weekblad-logo

week 10-2015

Fotoquiz

Wat is hier gebeurd? Waar? Wanneer?

Deze foto is gemaakt daags na een ramp, midden in de stad. Waar is dit, wat gebeurde er en wanneer?

Oplossingen via deze link.

Doe mee en verzamel zoveel mogelijk informatie en afbeeldingen, die betrekking hebben op de quizfoto van deze week. Onze redactie bakt er weer een verhaaltje van.

Oplossing vorige week

De Brug der Zuchten heet eigenlijk Lommertbrug en ligt over de Oudezijds Voorburgwal voor de Enge Lombardsteeg. Het bedoelde complex moet dus wel de Lommerd zijn, ofwel de Stadsbank van Lening. Tja..., deze foto was waarschijnlijk iets eenvoudiger geweest.

Anneke Huijser, Carol de Vries en Denise Notermans waren deze week de enigen met de juiste oplossing en Anneke leverde daarbij een stroom informatie en afbeeldingen. Een enkeling wist wel dat 't om de Oudezijds Voorburgwal ging maar verwarde deze Lommertbrug (#203) met de Makelaarsbrug (#105) voor de Sint Barberenstraat. Het verschil van boven gezien zit 'm in de landing aan de even zijde (overzijde op de foto). De brug op de foto zonder trap en de Makelaarsbrug mèt een trap. Opnieuw dook Ria Scharn in de historie, dit keer dus die van de Lommerd.

Op 25 april 2014 was het precies 400 jaar geleden dat de stad Amsterdam de Stadsbank van Lening oprichtte aan de Oudezijds Voorburgwal 300. In 1614 stichtte het stadsbestuur dit gemeentelijk leenhuis om de woekerende pandjesbazen de wind uit de zeilen te nemen. Tegen onderpand kreeg en krijg je daar een eerlijke som gelds.
Toen in 1311 het Concilie van Vienne besloot dat er krachtiger maatregelen tegen woekeraars genomen zouden worden, had dat tot gevolg dat een aantal van de Italiaanse woekeraars naar het noorden vertrok. De Italianen – hier Lombarden genoemd naar hun land van herkomst Lombardije (vandaar het woord 'Lombard' of 'Lommerd') – kwamen in 1477 naar Amsterdam en maakten het hier al gauw te bont door het vragen van woekerwinsten tot wel 33%. De handel kon deze mensen echter niet missen. In 1547 werd een poging gedaan de woekeraars uit te drijven, maar dat mislukte. Na de Alteratie werden echter krassere maatregelen genomen, want de gereformeerden waren buitengewoon fel tegen woeker gekant. De Vroedschap maakte een schifting tussen ernstige en minder ernstige woekeraars, gaf enkele lieden een octrooi en verbood de overige leenbanken. In 1614 kwam de Vroedschap tot de conclusie dat de maatregelen niet voldoende geholpen hadden, wat de oprichting van de Stadsbank van Lening tot gevolg had.

Toen in 1579 alle kloosters geconfisqueerd werden kwam het Magdalenaklooster in gebruik bij het Leprozenhuis, waarbij de noordvleugel ter beschikking kwam van de Huiszittenmeesters. Op de nog niet bebouwde grond tot de steeg bouwden zij een nieuw turfpakhuis. In 1614 nam de stad de noordvleugel en het turfpakhuis van het Leprozenhuis over om er de Stadsbank van Lening in te vestigen.

De noordvleugel van het v.m. klooster werd verhoogd tot twee ongeveer gelijke panden ontstonden, die van burgwal tot de Nes reikten. Op de tekening links, die een situatie uit 1544 moet voorstellen, is de ruimte tot de spuisloot verkeerd weergegeven. Daar was nog ruimte tussen voor een heel turfpakhuis.

Al in zijn tijd gold Vondel als de grootste Nederlandse dichter aller tijden. In 1653 werd hij officieel gehuldigd en de zesenzestigjarige hoopte met pensioen te kunnen gaan. De winkel in de Warmoesstraat waar hij zijde verkocht, droeg hij over aan zijn zoon, die echter niet in staat bleek de zaak goed voort te zetten. Vondel Junior maakte enorme schulden. Vader Vondel loste deze af en dreigde failliet te gaan, wat uiteindelijk in 1656 ook gebeurde en waardoor hij nagenoeg straatarm werd.
Burgemeester Cornelis van Vlooswijk bezorgde Vondel in 1658 een baantje als  'suppoost' (gemeenteambtenaar) bij de Bank van Lening. Om fraude te voorkomen moesten de suppoosten een borg van maar liefst vierduizend gulden betalen en dat was - zeker in die tijd - een enorm bedrag. Vondel kon die borg zelf niet opbrengen, maar zijn vrienden betaalden het geld om hem aan de baan te helpen. Tien jaar lang werkte de oude dichter bij de Bank van Lening aan de Oudezijds Voorburgwal. Hij kreeg een goed loon - ƒ 650 per jaar - maar ervoer zijn werkzaamheden als zwaar: de hele dag was hij bezig met het maken van beschrijvingen van de voorwerpen die mensen kwamen belenen. Zijn verhoogde stoel, vanwaar hij de pandgoederen in de gaten moest houden, werd in 1867 teruggevonden in de kelders aan de Nes en behoort tegenwoordig tot de collectie van het Amsterdam Museum.

