v
weekblad-logo

week 34-2018

Fotoquiz snelste

De snelste met het goede antwoord op de opgave van vorige week was Ria Scharn. De nieuwe opgave komt dus van haar. Ook zij stuurde een fraaie foto maar ook deze zal moeilijk blijken. U krijgt één hint: de brug is een noodbrug. Er heeft er op die plek nooit een gelegen en daarna zou er ook nooit meer een komen. De vraag is:

Waar is dit?

Oplossingen via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

Ooit van de Zoetenaamsteeg gehoord? Die liep van Oudekerksplein naar de Warmoesstraat. Er bestonden slechts twee huisnummers (1 en 2) in de steeg, de rest was zijkant van huizen aan plein of Warmoesstraat. Helemaal rechts op de foto (links) de zijgevel van Oudekerksplein 42.
Op de gelijktijdig gemaakte foto hieronder ziet u meer van de omgeving. Op de achtergrond de huizen Warmoesstraat 104-106. Het meest rechtse huis op de foto staat op de hoek van de Wijde Kerksteeg.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Ria Scharn, Aschwin Merks, Anneke Huijser, Anje Belmon, Mike Man,

Fotoquiz: Jan's keuze

Nog een opname uit het familiearchief van Jan Six van Hillegom. De brug zal geen problemen opleveren, maar welke straat/weg/kade/gracht loopt de mevrouw met de kinderwagen in?

Waar is dit?

Oplossingen graag via deze link

Foto: Collectie Six, Amsterdam

Oplossing: webmaster's keuze

Met zo'n dubbele wipbrug heeft u keuze uit tientallen bruggen, ware het niet dat hier nog een tweede brug te zien is. Dat was voor velen de hint: de eerste Rotterdammerbrug over de Singelgracht ter hoogte van het 1e Marnixplantsoen. Dan is de ophaalbrug die over de Kattensloot ofwel de Kattenslootbrug (#155). Bij zo'n vraag kijken wij zelf of de brug een officiële naam heeft op de site Amsterdamse bruggen. Met de zoektermen van de verbindende straten of het vaarwater vindt u het brugnummer. Fotograaf Jacob Olie stond op de Beltweg, de latere Jacob Catskade. Hieronder een Street View van wat u ziet als u dat vandaag nadoet.

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Ria Scharn, Anneke Huijser, Robert Raat, Carol de Vries, Peter Pijst, Rob Philip, Hans van Efferen, Mike Man, Anje Belmon, Hans Goedhart, Jos Mol, Aschwin Merks, Adrie de Koning, Hans Olthof, Anthony Kolder,

Heeft u ook een opvallende foto gevonden?

Laat ons meegenieten en stuur hem naar de redactie. Graag via deze link en alléén via deze link a.u.b.
Blijf sturen, zodat wij de aantrekkelijkste platen kunnen kiezen!

Fotoquiz Waar? Wat?

In deze hoek waren we al eerder. Het is een dermate vertrouwd stukje van oud-Amsterdam dat we nooit zo goed weten of we moeten waarschuwen dat we een uitstapje maken. In elk geval gaan we hiermee over de rand van ons werkgebied 'binnen de Singelgracht'. Een bouwfoto die de volgende vragen opwerpt:

Hoe heet de straat op de voorgrond?
Aan welke straat staan de huizen in de achtergrond?
Wat wordt hier gebouwd?

Dat wat hier gebouwd wordt is zo'n beetje het enige dat er nog staat. De huizen lijken allemaal vervangen.

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

Het Leidseplein was eenvoudig te herkennen, geen punt. En zoals beloofd was het vinden van de gelegenheid voor het opzetten van deze tent toen kinderspel.
Bouw 'es wat anders!
We schrijven 1977 en projectontwikkelaar Bouwes diende bij B&W een plan in voor een gigantisch hotelproject waarvoor alles van Hirsch tot en met Paradiso afgebroken moest worden. Bouwes sloeg dreigende taal uit richting gemeente en de Raad dreigde toe te geven, ondanks de protesten.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

In 1977 werd een single uitgebracht, getiteld Leidseplein. Het B-kantje was Hoor Es Effe Bouwes als protest tegen de ‘vernieuwingsplannen’ van Bouwes.

