weekblad-logo

week 05-2015

Fotoquiz

Waar en wat?

De foto links is de opgave voor deze week. U hoeft niet meer snel in te sturen, maar laat uw antwoord vergezeld gaan van een inspirerend verhaaltje of van door u verzamelde informatie en afbeeldingen. Neem de tijd dus. Uw antwoord wel voor woensdagavond a.u.b.

De bedoeling is om gezamenlijk tot een gevarieerd en goed gedocumenteerd artikel te komen. De artikelen worden opgenomen in een PDF-bestand met als het goed is aan het eind van het jaar zo'n 50 onderwerpen. U kunt dat bewaren en/of afdrukken. Over dat laatste zou ik eerst nog eens goed nadenken, gezien de verwachtte omvang richting 300 pagina's.

U kunt altijd later nog de informatie aanvullen. Als die niet op tijd komt voor de quizpagina kan hij wel opgenomen worden in de PDF.
Als u geen zin in verhaaltjes hebt is alleen de locatie ook goed. Wie weet bent u de enige en dan alsnog de winnaar.
Als u zelf onderwerpen wilt aandragen is dat mogelijk en zelfs welkom. Vooral als u meteen uw verhaal erbij meestuurt.

Om welke straat gaat het en waar leidt de ingang in het midden van de foto naar toe? Oplossingen via deze link.

Oplossing vorige week

De Transvaalse Boer, Herengracht 243a, hoek Gasthuismolensteeg.

Op de noordhoek van de Gasthuismolensteeg met de Herengracht staat een bizar grachtenpand uit 1900. Het heet De Transvaalse Boer en is een ontwerp van architect Gerrit van Arkel. Het perceel meet 5,30 bij 4,25 meter en daarop staat een huis met drie verdiepingen en volwassen zolder, een zogenaamd torenhuis. Het trok in 1900 de aandacht door vorm en kleurgebruik en dat is onlangs nog eens dunnetjes overgedaan bij een restauratie van het pand, waarbij het oude kleurschema op opzichtige wijze opnieuw werd toegepast. Het hoekhuis draagt het huisnummer Herengracht 243A.

Uiteraard stond hier vóór 1900 ook een pand. In het Grachtenboek van Caspar Philips komen we het tegen, toen nog met een trapgevel. Zoals heel vaak gebeurde werd die uit kostenoogpunt ooit vervangen door een tuitgevel, zoals op de tekening hieronder is te zien.

 

Inde Wyck tot Maestricht

De vroegste bouw op deze plek moet van 1595 zijn, maar in 1614 werd het al verbouwd en ging toen Inde Wyck tot Maestricht heten, gezien een der gevelstenen in het huis. Die steen werd zowaar in het pand van Van Arkel op nieuw ingemetseld en is links van de erker op de tweede verdieping te vinden. Er was nog een steen in het oude huis te vinden, een jaartalsteen (zie hieronder). Inventieve lieden menen hierin het jaartal 1615 te herkennen.
Het pand kende vele gebruikers en bestemmingen en kreeg ook wel eens een andere naam, maar de stenen bleven aanwezig. De laatste bestemming was 'melkinrichting' en in die staat kocht de weduwe Van Dusse het pand in 1900 en gaf Van Arkel de opdracht om op dat maffe kleine perceel (5,30 bij 4,25 meter) een nieuw pand te ontwerpen. Zoon Van Dusse begon er een tabakswinkel in, die de bewuste naam kreeg. Dat was een hommage aan de Boerenopstand in Zuid-Afrika, die Nederland toen flink bezig hield.

Oh, ja..., het gevelbeeld heeft een geweer aan de voet en met beide handen houdt hij de loop vast.

 

Een uitgebreider artikel staat voor u klaar, als vierde aflevering van ons eigen jaarboek Fotoquiz 2015.

Klik deze link om alleen aflevering 4 te lezen.

U kunt ook alle aflevering tot vandaag tegelijk inzien: klik hier (of de omslag links) voor het jaarboek zover als het gevorderd is.

De rijkste buit aan info en afbeeldingen kwam deze week van Anneke Huijser.
Met afstand plaatste Greet Rem deze quizvraag op de juiste plek.

Carol vaart weer

Het bekende recept. Door welke gracht of vaart voer Carol om deze foto te kunnen maken?
Oplossing via deze link.

Waar is of was...?

Steeds meer lezers sturen ook bij de overige quizvragen informatie en foto's op. Hoeft niet maar is wel leuk voor de inhoud van dit weekblad.

