weekblad-logo

week 27-2015

Fotoquiz

Waar? Welke zijstraat?

De reclameteksten op de gevel zijn vervaagd om het niet te makkelijk te maken.

Oplossingen via deze link.

De snelste met het goede antwoord op de foto van vorige week was Carol de Vries. Hij had geen tijd voor een nieuwe opgave, dus hier een uit de reservebak.

Oplossing vorige week

Douaneloods van de Nederlandse Spoorwegen aan de Westerdoksdijk.

Carol de Vries was niet zomaar de eerste met het goede antwoord. Zijn hele leven woont en werkt hij in deze buurt. Hieronder vertelt hij nog iets over zijn werkzame leven in de tagrijn van de familie De Vries. Verder gaat 't over dezelfde buurt als decor voor zijn huidige leven, waarbij hij boven de voormalige zaak bleef wonen.

Vanaf 1948 heb ik het traject tussen singel 2 en houtmankade 4 - waar onze mastmakerij was - diverse malen afgelegd, op of achter de handkar om rondhout op te halen. Volgens mij het laatste stuk openbare weg met kinderhoofdjes. Hopeloos voor elk vervoermiddel. Pas vanwege de nieuwbouw op de Westerdoksdijk is het afgesloten. Er zaten diverse expeditiebedrijven en de douane voor de goederentreinen uit het buitenland. Omstreeks 1960 importeerden we ketting uit Italië, Soms wel 10.000 kg tegelijk, de dunnere maten verpakt in jute zakken. Het spoor aldaar had het voordeel dat er vrachtwagens langszij konden rijden om de laatste km. naar het singel te overbruggen. Een heel gesjouw want de jute zakken wogen wel 100 kg. Op het singel was een glijbaan gemaakt vanaf het trottoir de kelder van singel 4 in. Dan had ik weer dagen werk om de ketting in ijzeren of houten vaten te krijgen. De gemeente was een grote kettingklant.
De andere zijde van de spoordijk liep dood, omdat daar een Shell-gebouw langs het water stond. De douaneloodsen zijn jarenlang gekraakt geweest. Via een draaibrug kon men over de Westerdokssluis, dan meteen links onder het viaduct door. De draaibrug voor het spoor staat nog steeds open en het is nu een café restaurant. Een paar woningen die hoofdzakelijk door brugwachters werd bewoond moesten ook wijken voor de nieuwbouw. De nieuwe bewoners werden gelokt met prachtig uitzicht over het IJ, maar binnen 10 jaar mag men nu tegen een hotel, appartementen en een paleis van justitie aankijken.
Gisteren zag ik dat ze er nu ook een Botel hadden neergelegd. Het stenen hoofd ziet er maar troosteloos uit.

Fotoquiz jaarboek

Waar? Wat?

Waar drommen deze bootjes samen? Van wie zijn ze? Wat deden ze er mee?

Uw oplossing via deze link.

Doe mee en verzamel zoveel mogelijk informatie en afbeeldingen die betrekking hebben op de quizfoto van deze week. Onze redactie bakt er weer een verhaaltje van.

Oplossing vorige week

De quizfoto werd in 1913 gemaakt van het dak van een of andere fabriek aan de Grasweg in de Buiksloterham. We kijken uit over het terrein van de ENTOS. In het midden van de foto het nagebouwde Oud-Amsterdam op dat terrein, met het oude stadhuis en de waag op de Dam.

Alhoewel het om een vaktentoonstelling over scheepvaart ging was er veel aandacht voor spektakel en vertier. Dit om zoveel mogelijk bezoekers op het terrein te krijgen. Het werden er een miljoen! Hier maakte Oud-Amsterdam van de quizfoto ook deel van uit. Wat tenminste nog iets met scheepvaart te maken had, was het nagebouwde Rokin met de vele vissersschepen (botters, in het kanaal langs het terrein, foto links). Er stond ook nog een heuse vuurtoren tussen en verder lag er nog een baggermolen.
Hieronder nog een foto met links het hoofdgebouw van de ENTOS, dan het IJpaviljoen en rechts de Buiksloterweg met Tolhuis.
Voor het serieuze werk moesten de bezoekers de tentoonstellingshallen in. Daar waren de stands van nagenoeg alle scheepvaartmaatschappijen. Ze toonden modellen en afbeeldingen van exotische bestemmingen. Er werd getoond hoe een reddingssloep te water werd gelaten en er stond op ware grootte een schoorsteen (6m hoog) van een 'blauwpijper' opgesteld.