Kees Huyser preciseert: "De Zandvoortse ondernemer N. Bouwes had in Amsterdam een dancing op het Rembrandtplein en een nachtclub op het Leidseplein. In 1959 zegde de eigenaar de huur van beide panden op. Op zoek naar een nieuwe geschikte locatie hoorde Bouwes dat het Huis van Bewaring aan het Kleine-Gartmanplantsoen zou gaan verdwijnen. Hij had zijn plannen meteen klaar: er moest een groot complex komen, met een appartementenhotel en een parkeergarage. Het leek er toch niet van te komen. Stadsontwikkeling en de Schoonheidscommissie verwierpen het plan. Vervolgens kwam het in 1975 voor de raadscommissie voor Publieke Werken. De kritiek ertegen werd steeds luider, onder andere tegen de voorgenomen sloop van Paradiso.
In 1975 verenigden enkele stedelijke actiegroepen, wijkcentra en de architecten Aldo van Eyck en H. Hertzberger zich in de actiegroep 'Bouw-es-wat-anders' (BEWA). De initiatiefnemers wilden aantonen dat de gemeenteraad geen verplichting aan Bouwes had. Daarnaast ontwierpen ze alternatieve plannen. Uiteindelijk stelde de gemeente in 1979 de Stuurgroep Meningspeiling Leidseplein in om de inspraak en plannenmakerij te begeleiden. BEWA was in die stuurgroep vertegenwoordigd".

Anje Belmon bericht nog wat de doodsteek voor het hotelproject was. Paradiso werd tot Rijksmonument verheven. Inderdaad hebben de leden van BEWA in 1977 de aanvraag ingediend en waarschijnlijk tot hun eigen verbazing beloond gezien. Paradiso kwam in elk geval op een voorlopige lijst waarmee de afbraak voorkomen werd. De uiteindelijke monumentenstatus (#6400) volgde in september 1980.

Lees ook: Paradiso, al 50 jaar de mooiste concertzaal

Tim Verlaan quote: "Als Amsterdammers niet snel het recht op hun binnenstad opeisen, zal deze eindigen als een onbetaalbaar toeristenreservaat".

Wij zouden nog willen tussenvoegen: "en onbegaanbaar"

Om de rest van zijn stellingen te lezen en te bekijken wie Tim Verlaan is: klik hier

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Adrie de Koning, Kees Huyser, Otto Meyer, Anneke Huijser, Ria Scharn, Robert Raat, Aschwin Merks, Carol de Vries, Peter Pijst, Katja Kronenberg, Anje Belmon, Dirk Fuite, Mike Man, Jos Mol, Hans Goedhart, Paul Graalman, Hans van Efferen, Anthony Kolder,

Met de camera op pad...

Dat zal je als fotograaf maar tegenkomen. Hier hoeft niets meer gecomponeerd te worden..., gewoon knippen. Wat je noemt, een snapshot. Maar, eh...

Waar staat deze haringkar?

Laat het ons weten via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Foto van vorige week

Daar hadden we geen rekening mee gehouden. Dezelfde verlichting stond op meer plaatsen in de stad, waaronder op het Leidsebosje en dat antwoord kwam daarom enkele malen voorbij. Dit was echter het Damplantsoen. De gelegenheid tot versieren van de stad was volgens de Beeldbank het 40-jarig jubileum van koningin Wilhelmina in september 1938. Onjuist! Zie hier onder.
En de weggepoetste lichtreclame? Dat was die van de buren van de Industriële Club: Lewenstein. De speurneuzen herkenden in de donkere achtergrond het Beurspoortje.

