg vaak als uitvalsbasis gebruikte voor strooptochten in de omgeving waarbij zelfs een dode viel) maar in Amsterdam omdat hij daar nog veel meer wandaden had verricht.

Om landlopers en bedelaars uit de Meer te weren waren particuliere armenjagers actief die tegen een loon van ƒ3 per week "dat gespuis" opbracht of verjaagde met behulp van honden. Als een opgebrachte landloper nog meer op z'n kerfstok had, kon hij in aanraking komen met de pijnbank. Daar waren de rakkers (of rekkers) voor verantwoordelijk. De pijnbank was het uitgelezen instrument door de idiote regel dat een gepijnigde geen zichtbaar letsel mocht oplopen. Het breken van botten was daarom een geëigend middel.

Foto: Zeeuws anker als pijnbank

Er bestonden omtrent wonen in de Meer veel afwijkende regels t.o.v Amsterdam. Je mocht niet zo maar verhuizen, tenminste sinds de keur van 1736 niet. Je moest een verhuisvergunning aanvragen en zeker niet proberen zonder zo'n bewijsje een ander huis te betrekken: een boete ter hoogte van het eerste te betalen huurbedrag was je deel.
Een huis bouwen was eveneens onderhevig aan voorschriften die aardig in de buurt kwamen van waar Bouw- en Woningtoezicht zich in latere eeuwen mee bemoeide. Een rooimeester kwam het huis en alle bijgebouwen 'uitzetten' en uiteraard tegen betaling. Ook kreeg je geen bouwvergunning voor een simpel huisje op grondstukken die voorzien waren voor luxe buitenhuizen.
In de buurt van de molens mocht op 100 roeden afstand (368m) geen bouwsel, boom of heg staan die hoger dan ongeveer twee meter was. Dit om de windvang te waarborgen.

Tek: Burgemeestershuis F.W.Everts

In de komende weken/maanden nog meer over de Meer...

Tot slot een kijkje op de Oetewalerbrug in ±1890; vandaag ziet het er uit.

De afbeeldingen komen uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam, tenzij anders vermeld.

Kuiper Alberdingk in de olie

Rond Amsterdam waren sinds de 17de eeuw bedrijfjes buiten de muren gevestigd die men niet daarbinnen wenste. Lawaai, stank en ongezonde stoffen waren zo van die zaken waar de stedeling niet zo'n trek in had. Alhoewel dat wel de minst storende branche was, werden ook de kuipers geweerd. In 1710 begonnen de gebroeders Alberdingk een kuiperij die ze in de buurt van hun beste afnemers, de oliemolens, vestigden dus buiten de stad. Olie moest altijd donker in vaten opgeslagen worden, in metalen maar toen in houten vaten.
De stap naar zelf olie te gaan verhandelen was klein en de Alberdingks zetten die stap dan ook.

De afbeelding komt uit het boek Industrieel Nederland door Jhr. G.A.A. Just dela Paissieres - 1921

Helaas weten we niet waar het bedrijf zoal zat maar de handel in lijnolie verplaatste zich naar binnen de stad. We komen het bedrijf een eeuw later op de Nieuwezijds Kolk tegen. In 1890 werd voor de firma op de Brouwersgracht 226-234 een nieuwbouw in plaats van vijf uitgebrande pakhuizen neergezet, die in 1918-'19 nog eens flink verbouwd werd.

Het complex diende in de loop der jaren meerdere firma's. Zo komen we in 1930 hier de Metaalhandel Hamel's Atlas tegen. Tegenwoordig is het tot appartementengebouw verbouwd en kreeg het de naam die op de gevelsteen voorkomt: De Blaauwe Burgt (foto: VVAG). De jaartallen, die voor Onno Boers en zijn VVAG nog steeds een raadsel waren, zijn met de geschiedenis van de firma Alberdingk opgelost: 1710 is de stichtingsdatum van de kuiperij en 1919 het jaar van ingebruikname van het verbouwde Brouwersgracht 226-234.

Lijnolie of lijnzaadolie wordt geperst uit de zaden van olievlas. We kennen de vlassoort Linum usitatissimum zowel als vezelvlas waar textielvezels van gewonnen worden die o.a. tot linnen verwerkt worden. Daarvoor wordt heel dicht bij elkaar gezaaid zodat de stengels op weg naar zonlicht lang en recht worden.
Daarnaast levert een variëteit, die korter en sterk vertakt is, zaden op die veel olie bevatten en die tot lijnolie verwerkt worden. Die oliën werden in vroeger eeuwen speciaal bewerkt voor verschillende producten zoals verf, vernis, patentolie (voor verlichting), onderwaterverf voor schepen en nog andere toepassingen, zelfs in geringe mate voor de voedselindustrie.
Het koken van lijnolie was een brandgevaarlijke bezigheid die buiten de stad plaatsvond. Daartoe bouwde de firma F. Alberdingk & Zonen in 1860 een fabriek aan de Hoogendijk (de huidige Spaarndammerstraat) t.h.v. de Westzaanstraat. Na een kwart eeuw had de stad de fabriek ingehaald en dat liep niet goed af.