Echt spektakel werd het doordat het organisatiecomité twee luchtvaartpioniers uitnodigde om demonstratievluchten te verzorgen. De eerste was de Fransman Julien Levasseur, waarover we in de rubriek '100 jaar geleden' in 2013 uitvoerig berichtten. De tweede was de Belg Jan Olieslagers, die zich als ware stuntpiloot ontpopte en nog voor een tweede weekend werd uitgenodigd. Menig Amsterdammer had in 1913 nog nooit een vliegtuig gezien. De piloten schroomden niet om laag over het water van het IJ te vliegen. De niet betalende toeschouwers op de Prins Hendrikkade beleefden evenveel plezier aan de verrichtingen maar beide vliegers trokken toch hoge aantallen bezoekers naar de tentoonstelling.

Het uitgebreide artikel staat voor u klaar, als zesentwintigste aflevering van ons eigen jaarboek Fotoquiz 2015.

Klik deze link om alleen aflevering 26 te lezen.

U kunt ook alle aflevering tot vandaag tegelijk inzien: klik hier (of de omslag links) voor het jaarboek zover als het gevorderd is (>17MB).

Aflevering 26 werd samengesteld uit materiaal van Wim Huissen, Anneke Huijser en Ruud v.d.Sluis. Deze aflevering is zo omvangrijk geworden dat we haar niet in het jaarboek hebben opgenomen, maar slechts als link naar een losstaande PDF vermeld hebben.

 

Wat Waar?

Oplossing vorige week:

De fotograaf stond in de Keizersstraat tegenover een naamloze steeg tussen Keizersstraat en Kleerensloot. Vandaar de vreemde nummering met rechts nr.14 en links nr.22. De overige panden staan in de steeg.
De eerste met het goede antwoord was Arjen Lobach.

Frappant is het verschil tussen de nummering op de buurtkaart (hieronder) en op de foto. Wat op de buurtkaart nr. 20 is heeft op de foto duidelijk een bordje "16".

En dan nog even iets rechtzetten. Deze foto, en dan niet alleen deze uitsnede, zit wèl in de Beeldbank. Bedankt Harry Snijder.

Maaike de Graaf vond in het Handelsblad de melding dat in januari 1911 alle huizen in de steeg onbewoonbaar werden verklaard. Dat gold ook voor het hoekhuis Keizersstraat nr. 14, maar dat werd na een verbouwing in februari 1912 weer ongedaan gemaakt. Overigens wilde het onbewoonbaar verklaren van een pand nog lang niet zeggen dat het pand afgebroken werd of zelfs maar onbewoond bleef.

Karin Bloemen zingt

Karin Bloemen zingt Amsterdam gaat dood en tegelijk wordt er een filmpje over Amsterdam vertoond. Het beeld dekt de tekst niet steeds, maar een kniesoor...

Klik de afbeelding.

Michel de Klerk deel 2

Het is niet goed bekend waarmee De Klerk de kost verdiende nadat hij bij Ed. Cuijpers weggegaan was. Er is een enkel armzalig verbouwinkje op Vlooienburg bekend waar hij geen eer mee in kon leggen en verder vooral ontwerpen voor nooit uitgevoerde projecten of competities. Daarin zie je de latere De Klerk wel terug, maar niet in wat hij betaald verrichtte.

Wat er van zijn creaties uitgevoerd werd leek na alle aanpassingen i.o.v. de opdrachtgever niet meer op zijn oorspronkelijke ontwerp (zie tekening linksboven en uitgevoerd ontwerp (wèl van De Klerk) hierboven in Uithoorn.