Foto's: Stadsarchief Amsterdam

Het Damplantsoen dus. Enkele weken terug hadden we een foto van de opgraving van de Damsluis. Toen die achter de rug was werd er een hoge schutting om de bouwput gezet in afwachting van wat de verdere plannen met de ruimte was. Hier had B&W een Damhotel gepland. Gelukkig voor de bruikbaarheid van de Dam kon men geen bevredigende geldschieter vinden en de plak bleef leeg. In 1925 schepte men een laag aarde over de puinhopen en legde het Damplantsoen aan. Klik de afbeelding links voor de openingsceremonie in 1925.
Na WO2 werd in het plantsoen een voorlopig oorlogsmonument geplaatst, tot het huidige aangelegd werd.

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Anneke Huijser, Carol de Vries, Ria Scharn, Anje Belmon, Mike Man, Robert Raat, Jos Mol, Aschwin Merks, Adrie de Koning, Paul Graalman, Anthony Kolder,

Even iets rechtzetten...

...aangaande het 40-jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina in september 1938. Paul Graalman stelde vast dat de quizfoto weliswaar het Damplantsoen weergeeft maar bij een andere gelegenheid. Hij vroeg zich af of dit een foute beschrijving in de Beeldbank kon zijn. Zijn twijfel wordt ondersteund door nieuwsfoto's en Polygoon-journaals die tijdens de aubade voor de koningin door 10.000 mensen op de Dam een heel andere versiering laten zien. En ook doordat in diezelfde Beeldbank deze beide foto's met dezelfde beschrijving als de quizfoto voorkomen. Hoe zit dat precies?

Foto's: Stadsarchief Amsterdam

 

Tijd om onze detective Maaike de Graaf te raadplegen. Binnen een uur had zij het antwoord en de foto hiernaast om het te bewijzen. Links ziet u het Victoriahotel met op straat versiering t.g.v. het bezoek van koning Leopold van België in november 1938. Vergelijk de masten en de opstelling van de lampen en u zult - net als wij - de overeenkomst met die van de quizfoto vaststellen.

Maaike..., chapeau!

Beeldbank..., even aanpassen!

Foto's: Stadsarchief Amsterdam

Hulp gevraagd... en gekregen

Anje Belmon was de eerste met het verlossende antwoord op deze foto: het huis tussen de twee stegen is Herengracht 267. De steeg links is de Treeftsteeg en die bestaat nog steeds. Die rechts was de Koksteeg en deze is bij de nieuwbouw op perceel 267 getrokken. Die nieuwbouw is overigens de enige wijziging t.o.v. de quizfoto.

Nog een paar feiten uit het boek van Isa van Eeghen: Vier eeuwen Herengracht. Beide stegen waren 'echte' stegen want ze liepen door tot het Singel. De Koksteeg is een verbastering van Jan Cocxsteeg. Dit steegje van slechts één meter breed legde het loodje toen in 1898 koopman Jacobus van Bork Jr. het pand nr.267 kocht uit handen van de makelaars Nienaber & Nienaber met de verzekering dat de stad hem de steeg erbij zou laten kopen. Van Bork bouwde er een belachelijk hoog pakhuis met kantoorruimte voor in de plaats, iets dat met de huidige regulering waarschijnlijk niet meer zou lukken. De Koksteeg is wel aan de Herengracht dichtgebouwd maar achter de nieuwbouw loopt de steeg als vanouds door tot het Singel. Daar is ze nu wegens zinloosheid dan toch maar afgesloten (Google Maps 3D view, vanaf Singel gezien).
De neo-renaissancegevel van nr.265 werd in 1882 voor een bestaand pakhuis gezet. Dat wil zeggen dat Piek de foto tussen 1882 en 1898 maakte.
De trapgevel van nr.269 is een apart geval. Het bestaande huis (eind 16de eeuw) werd in 1665-'66 verbouwd tot wat er nu staat, met een mix van trapgevel en classicistische ordening met pilasters en lisenen. Sinds WO2 tot 1970 was het een hotel, in welke periode (1967) het werd gerestaureerd.
Anneke Huijser, Aschwin Merks en Paul Graalman ontdekten dat Piek op Herengracht 258 woonde, aan de overkant, en de foto vanuit zijn huis maakte.