Lombard, Lommerd of Lommert?

De spelling geeft aanleiding tot verwarring. De Stadsbank van Lening is ingesteld om de woekerrenten van de Noord-Italiaanse kredietverstrekkers te dwarsbomen. Die vroegen tot 33% rente per jaar en dat liep de spuigaten uit. Ook de overheid leende wel eens bij ze. De Stadsbank deed 't tegen een rente tussen de 8,66 en 16,25%. De geldwisselaars kwamen in de regel uit Lombardije en de inwoners werden Lombarden genoemd. Nu wordt het u zeker wel duidelijk dat de naam in elk geval op een 'd' moet eindigen? Op oude prenten heet de Stadsbank ook wel Lombard maar verder spreekt men over de Lommerd. Neemt niet weg dat de brug officieel Lommertbrug heet.

Een uitgebreider artikel staat voor u klaar, als negende aflevering van ons eigen jaarboek Fotoquiz 2015.

Klik deze link om alleen aflevering 9 te lezen.

U kunt ook alle aflevering tot vandaag tegelijk inzien: klik hier (of de omslag links) voor het jaarboek zover als het gevorderd is.

De info en afbeeldingen kwamen deze week van Anneke Huijser.

Carol vaart weer

Over welke waterweg voer Carol om deze foto te kunnen maken? Uw oplossing via deze link.

Bouwplaats

Wat is hier gebeurd? Waar wordt hier aan gewerkt?

Uw oplossing via deze link.

Waar is of was...?

Niets bijzonders. Deze situatie is vandaag nog net zo aan te treffen. Maar waar? Uw oplossing via deze link.

'Oplossing' vorige week:

De tekenaar was nergens op geklommen. Hij verbeeldde zich een meeuw te zijn en hoog boven Amsterdam te vliegen, net als Cornelis Anthonisz een paar eeuwen eerder had gedaan voor zijn kaart. Vogelperspectief dus. Gemene strikvraag! Bovenstaand de complete tekening. Het was zaak de richting te bepalen waarin de tekenaar keek. Pontificaal in het midden de Nieuwe Lutherse kerk met daar voor de Korenbeurs in het Damrak. De brug daarnaast moet dus de Oudebrug zijn en dan bevinden we ons ten zuiden van de lijn Oudebrugsteeg-Lange Niezel, laten we zeggen ten zuid-oosten daarvan. De meest genoemde Oude Kerkstoren ligt inderdaad op die lijn, maar ik vind dat het punt waar vandaan getekend is veel verder weg ligt van de Warmoesstraat die in beeld is. Daarom vind ik de suggestie van Kees Huijser dat het de Zuiderkerkstoren moet zijn de beste gok. Daar valt over te twisten, daarom staat het woord oplossing ook tussen haakjes.

Woonhuizen in het veen

Het huizentype in Noordwest-Nederland heeft zich op een eigen wijze ontwikkeld, gedwongen door de omstandigheden. Door de slappe veenbodem konden bouwsels niet zwaar zijn zonder weg te zakken in het veen. Om dat te voorkomen bouwde men zeer lichte constructies van hout met wanden van vlechtwerk en leem of planken. In Amsterdam werd dat in de 14de eeuw een skelet van houten stijlen en liggers, die beplankt werden. Het houtskelet stond op een over de ondergrond gelegde balk. Om te voorkomen dat die balk wegzakte werd het dragend oppervlak vergroot door onder staanders kruislings balkjes of paaltjes te leggen (zie schema links). Het toverwoord was daarbij het verdelen van puntbelasting over een groter oppervlak. Dat ging redelijk goed tot de huizen van een verdieping werden voorzien. De constructies werden daardoor zoveel zwaarder dat deze simpele fundering niet meer voldeed. De staanders werden nu op gemetselde poeren geplaatst die op hun beurt rustten op een vierkant van korte (1½ á 2 meter) stammetjes die binnen een vierkant frame in de grond geramd werden. Roosterfundering noemt men dat. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt reikten die stammetjes bij benadering niet tot een zandlaag, maar ontleenden hun stevigheid aan de kleefkracht van de palen in het veen en door het grote aantal ervan kort op elkaar.

Op de tekening links schematisch de ontwikkeling in de fundering van houten huizen. De puntbelasting wordt bijvoorbeeld door twee gekruiste lagen stammetjes (direct op de polderbodem) opgevangen en zo verdeeld over een groter oppervlak. Toen de huizen verdiepingen kregen en daardoor zwaarder werden groef men een gemetselde fundering (poer) in de bodem.