In 1911 maakte De Klerk kennis met de projectontwikkelaars Hille en Kamphuys die veel in de Museumbuurt werkten. Door toedoen van H.A.J.Baanders op dat bureau kreeg De Klerk tekenwerk toegeschoven en werkte zo mee aan de totstandkoming van appartementsgebouwen in de Nic. Maesstraat, Joh,Verhulststraat en Gabriël Metsustraat.

Het Hillehuis draagt nog de meeste kenmerken van de invloed die De Klerk kon uitoefenen. Alhoewel..., deze schoorsteen haalde het toch niet.
De relatie met Hille dwong De Klerk tot praktischer en commerciëler ontwerpen, hoezeer dat ook tegen zijn natuur was. Intussen ontwikkelde Hille zich tot de maecenas die De Klerk nodig had om uit te groeien tot een architect die nog veel bijzonders zou gaan presteren.

 

In 1912 kreeg De Klerk het zowaar een beetje druk. Naast het werk voor Hille werd hij ook nog 'ingehuurd' door Johan van der Meij, die de opdracht voor de bouw van het Scheepvaarthuis had gekregen. Dat was een vruchtbaar weerzien met collega's die hij kende van Ed. Cuijpers: behalve V.d.Meij ook Piet Kramer. Er zijn boeken vol geschreven over dit gebouw, zodat hier veel woorden achterwege kunnen blijven. De oplevering van het gebouw was in 1916.

Hille was nog niet buiten beeld. In het najaar van 1913 kreeg De Klerk de opdracht voor het ontwerpen van een blok huizen in de Spaarndammerbuurt, een uitgesproken arbeidersbuurt. Dat vroeg dus om goedkope woningen en De Klerk mocht daar op gepaste wijze toch nog proberen iets fraais van te maken. Zodra we het ontwerp vergelijken met het uitgevoerde huizenblok moeten we opnieuw vaststellen dat er diverse ingrepen gedaan zijn ten nadele van het ontwerp. De oplevering was in mei 1914.

De geheime liefde van Michel de Klerk was de bijzondere villa. In Hilversum bouwde hij in 1914 nevenstaande villa in de Van Lenneplaan. Ook hier weer het ontwerp ernaast.
Opvallend is De Klerks afwezigheid in het villapark van de Amsterdamse School in Bergen.

Eveneens in 1914 kwam de opdracht van Hille voor een tweede blok huizen aan het Spaarndammerplantsoen in Amsterdam. Dit project zou tijdens de voorbereidingen overgenomen worden door woningbouwvereniging Eigen Haard. De combinatie met het nieuwe fenomeen 'bouwvereniging' zou de doorbraak worden voor De Klerk, daarbij stevig ondersteund door wethouder Wibaut en Arie Keppler van de Amsterdamse Woningdienst.

Deel 3 en tevens slot. Er valt wel veel over de verdere carrière van De Klerk te vertellen, maar dat is al duizend keer gedaan. Op dit punt ongeveer, de doorbraak van Michel de Klerk als zelfstandig architect, beginnen de succesverhalen meestal. Ik wilde het gesappel toelichten dat daaraan vooraf ging. Deel 3 zal er dus niet komen.

Wonen in een openluchtmuseum erg? Echt?

Deze nieuwe rubriek vraagt om een inleiding. De strijd om behoud van erfgoed vindt steevast het architecten- en planologenleger op zijn pad. En anders zijn er nog wel een aantal modernisten met een grote bek die eigenlijk liever in Rotterdam hadden gewoond. De strijdkreet "je wilt toch zeker niet in een openluchtmuseum wonen" is er een die geen tegenspraak duldt. Ga ik toch doen!

Zo dus wèl.... of zo,ook niet slecht.

Maar zo? Om het uitzicht? Zolang ze je dat gunnen. Ze plempen een strook IJ en zetten zo'n zelfde rij huizen voor je neus. Deden ze even verder met het Gerechtshof.


Metamorfose

In de atlas van Fouquet komt bovenstaande prent van de Nieuwe Walenkerk voor. Het jaar is 1770.
Er is niet veel over van wat er op de prent staat, zo er al iets over is.