Er werd nog even gemopperd over de opmerking dat dit geen 'herenhuizen' waren maar oude stad. Die opmerking kwam voort uit de wetenschap dat bij het uitleggen van de grachtengordel stegen, gangen en sloppen en zeker inpandige gebouwen ontmoedigd en bij de Vierde Uitleg zelfs verboden werden. Deze huizenrij stamt in opzet uit 1594 toen de verdedigingswerken vernieuwd waren en de voorloper van de Herengracht gegraven was als binnenvest. De huizen aan die binnenvest, met de rug naar de huizen aan het Singel, waren nog niet onderhevig aan dit soort regels. Er stonden zelfs heel wat houten huizen tussen en vooral veel pakhuizen. Chique werden de gracht pas toen die in de Derde Uitleg meegenomen werd. De huizen werden daarna vaak afgebroken en door betere vervangen, zo ook het huis nr.267. De stegen en gangen bleven, voor zover ze op eigen grond lagen. Probeer een Amsterdammer niet af te pakken waarvoor hij betaald heeft.
Toch oude stad?!

Goede oplossingen kwamen van Anje Belmon, Anneke Huijser, Ria Scharn, Hans Olthof, Paul Graalman,

Fort d'Eendragt

Vorige week bracht het schrijversduo Mol/deKoning een hofje ter sprake aan de Overtoom. Wij vragen ons af of de lezers op de hoogte zijn van de vele voorafgaande ondernemingen op deze plek. Zo niet, dan die geschiedenis hieronder.
De Overtoomseweg buiten de jurisdictie van Amsterdam, was een verzamelplaats voor zaken die in de stad verboden of niet gedoogd waren, voor vuurgevaarlijke bedrijven, werkplaatsen die stonken of vervuilend waren. Het meeste land aan de vaart was eigendom van het Sint Pietersgasthuis, zo ook dit. De vroegste onderneming op de plek van De Eendracht was de kruitmolen De Rob die er in 1683 gevestigd werd door Pieter Rob en die het grondstuk van het Gasthuis pachtte. Eigenlijk heette de kruitmolen De Prins van Oranje maar de volksmond wint het altijd. Er waren vier kruitmolens aan de Overtoomseweg. Dat ze gevaarlijk waren bleek 14 augustus 1758 toen kruitmolen Sollenberg de lucht in vloog. Die datum heeft De Rob niet gehaald; hij werd in 1739 al opgeheven. Het erf werd door de ernaast gelegen katoendrukkerij De Drie Braamen overgenomen en in 1752 werd dit totale grondstuk door zeilmaker en scheepshandelaar Ary Blankers gekocht.

Een andere branche die om verschillende redenen de stad links liet liggen was die van de reizende toneel- en operagezelschappen. De regenten van de schouwburg aan de Keizersgracht hadden het recht zulke gezelschappen uit de stad te weren om zo concurrentie te voorkomen. Geen nood, ze streken dan buiten de stad neer en bespeelden gelegenheden als de Bergenvaarderskamer aan de Amstel. Of ze zetten ergens een grote tent op en speelden daar in. Zulke tenten werden ook op diverse plaatsen aan de Overtoomseweg neergezet, ook op het erf van De Rob. Het Franse gezelschap van Quinault kreeg Blankers zo ver de tent te vervangen door een meer permanente houten schouwburg. Op 22 april 1753 gaf Quinault zijn eerste voorstelling…, in het frans uiteraard. Blankers had de schouwburg naar zichzelf Blankenburg genoemd. De volksmond doopte het etablissement echter de Franse Schouwburg. Pech voor Quinault en nog meer pech voor Blankers: op 22 augustus 1754 brandde het gebouw tot de grond toe af. Quinault verdween met zijn troep naar Den Haag om in september terug te keren en in een naast de ruïne opgestelde tent op te treden.