Oplossing vorige week:

Binnengasthuis, Vrouwenverband (gebouw B) aan de Grimburgwal. De nieuwbouw werd in 1873 in gebruik genomen. Een beetje gemene plaat, want in deze vorm is het gebouw niet meer waar te nemen. Deze prent werd gemaakt vanaf de bouwtekening van architect Godefroy (1870), terwijl het gebouw eenvoudiger werd uitgevoerd. Het kwam op de plaats van het gesloopte Oudezijds Herenlogement. Dit was de tweede 19de-eeuwse nieuwbouw op het Binnengasthuis-terrein sinds de Kraamkliniek aan de Turfmarkt.


Tijdens de bouw werd de bestemming van het Vrouwenverband gewijzigd. Het bleef voor vrouwen bestemd maar kwam in dienst van de chirurgische afdeling. De trap werd verbreed naar twee meter zodat patiënten horizontaal naar boven getransporteerd konden worden. Een geplande ziekenzaal werd een operatiezaal en om toch 60 patiënten te kunnen bergen werd gewoekerd met dienstruimten. Ook toen al mocht zorg niet te veel kosten. Luchtbehandeling en verwarming waren uiterst primitief (kolenkachels, ventilatieschachten met alleen natuurlijke trek, één badkuip per verdieping). En dat in een tijd dat er al volop geëxperimenteerd werd met centrale verwarming.

De fotograaf stond op de Oudezijds Voorburgwal, dicht bij de Grimburgwal en keek richting Rokin.

Bekijk nog eens het artikel over deze hoek van de stad, waarin het Binnengasthuis een grote rol speelt.

Klik de omslag links om te lezen.

De nieuwe opgave

Opnieuw staan we weer buiten de Singelgracht, maar eerlijk gezegd niet erg ver.

Herman Missët maakte een schets en deze tekening ter voorbereiding van een aquarel van een kerk. De kerk werd gebouwd maar de aquarel is nooit gemaakt. Aan u om te vertellen welke kerk hij als onderwerp genomen had en vooral waar die stond.

Uw antwoord graag via deze link.

Misset's kleinzoon schreef hierbij:

"Omstreeks 1955 vroeg de moeder van Justus Houthuesen aan haar vader om  elke maand een aquarel van een Amsterdamse toren te maken. Tegelijkertijd gaf zij fl. 40.- per maand aan haar ouders als financiële ondersteuning (er was nog geen AOW). Elke maand een aquarel, dat lukte niet, omdat zijn gezondheid al minder werd. De tekening van de Maria Magdalenakerk is de laatste tekening die hij maakte en het is er niet meer van gekomen hem te voltooien".

De aquarellen van torens die wel gemaakt zijn zult u in de komende maanden nog wel zien.

Architectonische details

Schuiframen
Wie dacht dat er geen ontwikkelingen in vensters geweest zijn heeft ’t mis. Dit wordt geen geschiedenisles over gaten in muren voor licht en lucht, maar een opvallend onderdeel daaruit: de introductie van het schuifraam met contragewichten. Dat is een Engelse vinding uit het derde kwart van de 17de eeuw en werd toen alleen bij grote heren- en landhuizen toegepast. De vinding is overgewaaid naar de Republiek door de innige banden van de Oranje-stadhouders met het Engelse koningshuis (stadhouders Willem II en Willem III trouwden beiden een Stuart-dochter).
In dezelfde tijd wierp de rest van Europa zich op het Franse draairaam, maar het schuifraam had vele voordelen. Bij het luchten van de kamers namen de opengeklapte Franse ramen veel ruimte in beslag in het interieur. Het schuifraam geen enkele!
Het schuifraam betekende voor Nederland een revolutie. Het glasoppervlak kon zo vergroot worden. Dat revolutionaire viel ook de steeds talrijker wordende bezoekers aan de stad op. Die vielen sowieso de schellen van de ogen, vanwege de ongekende schoonheid van de nieuwe stadsdelen.

Voor het contragewicht was een holte in het kozijn uitgespaard. Het gewicht hing via een koord over een katrol aan de bovenkant van het raam. Het gewicht van het raam was in balans met dat van het contragewicht. Voor onderhoud kon men door het wegnemen van een afdekplank bij het gewicht komen. Beide ramen konden schuiven, het bovenste naar beneden en het onderste naar boven. Dat werd dan een wisseldorpel genoemd.

Voor de uitvoering zonder contragewicht was nog wel enige kracht nodig, maar die mèt gewichten kon een kind bedienen. Hoe groter het raam, hoe zwaarder het gewicht. Dat ging zelfs van ijzer over in lood als dat nodig was. Het raam schoof in een sponning, zodanig dat er twee helften voor elkaar langs schoven. De sponning was zodanig geconstrueerd dat het raam tochtvrij was en ook enigermate inbraakbestandig. Niet dat dit hoge prioriteit had in het verleden.