De groot-industrieel Joseph Alberdingk-Thijm is overigens een directe afstammeling van deze familie van kuipers en oliehandelaren.

Dat het koken van lijnolie brandgevaar opleverde bewees de firma in 1906 toen de hele fabriek aan de - toen al - Spaarndammerstraat afbrandde. En dit was niet de eerste brand (zie boven).

De fabriek in de Spaarndammerbuurt was speciaal voor het vervaardigen van een zodanig blanke olie dat ze daar wereldfaam mee opbouwden. Om witte olieverf te maken had je een zo helder mogelijk lijnolie nodig zodat de gele kleur er niet meteen creme van maakte. En u dacht dat "gebroken wit" in het kleurenschema van oude grachtenpanden hoort?! Bij andere kleuren was dat minder problematisch alhoewel de gelige olie de herlderheid van de kleuren nadelig benvloedde. Nadeel van deze heldere lijnolie was de lange droogduur; een mix van voor- en nadelen dus. Om iedereen van dienst te zijn leverde de firma oliën in diverse 'tinten' en de vaklui in binnen- en buitenland waren er enthousiast over.
De onderwaterverven waren ook een belangrijke tak voor de firma. Die splitste zich en corrosiewerende verven (voor de overwegend stalen zeeschepen) en aangroeiwerende verven met soortverschillen voor schepen in de tropen en in onze noordelijke wateren (op koperbasis). Deze laatste verven (antifouling) konden ook op hoeten schepen toegepast worden.
Als laatste willen wij nog een specialistisch product noemen, nl. de boekdrukkersvernis, nodig om drukinkt te vervaardigen. Ook hier weer vonden de nagenoeg kleurloze vernissen hun weg in gekleurde drukinkt.

Op de foto de raffinaderij (Ind.Ned)

Op een onbekend moment verliet de firma Amsterdam; na de Tweede Wereldoorlog is zij nog in Blaricum gevestigd, daar waar veel nazaten van de Alberdingks nog steeds in de buurt wonen. Het doordringen van kunstharsen in de verfindustrie betekende het einde van het bedrijf.

De afbeeldingen komen uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam, tenzij anders vermeld.

Column: Daan & Daan -33: Markante Plantagehuizen

oensdagmiddag  Bij Opa Daan en Oma Matilde thuis vertelde Oom Gijsbreght verder over zijn Plantagepareltjes. Daarna zouden ze weer op pad gaan. Oom Gijsbreght had inmiddels al zoveel over zijn voormalige Plantageperceel verteld, dat het nu weer eens tijd werd voor een van de vele andere bouwsels. Nu ja, één ding wilde hij nog wel even kwijt: ‘In die tijd (jaren zeventig) waren de huizenprijzen schrikbarend……laag! Toen hij er een tijdje woonde, belde hij voor de lol eens naar meneer van D., de huisbaas zelf, en informeerde of er een mogelijkheid was om als onderhuurder een bod te doen op het pand Plantage Muidergracht 157, met dien verstande dat er natuurlijk op drie verdiepingen reeds mensen woonden, maar de meesten waren oud en hadden ook het eeuwige leven niet! Meneer van D. vond het nog niet eens zo’n gek idee en leek even te gniffelen, waarschijnlijk omdat hij ook niet zo dol was op de personen die hun sousterrain onderverhuurden. Oom Gijsbreght moest wel rekenen op een bedrag van om en nabij de honderdduizend, honderdtienduizend Nederlandse florijnen! Bij een volgend contact moest meneer D. echter mededelen dat – ondanks dat hij best op het bod wilde ingaan – er helaas familieleden waren die het pand voorlopig als familiebezit c.q.-belegging wilden continueren. Jammer. Oom Gijsbreght was nu zeker miljonair geweest als de verkoop toen was doorgegaan, want de huizenprijzen vertienvoudigden zich door de jaren heen.’
Oom Gijsbreght: ‘De ‘Hortus Botanicus Amsterdam’ die aan het begin van de wijk is gelegen, iets voorbij de eerder besproken apotheker en de Hortusbrug, is ook al weer zo’n heerlijk pareltje. Deze Hortus is een van de oudste botanische tuinen ter wereld. In de tuin en in de kassen groeien maar liefst zesduizend soorten planten uit alle windstreken. Met haar rijke historie is de Hortus een oase van rust midden in de drukke stad. De monumentale palmenkas dateert uit 1912.
Er is ook een oranjerie, waarin vanouds 's winters sinaasappelbomen en andere kuipplanten binnen worden gezet.