De schouwburg bestond uit een aantal houten schuren waar een stenen gevel voor geplakt was. Toch was het publiek zeer te spreken over de inrichting van de schouwburg. Hij stond iets terug van de rijweg om ruimte te bieden voor de vele koetsen die toeschouwers vervoerden. Het gebouw was over beide erven verdeeld, deels op dat van de katoendrukkerij en deels op dat van de kruitmolen. Blankers liet ’t er niet bij; op de fundamenten van de schouwburg liet hij een aardewerkfabriek verrijzen. De naam was niet erg origineel: Blankenburg. Waarom juist een aardewerkfabriek was niet duidelijk. Blankers moest alle vakkrachten van elders aantrekken, zelfs uit het buitenland. Hijzelf had geen vakkennis in te brengen. Het ging dan ook niet goed met de onderneming; in 1760 ging Blankers failliet en zelfs zijn privéhuis met inboedel moesten er aan geloven. De fabriek werd niet meteen verkocht, dat gebeurde pas in 1764 aan Maria van Hierden met als geldschieters de familieleden baron Van Pallandt en baron De Hadel. De fabrieksinventaris werd en bloc verkocht aan alweer een adellijke figuur: de graaf Van Gronsveld Diepenbroick die met deze inventaris de aardewerkfabriek Weesp inrichtte. Die fabriek was met dezelfde middelen bijzonder succesvol dus het falen van Blankers’ onderneming had toch met zijn personeelskeuze of zijn management te maken.

Maria van Hierden woonde al op het ongebruikte deel van het erf van De Drie Braamen. Zij was daar komen wonen na het overlijden van haar echtgenoot Pieter Maas, werkzaam (mede-eigenaar?) op de nog iets noordelijker gelegen katoendrukkerij De Maasstroom. Het is aannemelijk dat zij de fabriek liet ombouwen tot een buitenhuis. Dat beperkte zich tot de zichtzijde; de achterkant bestond nog steeds uit de drie aan elkaar gebouwde fabriekshallen (foto). Ook delen van het interieur verraadden de industriële oorsprong. Het aldus ontstane buitenhuis werd Fort d’Eendragt genoemd. Waarom dat ‘fort’ erbij moest is niet duidelijk. Dat ‘fort’ wordt voor ’t eerst gebruikt in het testament van Maria van Hierden, opgemaakt in 1765. Enig erfgenaam was haar dochter Henriëtte Maas die zelf in 1775 overleed. Fort d’Eendragt werd in 1778 verkocht aan Joannes Petrus Trouillart die in brieven sprak over zijn buitenhuis aan de Overtoomsevaart. Hij handelde in graan en gebruikte delen van de voormalige fabriek achter zijn buitenhuis voor de opslag daarvan. Trouillart stierf op zijn beurt in 1779 en zijn erfgenamen lieten het hele complex openbaar veilen. Wij zullen u niet vermoeien met de tekst van de akte maar daaruit blijkt dat de koop veel meer omvatte dan alleen het huis. Ook een koetshuis en een stalling behoorde daartoe en een aangelegde siertuin. Behalve deze eigendommen moest koper ook nog steeds pacht betalen aan het Gasthuis. Koper werd voor ƒ10.950 Jan van Meekeren (via een stroman). Hij ging er niet zelf wonen maar verhuurde delen aan bijvoorbeeld een behangseldrukkerij (1783) en hij gebruikte de zolders voor eigen houtopslag. Het woonhuis werd afwisselend verhuurd en als weekendhuis door hemzelf gebruikt.