Buiten beeld is er wel iets bewaard gebleven, namelijk de westelijke kade van de Mallegatssluis of Schermschoolsluis, die op de prent in de voorgrond zichtbaar is. Die naam dankte de sluis aan de vorige bestemming van het kerkgebouw: schermschool van de schutterij. Het hoe-en-waarom van deze belangrijke sluis voor de waterhuishouding in Amsterdam leest u o.a. in Sluizen, Duikers en Keringen (p.32) of in Amsterdams Waterstaat (p.33-34). De sluis werd t.g.v. de Vierde Uitleg in 1663 gewijzigd van spuisluis in schutsluis.

Deze week honderd jaar geleden

Donderdag 1 juli 1915 - Tewaterlating van het SS Barentsz dat bij de N.S.M. (Conradstraat) gebouwd werd onder bouwnummer 134 in opdracht van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM). Op de foto van de doopplechtigheid links Daniël Goedkoop sr, directeur van de N.S.M. Op 28 december 1941 werd het schip overgenomen door de Koninklijke Marine en als werkschip ingericht. Op 5 maart 1942 ging het verloren ten gevolge van een Japanse luchtaanval nabij Tjilatjap.

Donderdag 1 juli 1915 - Opening van school nr. III van de Vereniging voor Spraakgebrekkige en Achterlijke Kinderen. In de Rustenburgerstraat was sinds 1909 een houten hulpschool, die werd afgebroken om deze school te kunnen bouwen. De bouw kon plaatsvinden omdat de school Rijks- en gemeentelijke subsidie kreeg. School III voor Buitengewoon Onderwijs werd 18 Juni officieel in gebruik genomen. De leerlingen, 52 in getal, werden verdeeld over 4 klassen; de leertijd is 4 maal 1½ jaar. Het leerplan, dat in hoofdzaak overeenkwam met dat van school I, omvatte: lezen, schrijven, rekenen, taal, zaakonderwijs, zingen, gymnastiek, handenarbeid, vrouwelijke handwerken voor de meisjes en tekenen voor de jongens. De schooltijden waren van 9—12 en 2—4; 's woensdags en 's zaterdagsmiddags werd geen les gegeven. De schooltijden werden onderbroken door ¼ uur pauze. Met de laagste klassen werd in de morgenschooltijden een half uur gewandeld of gespeeld. Al snel bleek de waarde van dit bijzondere onderwijs; over het algemeen was bij de kinderen vooruitgang te bespeuren, hetgeen niet verwonderlijk was, daar in klassen van 16 leerlingen het kind meer tot zijn recht komt dan in klassen van 30 á 40 leerlingen, waarvan deze kinderen vóór de plaatsing op deze school deel uitmaakten.

Op de foto boven een andere pionier op gebied van onderwijs aan zwakbegaafden, hoofdonderwijzer Pegman van 's Heeren Loo.

Het idee dat deze beide categorieën kinderen helemaal niet samen op één school thuishoorden brak niet veel later door. Na experimenteel onderzoek sinds 1902 in het Heilpädagogisch Laboratorium in Budapest-Hongarije volgden speciale instituten voor spraakgebrekkigen en stotteraars in Zürich en Berlijn in 1924. In zijn leerboek Practische Sociologie door J.H.F. Kohlbrugge (1926) stond te lezen: "Ook zijn er op onze scholen een aantal kinderen, die ten gevolge van woekeringen in de neus-keelholte, van scrofulose (gevolg van tbc), spraakgebreken en zwakte een achterlijken indruk maken. Zij zijn evenwel geen achterlijken door geboorte of overerving. Zij zijn te genezen". En ook: Het onderwijs voor achterlijke, psychopathische en epileptische kinderen, evenals dat der blinde en doofstomme, slechthorende en spraakgebrekkige (stotterende), kreupele en zwakke kinderen, stelt bijzondere eischen aan de onderwijzer(es), waarvoor in ons land evenwel geen officiële opleiding bestaat".