Een tweetal rampzalige stadsbranden in de 15de eeuw noodzaakten tot verstening van de huizen, d.w.z. de zijmuren werden van steen met een behoorlijke tussenruimte (±30cm) tot de buren, waarbij de voor- en achtergevel nog steeds van hout mochten zijn. Dat zou het overslaan van branden beter tegen gaan. Door een groter gewicht van de stenen i.p.v. planken bekleding moesten kostbaardere funderingen toegepast worden, wat voor bouwers bepaald niet aantrekkelijk was. In plaats van poeren moest nu een muurtje gemetseld worden om de stenen zijmuren te dragen. Eerst werd geprobeerd over de poeren planken te leggen en daarop te metselen. Dat klinkt niet alleen wankel, dat was het ook. In plaats daarvan moesten diepe sleuven gegraven worden, waarin opnieuw palennesten geheid werden (foto links). Daarover werden zware delen gelegd, zo zwaar dat ze niet al te zeer doorbogen, soms ondersteund door extra paaltjes er onder. Men komt bij opgravingen de gekste liggers tegen, bijvoorbeeld onderdelen van gesloopte schepen. Allerhande mengvormen werden uitgeprobeerd en daarvan zijn er in Amsterdam nog talloze aanwezig, alleen de meest solide constructies hebben het overleefd. Er werd soms gewicht gespaard door de funderingsmuur van spaarbogen te voorzien, waarbij het muurtje toch op slechts enkele punten steunde. Ook die waren soms onvoldoende om verzakken en scheuren te voorkomen, zodat die spaarbogen alsnog opgevuld werden met metselwerk.

Op de foto hierboven de roosterfundering van het Bethaniënklooster. Op de tekening links schematisch de ontwikkeling van muurfundering. Boven van de vroegste houten huizen, daaronder het houten huis met stenen zijmuren. Om het gewicht van een stenen muur, ook al was die halfsteens, werd een doorgaande fundering ingegraven, bijvoorbeeld op de roosterfundering zoals op de foto boven. Om gewicht en kostbare bakstenen te sparen konden spaarbogen toegepast worden (onder).

Wat hielp was de ontwikkeling van de kleine bouwklinker, veel lichter dan de kloostermoppen die in de Middeleeuwen gebruikt werden. De dunne halfsteens zijmuren moesten gefixeerd worden tegen het houtskelet. Daarvoor kwamen muurankers in gebruik. De volgende winst was de zelfdragende steens-muren waar de vloerbalken in de muur opgelegd werden, gefixeerd door opnieuw muurankers. Deze constructie was niet alleen ingegeven door de wens naar gewichtsbesparing, maar ook omdat hout steeds over zee ingevoerd moest worden en bakstenen binnenlands betrokken konden worden. Het besparen op hout loonde zich. We zijn al doende in de 17de eeuw aanbeland.
Gedurende die eeuw, zeker in het begin, bleef de houtskeletbouw toegepast, bijvoorbeeld voor pakhuizen omdat de constructie voorlopig steviger was. Een ander voordeel was de hoogte van de bouwsom die door de in de 17de eeuw overbelaste bouwsector flink kon oplopen. Houtskeletten konden helemaal op een timmerwerkplaats pas gemaakt worden en hoefden ter plaatse slechts in elkaar gezet te worden. Menig scheepstimmerman vulde zo zijn stille maanden.

Op de afbeeldingen hier onder hoe een in de muur opgelegde balk via muuranker en veer met de muur verbonden werd. Rechts diverse typen decoratieve muurankers.

Grote Houtstraat

Jacob Olie maakte deze foto in 1894 in de Grote Houtstraat. Op de foto staan Dirk Eskens (1859-1898) met zijn twee zoontjes Jacob en Gerbrand. Eskens had een werkplaats op Haarlemmerplein 14 en was huis- en rijtuigschilder. Typisch zo'n beroep dat op een wagenplein als het Haarlemmerplein thuishoorde.
Op de achtergrond de toen spiksplinternieuwe Maria Magdalena Kerk.

Deze week honderd jaar geleden

Maandag 1 maart 1915 - 's Avonds om negen uur werd de 70-jarige Jaap van 't Woud gedood door een messteek. Jaap was al bijna 25 jaar commensaal van logement De Goede Verwachting op de hoek van de Prinsengracht met de Elandstraat. Die avond kreeg hij ruzie met zijn dronken kostbaas Francouis Hegeman (59). Die werkte hem daarbij het pand uit. Op straat deed Jaap zijn beklag bij omstanders. Verbolgen daarover kwam Hegeman naar buiten en stak Van 't Woud met een mes. Die zakte in elkaar en overleed enkele tellen later. De moordenaar werd overgebracht naar politiebureau Lauriergracht, maar was zo dronken dat hij eerst moest ontnuchteren voordat hij verhoord kon worden. Eenmaal zover verklaarde Hegeman dat Van 't Woud hem eerst had aangevallen. Bij onderzoek vertoonde het lichaam van Hegeman echter hoegenaamd geen sporen van welk handgemeen dan ook.
Bij navraag bleek dat beide heren een nogal opvliegend karakter hadden en vaker ruzie hadden gemaakt. In krantenberichten was Van 't Woud afwisselend zandschipper en gepensioneerd militair.

Veel van de historische afbeeldingen van Amsterdam komen uit de collectie van het Stadsarchief Amsterdam

 
Aanmelden voor deze digitale uitgave    -    Afmelden voor deze digitale uitgave