Aangrenzend bevindt zich aan de Plantage Middenlaan het voormalige Hugo de Vries-laboratorium; dit gebouw is ontworpen door de architect Jo van der Mey.
Jan Commelin en Joan Huydecoper waren in 1682 de oprichters en eerste bestuurders van een nieuwe Hortus in de Plantage. In 1684 werden bij kwekers en handelaars tulpen, hyacinten en sinaasappelbomen gekocht. In 1685 werden er asperges, stokrozen en olijfbomen aangeschaft. Rond 1685 kreeg de hortus een okraplant en een ananasplant toegestuurd uit Suriname. Er groeiden ook planten die uit Japan waren gesmokkeld. In 1713 schonk Nicolaes Witsen twee koffieplantjes aan de hortus. Beroemde botanici waren Frederik Ruysch, Caspar Commelin en Johannes Burman. Twee drakenbloedbomen trokken veel aandacht, met name van buitenlanders.
Lodewijk Napoleon had de Hortus willen uitbreiden met een dierentuin. Zijn collectie dieren is een jaar lang in de orangerie gehuisvest geweest. Door zijn vertrek in 1810 verdwenen de plannen voor een dierentuin in de la en pas in 1838 werd Artis opgericht. In de tweede helft van de 19e eeuw zijn er allerlei uitbreidingen in de hortus aangebracht, zoals de Victoriakas. De Hortus werd wereldberoemd door het onderzoek dat Hugo de Vries verrichtte naar teunisbloemen. In de jaren 1980 van de vorige eeuw verloor de Hortus zijn wetenschappelijke belang voor de Universiteit van Amsterdam steeds meer en dreigde de tuin te worden opgeheven. Door een stichting van vrienden, opgericht in 1986, bleef de bijzondere tuin voor Amsterdam behouden. Sinds 1990 staat ze los van de universiteit. In 1993 is de nieuwe ‘Drieklimatenkas’ opengesteld. De….’
‘Laten we erheen gaan,’ zei Opa. ‘Oma en ik zijn gek op planten.’ Daan en Jelle reden een stukje mee. Zij moesten een belangrijke wedstrijd spelen en moesten dus helaas verstek laten gaan. Wel gaf Jelle nog een plaatje aan Opa, Oma en Oom Gijsbreght. Een raadplaatje…

Raadplaat van vorige keer

Deze mooie gevelversiering is te zien op Singel 268. De naam Gebr. Zahn staat in marmer gebeiteld. Wikipedia vertelt dat de gebroeders Zahn afkomstig waren uit Bohemen en beroemd werden als glashandelaren. Ze leverden o.a. glas voor Artis en 'De Krijtberg'.

 

 

Er volgden meer bedrijven in dit pand:

Nog wat links naar meer informatie: Familie Van Os - Monument 5331 - Digitaal Grachtenboek

Goede oplossingen kwamen van Kees Huyser, Arjen Lobach, Adrie de Koning, Hans Olthof, Maaike de Graaf, Anneke Huijser, Jos Mol, Jonkheer Jan Six van Hillegom, Otto Meyer, Mike Man, Ton Brosse, Kees Valentijn en Hans van Efferen

Nieuwe raadplaat

Waar staat dit kunstwerk?
Wat stelt het voor?
Wie maakte het?

Als je het weet, laat het ons ook weten via deze link

Deze week honderd jaar geleden

Zaterdag 9 april 1921 - De complete koninklijke familie komt in Amsterdam aan: Koningin, Prins, Koningin-moeder en Prinses. Ze zullen de komende 6 dagen diverse bezoekjes brengen, tentoonstellingen bezoeken en voorstellingen bijwonen. We pikken er een paar uit. Op maandag (11-04) wordt een bezoek gebracht aan de SS Johan de Witt van Mij. Nederland. Prinses Juliana brengt een bezoek aan de ADM om het Julianadok te bezichtigen. Koningin-moeder Emma bezoekt op dinsdag (12-04) het Tesselschadeziekenhuis en de Prins maakt en rondvlucht boven Amsterdam. Op woensdag wordt de voorjaarstentoonstelling in Arti et Amicitiæ bezocht, de Openbare Leeszaal en 's avonds een voorstelling in de Stadsschouwburg. Op donderdag (14-02) is de Prins aanwezig bij de opening van de internationale postdienst van de KLM. Op vrijdag, de dag van vertrek, brengt het gezelschap een bezoek aan de tentoonstelling van Sint Lucas in het Stedelijk Museum.
Wegens ziekte van burgemeester Tellegen neemt wethouder Den Hertog de honneurs waar.

Op de foto (still uit een Eye-film van F.A.Nöggerath) aankomst Koninklijke familie bij Stedelijk Museum

 

 

 

Zaterdag 16 april 1921 - Burgemeester Tellegen overlijdt op 62-jarige leeftijd. In het harnas, kan je zeggen. In de burgemeestersserie van Jos Mol en Adrie de Koning werd een aflevering aan deze burgemeester gewijd. Klik hier om nog eens te lezen.

Oude afleveringen

Hieronder weer een keuzemenu naar oude afleveringen van het jaar 2020. De keuze 2014 t/m 2020 leidt naar de laatste aflevering van het betreffende jaar, met onderaan een eigen menu voor dat jaar.

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 wk01 wk02 wk03 wk04 wk05
wk06 wk07 wk08 wk09 wk10 wk11 wk12 wk13 wk14 wk15 wk16 wk17
 

Aanmelden voor deze digitale uitgave    -    Afmelden voor deze digitale uitgave