Uit deze tekst blijkt dat er verschillend gedacht werd over het begrip 'achterlijk'. De school bekeek het als 'achterstand opgelopen door gebrek aan juist onderwijs', de vakliteratuur ziet een vorm van geestelijke handicap. De functieomschrijving van de vereniging luidt:

  • Vereeniging tot instandhouding van een fonds voor spraakgebrekkige en daardoor achterlijke kinderen (register Staatscourant 1899)

Het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde 30e jrg. (1894) II vermeldt op pagina 190 de volgende categorieën patiënten waarin de directeur blijkens het jaarverslag zijn patiënten verdeelde: 'achterlijken door spraakgebrek, hoorend-stommen, zwakhoofdigen, organisch achterlijken en stamelaars.'
Allen zijn het er over eens dat er een groot verschil is tussen achterlijken en idioten. De laatste zijn onbehandelbaar en op elke soort school onhandelbaar. Zij horen in een gesticht.

Een zeer actieve onderwijzer van de vereniging was Pier de Boer. Hij vult een pagina op de site Canon van de Gehandicaptenzorg. Klik de afbeelding om te lezen.
Pier de Boer was een gedreven man, een uitstekend organisator, overtuigd sociaaldemocraat en iemand die zijn ziel in zijn werk legde. ‘Mijn instrumenten zijn mijn schoenen’, zei hij vaak. Hij sjouwde dag in dag uit voor zijn pupillen, zocht werk, bepraatte werkgevers, vaders, moeders en echtgenoten, bezocht gezinnen, scholen, fabrieken, inrichtingen en tehuizen. Hij organiseerde spreekuren op BLO-scholen, bezocht oud-leerlingen in de eerste twee jaar na hun tewerkstelling bij een werkgever en bleef degenen die het nodig hadden ook daarna begeleiden. Hij kende zijn ‘jongens en meiden’, hij kende zijn stad, hij kende de arbeidsmarkt en achter zijn stompje sigaar of walmend pijpje zag men hem trekken, ‘beladen met zijn papieren en de zorgen van anderen’. Met die gedrevenheid zette hij – voor de groep die moeilijk aan de slag kon – in Amsterdam ook meerdere werkinstellingen op. In 1931 stond De Boer aan de wieg van de overkoepelende stichting AGO (Arbeidsinstellingen voor Geestelijk Onvolwaardigen).

De Vereniging was actief sinds 1894 en opende in totaal vijf scholen in Amsterdam: Oudezijds Achterburgwal (1894, 1910 afgebroken), Borgerstraat (1899, 1908 herbouwd), Plantage Muidergracht (1901, 1912 herbouwd), Rustenburgerstraat (1909, 1915 herbouwd) en Haarlemmer Houttuinen. Het herbouwen van de scholen was steeds om in aanmerking te blijven komen (omvang) voor gemeentelijke en rijks-subsidie. Met de (her)opening van school III stelde de vereniging dat alle in aanmerking komende kinderen, 1% van het totaal aantal schoolkinderen in Amsterdam, op deze scholen voor Bijzonder Onderwijs geplaatst konden worden. Drie van de scholen hadden 128 plaatsen en twee hadden 80 plaatsen. De scholen van de vereniging werden in december 1923 aan de Gemeente Amsterdam overgedragen. Dat was het jaar dat bij Koninklijk Besluit de BLO gevormd werd. Maaike de Graaf, bedankt weer voor je research!

Oude afleveringen

Hieronder weer een keuzemenu naar oude afleveringen van het jaar 2015. De keuze '2014' leidt naar aflevering 1 van 2014, met onderaan een eigen menu voor dat jaar.

2014 wk01 wk02 wk03 wk04 wk05 wk06 wk07 wk08 wk09 wk10 wk11 wk12
wk13 wk14 wk15 wk16 wk17 wk18 wk19 wk20 wk21 wk22 wk23 wk24 wk25
wk26 wk27                      

Veel van de historische afbeeldingen van Amsterdam komen uit de collectie van het Stadsarchief Amsterdam

 
Aanmelden voor deze digitale uitgave    -    Afmelden voor deze digitale uitgave