Het begon met schuiframen in twee min of meer gelijke delen, zoals op de bovenste foto. Maar allengs werd het een groot schuifraam met een bescheidener bovenlicht. Dat laatste werd in de loop van de tijd dan weer een vast raam. Dat had zijn nadelen; zo groot als het raam ook was, het schoof niet verder open dan het bovenlicht hoog was.

Schuiframen zonder gewichten hadden als ondersteuning raampennen nodig, die onder het opgeschoven raam in een lijst met gaten gestoken werden. Voor goedkopere huizen was dit een uitwijk om bij de bouw geld uit te sparen. Eenvoudiger kozijn en geen constructie voor het gewicht.
De raampen was ook vaak de remedie voor een gebroken koord van het contragewicht of een vastgelopen mechaniek. Als pen werd wel een grote spijker gebruikt.

De Fransen zijn ooit overstag gegaan en hebben het schuifraam omarmd. Daar werd zo'n raam een fenêtre de guillotine genoemd. Of ze de constructie toch niet helemaal vertrouwden?

Bouwplaats

Oplossing vorige week:
Mosveld (A'dam-Noord)
Op deze luchtfoto het Boven-IJ ziekenhuis van waaraf de quizfoto gemaakt werd. Midden achter het niet afgemaakte kanaal.

Begin twintigste eeuw ontstond er een plan om een kanaal dwars door Amsterdam-Noord te graven, zodat de lastige bocht in het IJ kon worden omzeild en er een oeververbinding over het IJ te realiseren was. Het Johan van Hasseltkanaal werd gegraven naar een ontwerp van de directeur van Publieke Werken en naar hem vernoemd. In 1908 werd van twee kanten begonnen met de aanleg. Wel zou de Willem I-sluis in het Noordhollandskanaal nog verplaatst moeten worden, maar Amsterdam hoopte dat Rijkswaterstaat als eigenaar daarvan het grootste deel van de kosten zou bijdragen. Dat was te optimistisch gedacht en het plan belandde in de bureaulade. In afwachting van verdere ontwikkelingen werd het middenstuk onbebouwd gelaten en gebruikt voor parken, speelplaatsen en sportterreinen. Zo ontstond ook het Mosveld met de voetbalvelden waar de Volewijckers van 1927 tot 1964 gebruik van maakten.
In 1935 kwam het besef dat het kanaal niet groot genoeg zou zijn voor de modernere schepen en werd van verdere ontwikkeling afgezien. Op het westelijke deel van het veld werd in 1966 het Ziekenhuis Amsterdam-Noord gebouw en op het oostelijke deel werd i.v.m. de aanleg van de IJtunnel in 1968 de Johan van Hasseltweg aangelegd.  -RS

De snelste met het juiste antwoord was Ger Theuns.

Zo bedel je om stukjes van quizdeelnemers, zo krijg je er twee. Waarom ook niet. Amsterdam-Noord komt toch al zo zelden voorbij in deze quiz.

Het ontstaan van het Mosveld.
Aan het einde van de negentiende eeuw groeide Amsterdam uit zijn jasje. Het Noordzeekanaal geopend in 1876 zorgde voor een verbreding van het uit IJ en de Gemeente Amsterdam wilde uitbreiding  in het gebied ten noorden van Amsterdam.
De directeur van de Publieke Werken Johan van Hasselt (1850-1917) maakte in 1900 een plan met de vestiging  van  veel  grote bedrijven, vooral zware industrie  en daarbij woonwijken voor het personeel. Hij voorzag al een probleem voor een oeververbinding tussen Noord en de rest van Amsterdam. Daarom ontwierp hij een plan waarbij  een kanaal, dat dwars door het noordelijk stadsdeel liep, het Hoofdkanaal. Het voordeel hiervan was dat de schepen naar de havens niet meer langs het Centraal Station hoefden te varen en dat er dan een vaste oeverbinding  zou kunnen worden gemaakt. In dat geval  moest de Willemsluis, tegenover het Centraal Station en rijkseigendom,  worden verplaatst. De gemeente ging ervan uit dat het Rijk de kosten voor de verplaatsing op zich zou nemen. Daaromwerd in 1908 begonnen met het graven van het westelijke en oostelijke deel van het kanaal. Tussen deze 2 waterwegen was een stook land open gehouden  waar in de toekomst een sluis zou moeten komen.  In afwachting van de goedkeuring van het Rijk mag hier niet gebouwd, doch men hoort niets uit Den Haag. In het bestemmingsplan van 1914 gelooft het gemeentebestuur niet meer op  medewerking van de regering en daarbij worden  de( zee) schepen zo groot, dat het kanaal te smal is. Op de onbebouwde  plek worden  parken en  een aantal sportvelden  aangelegd. Aan de kop van het westelijk kanaal ontstaat  het  Mosveld. Het werd de thuisbasis van de voetbalclub  de Volewijckers.
De plannen van het hoofdkanaal worden nooit verder uitgevoerd en de beide kanalen worden vernoemd naar  Johan van Hasselt. In 1968 wordt bij de aanleg van de IJ-tunnel over het Mosveld een verhoogde weg aangelegd en krijgt de naam Johan van Hasseltweg. In de jaren 90 wordt het Oostelijk  Johan van Hasseltkanaal  ter uitbreiding van het bedrijventerrein grotendeels gedempt. Het westelijke kanaal werd  gebruikt als insteekhaven  voor de aan het water gevestigde bedrijven en als eindpunt van de veerdienst van de rederij Boekel die een route onderhield tussen het Haarlemmerplein en de Ranonkelkade. Door het wegtrekken van de industrie wordt dit kanaal nog nauwelijks gebruikt.   -WH