In een codicil dat in 1789 aan zijn testament gehecht werd, bepaalde Van Meekeren dat Fort d’Eendragt een woongemeenschap met minimaal acht wooneenheden voor elk twee personen werd, bedoeld voor behoeftige familieleden van hem en zijn drie echtgenoten. Hij wees ook de kamers aan die daarvoor gereserveerd moesten worden; de mooiste kamer was voor de directeuren/toezichthouders. Mochten de acht kamers niet nodig zijn voor familieleden, dan konden ‘geschikte en ordentelijke personen’ gezocht worden, mits zij gereformeerd waren. Alle bewoners kregen uit het fonds een toelage, de familieleden ƒ50 per jaar meer dan de anderen. In een tweede codicil bepaalde hij nog dat de directie het aantal wooneenheden naar eigen goeddunken mocht uitbreiden tot tien. Dit afhankelijk van de inkomsten van het fonds uit renten; het fonds mocht nooit kleiner worden maar hoefde ook niet te groeien. Op 18 juli 1791 overleed Van Meekeren en 28 december 1791 konden de drie directeuren met hun werkzaamheden beginnen. De eerste bewoners konden pas tien jaar later intrekken, veroorzaakt door een constante stroom tegenslagen bij het uitbouwen van het ‘Gesticht’. Het huis was bij het overlijden van Van Meekeren bijvoorbeeld verhuurd aan een boekverkoper die een huurcontract tot 1 november 1793 had. Er was aanvankelijk ook maar ruimte voor 5 eenheden en de overige drie moesten in de bedrijfsruimte gecreëerd worden. Verder werd de beloofde ƒ60.000 voor het fonds pas in november 1794 uitgekeerd door de testamentair executeurs. Zogenaamd vanwege de complexiteit van Van Meekerens onderneming. Grote stagnatie ontstond door de troebelen van 1795-’96 bij het verdrijven van Oranje en de vorming van de Bataafse Republiek.

Als Van Meekeren 150 jaar later zou hebben kunnen zien wat wij van de Overtoom hebben gemaakt, zou hij met afgrijzen in zijn graf teruggekeerd zijn. De idyllische omgeving was zeker begin 20ste eeuw verworden tot een volgepakt nijverheidsgebied.
Het bejaardenhuis functioneerde echter goed en heeft tot 1969 op die plek bestaan; het gebouw werd in 1971 afgebroken om ruimte te maken voor uitbreiding van het naastgelegen N.H. Diaconessenhuis.

Alle afbeeldingen bij dit artikel: Stadsarchief Amsterdam

Sarphati..., doet van zich spreken


In 1842 lukte het professor Swart en Sarphati de Scheikundige en de Chemisch-Pharmaceutische Leesgezelschappen te laten fuseren in de Maatschappij ter Bevordering der Pharmacie. Sarphati was daar een vreemde eend in de bijt omdat hij arts was en dus geen apotheker. Toch werd hij secretaris en in die hoedanigheid ging hij voortvarend van start. Te voortvarend naar de zin van sommige apothekers als hij op eigen houtje publiceerde namens de Mij. Als secretaris verrichtte hij echter veel en goed werk. De Mij. begon met nascholing voor apothekers en Sarphati nam de lessen toxicologie voor zijn rekening.

Sarphati bestookte in deze jaren allerlei instanties, burgemeester en wethouders en de parnassim van de Portugees-Joodse gemeenschap met ongevraagde adviezen, aansporingen en klachten. Het ging meestal over armen- en gezondheidszorg of onderwijs. Hij was zijn tijd ver vooruit; ingezonden brieven bewerkten toen meestal het tegendeel en werden terzijde geschoven. Sarphati wist geen betere methode en bleef brieven sturen. De parnassim berispten hem omdat zij hem niet om zijn mening gevraagd hadden. In deze periode ontdekte Sarphati dat hij niet moest proberen anderen tot iets te bewegen maar zelf het voortouw diende te nemen.