Muntgeld in de Republiek

Door de eeuwen heen hebben overheden hun best gedaan om het valutasysteem van hun land, streek of stad betrouwbaar te laten overkomen. Dat was goed voor de grensoverschrijdende handel, waardoor de eigen economie verbeterde. Acties ter bestendiging van de munt kennen we uit de geschiedenis van grote sterke leiders en vorsten, die iets instelden dat soms eeuwen functioneerde. Zo stelde Karel de Grote (742-814) bijvoorbeeld het pond in als betaalmiddel. Een pond bestond uit 12 schellingen van ieder 20 penningen. Alle munten waren van zilver met het verbijsterend simpele gegeven dat 240 penningen net zo zwaar waren als 12 schellingen, namelijk één pond fijn zilver. Na Karel de Grote werd het al snel weer een janboel, omdat de zilverprijs van gewest tot gewest verschilde. Zo ontstonden overal eigen soorten ponden. In Amsterdam kenden we een ‘pond Hollands’ en in Vlaanderen een ‘pond Vlaams’ dat zes keer zoveel waard was als het Hollandse. Dit stelsel bleef in Groot-Brittanië tot 1971 gehandhaafd.

In de 14de eeuw ontstond de gulden van 20 stuivers. In Dordrecht werd in 1349 de eerst gulden geslagen. Karel V stelde in 1521 voor het eerst de gulden voor zijn hele rijk in: de Carolus gulden, van 19 gram fijn zilver en eveneens bestaande uit 20 stuivers. Elke stuiver was weer 8 duiten of 16 penningen waard. Toen tijdens de Tachtigjarige Oorlog de Habsburgse vorst afgezworen werd stelde de Staten-Generaal in 1586 zijn eigen munt in: de daalder van een wisselend aantal stuivers, maar maximaal 42 stuivers. Dat functioneerde slecht en in het dagelijks gebruik werd de daalder al snel op 30 stuivers gesteld. Pas in 1690 kreeg het college het voor elkaar dat er een generaliteitsgulden ingesteld kon worden. Die bevatte nog maar 9,2 gram zilver.
De cent, een honderdste gulden, was een Franse inbreng en werd pas ver in de 19de eeuw, met de invoering van het decimale stelsel, in Nederland de officiële onderverdeling van de gulden. De stuiver werd toen als 1/20-ste gulden vijf cent waard. Elke munt vertegenwoordigde in principe aan edelmetaal evenveel als zijn nominale waarde.

In 17de-eeuwse boekhoudingen ziet u meestal drie kolommen voor de geldbedragen. Dat is er een voor de guldens, een voor de stuivers en een voor de duiten. Dat moeten we dan ook als de officiële munten beschouwen. Alle overige benamingen voor munten, zoals stooter (2½ stuiver), duppie (2 stuivers; ook dubbeltje), halfling (½ stuiver),  braspenning (10 duiten), oortje (kwart stuiver=2 duiten), schilden, groten, knaken en botjes komen uit de volksmond of zijn van buitenlandse herkomst of bargoens. Schommelingen in zilverprijzen waren aanleiding tot wijzigingen in het gewicht van de munten. Onder Willem III en Wilhelmina werden de zilveren stuivers onhandelbaar klein en begin 20ste eeuw begon men munten van 5, 10 en 25 cent van nikkel en andere metalen te slaan.

Er werd wel met buitenlands muntgeld betaald, zoals rijders en dukaten, maar de waarde werd dan steeds bepaald door het gewicht aan edelmetaal. De geldwisselaars verdienden een goed belegde boterham aan de onkunde onder de bevolking. Om misstanden te bestrijden werd daarom in Amsterdam in 1609 door het stadsbestuur de wisselbank geopend. Hier konden munten van alle uithoeken der wereld ingeleverd worden en werd haarfijn de waarde ervan bepaald en in courant geld (bankguldens) vergoed. Ook kon de inbrenger een ‘tegoedbon aan toonder’ in bankguldens krijgen, het prille begin van papiergeld, waar inderdaad ook mee betaald werd. Door prijsschommelingen van het zilver verschilde de waarde van de bankgulden en die van de zilveren munt. In Amsterdam was de papieren gulden vaak meer waard dan de zilveren, maar dat was buiten de Republiek niet altijd het geval. Daarom verdween veel zilvergeld naar het buitenland en vooral VOC-personeel maakte zich schuldig aan dit soort smokkel. De afbeelding laat de transportkist van de Wisselbank zien.

Ilja Mostert

Amsterdams Verleden plaatste afgelopen week een nieuwe bijdrage over een onderwerp waar u niet zo snel elders over zult lezen: het Geuzenkerkhof.
Het gaat om de roerige tijd aan de vooravond van de Alteratie, de pogingen van de Watergeuzen om Amsterdam aan de zijde van de Prins van Oranje te dwingen, de mislukte aanval van kapitein Helling in 1577 en de reactie van het fanatiek katholieke stadsbestuur destijds.

Lees zelf.

Metamorfose

Weteringschans met links het Verbeterhuis. Meestal is het Verbeterhuis afgebeeld, gezien over de Lijnbaansgracht, maar tekenaar C.L.Hansen ging in 1815 op de schans staan om deze blik vast te leggen.
Hieronder een Street View van de situatie als we hem dat vandaag nog eens nadoen.

(Ver)beterhuizen waren een wat vage instellingen waar iemand gevangen gezet kon worden maar ook onhandelbare jongens 'van straat' en opgesloten konden worden. Ook is bekend dat zwakzinnigen er door familieleden opgesloten werden. De indruk bestaat dat het hier niet om criminelen ging en dat ze dus niet tussen criminelen in het gevang of in een tuchthuis opgesloten moesten worden. Duidelijk is wel dat er geen bewegingsvrijheid was voor de opgesloten personen. Wel berichtte Wagenaar dat bij goed gedrag de beheerder toestemming gaf in de tuin achter het huis en aan de Lijnbaansgracht te wandelen.
Het verbeterhuis aan de schans werd door een particulier gedreven, die geen enkele rekenschap aan wie dan ook aflegde. Frappant is dat hij als beroep 'kastelijn' noteerde.

De Weteringpoort werd in 1840-'41 veranderd in een barrière en in 1842 voorzien van een wachtlokaal dat er vandaag nog staat. De doorvaart van de Weteringpoort werd een schutsluis die in de jongste bijdrage over sluizen in Amsterdam voorbij kwam.
De ruimte tot het bolwerk Wetering en het geslechte bolwerk zelf bleven heel lang onbebouwd en de bebouwing die er nu staat is van veel jonger datum dan de overzijde. Die kwam na 1891 tot stand.

Deze week honderd jaar geleden

Vrijdag 29 januari 1915 - Koningin Wilhelmina bezoekt Herengracht 509-511, het huis van jonkheer Jan Six, waar een tentoonstelling ingericht is. Het huis zal in 1917 afgebroken worden om de Vijzelstraat te kunnen verbreden.
Na dit bezoek rijdt de koningin verder naar het atelier van Therese Schwarze aan de Prinsengracht, om daar het atelier te bezoeken. Op de foto is niet Wilhelmina met Therese te zien maar Lizzy Ansingh.

Verder is het een onrustige week in Amsterdam met drie stakingen. Op 25 januari gaan de kolenwerkers in de haven in staking, waar zich op 3 februari de kolendragers bij voegen. Dit duurt tot 7 februari. Op 1 februari gaan de veemarbeiders van Vriesseveem in staking.

Veel van de historische afbeeldingen van Amsterdam komen uit de collectie van het Stadsarchief Amsterdam

 
Aanmelden voor deze digitale uitgave    -    Afmelden voor deze digitale uitgave