In 1849 richtte Sarphati met een aantal gelijkgestemden de Maatschappij tot Nut der Israëlieten op, een tegenhanger van het Nut van ’t Algemeen die voor joden niet toegankelijk was.  Het bestuur bestond uit oude en nieuwe bekenden van Sarphati, bankiers, advocaten en artsen. President werd A.J.Posno, Sarphati nam geen plaats in het bestuur maar het program van activiteiten liet een groot aantal stokpaardjes van hem zien. Er kwamen programma’s voor verbetering van onderwijs en scholing en er werd een vereniging voor werkverschaffing opgericht. Een kinderdagopvang (wiegeninrichting) moest het mogelijk maken dat meer vrouwen betaald werk gingen verrichten. Er kwam een bewaar- en spaarkas en er werd werk gemaakt van bestrijding van bedelarij met als alternatief de werkverschaffing. De Mij. heeft in 1950 zijn 100-jarig bestaan weten te vieren maar had door de gevolgen van de oorlogsgebeurtenissen zijn zin verloren.

In 1850 deed Sarphati een gooi naar een zetel in de Provinciale Staten. Het Algemeen Handelsblad propageerde een keus tussen J. Bierman Jr. of Sarphati. Het werd Bierman, met een verschil van 4 stemmen. In 1852 werd hij alsnog lid van Provinciale Staten, alweer in een nek-aan-nekrace die hij deze keer won. Deze keer schaarde ook het Israëlitisch Weekblad zich achter kandidaat Sarphati, niet uit oogpunt van gezindheid maar omdat deze zo ijverig en ondernemend was. Op afstand had in Den Haag Thorbecke een duit in het zakje gedaan. Hij kende Sarphati nog uit de tijd in Leiden en herkende in hem een on-Amsterdamse gedrevenheid die hem zeer aansprak. Sarphati zat nu aan een andere kant van het circuit dat beslissingen nam en lagere overheden aanstuurde. Voor de gereformeerden waren de druiven zuur; er werd geklaagd over het toenemend aantal joden in bestuurlijke functies.

In 1851 ging Sarphati op studiereis naar Brussel, Parijs om af te sluiten met de wereldtentoonstelling in Londen (1-05 tot 15-10-1851). Hij had voor zijn bedrijf een betrouwbare vervanger aan zijn tweede man Mendes da Costa en alle verdere activiteiten moesten maar even wachten. Londen was nog grootser dan verwacht en blies hem omver. Hij had niets dan lof voor deze tentoonstelling, behalve voor de Nederlandse inzending. Die was beneden alle pijl en een blamage voor het land. De meeste indruk maakte het Crystal Palace op hem (afb.links). Met een vloeroppervlak van 92.000 m2 en een glasoppervlak van 84.000 m2 was dit dé sensatie van de tentoonstelling, niet alleen voor Sarphati. Hier kregen zijn ideeën voor een eigen gebouw hun vorm, alle puzzelstukken vielen op hun plek. De bouw bleek mogelijk dankzij nieuwe technieken in de staalindustrie (gietijzer), maar dat ging geen problemen opleveren dankzij zijn contacten via de Maatschappij ter Bevordering der Nijverheid.

Thuisgekomen ging Sarphati meteen aan de slag; de eerste daad was de oprichting van de Vereeniging voor Volksvlijt (VvV). Medio 1852 publiceerde hij zijn uitgewerkte idee in het Algemeen Handelsblad. Hij werd bijgestaan door medeoprichters Bleekrode en Staring die beiden ook in Londen waren geweest. Het doel van de vereniging was promotie van de nijverheid middels tentoonstellingen. Om een eigen gebouw te realiseren was geld nodig en veel ook. Sarphati moest voor een tweede keer op jacht naar kapitaal en weer kreeg hij steun van het Koninklijk Huis in de figuur van prins Frederik, oom van koning Willem III, die in juli het beschermheerschap en het erepresidium aanvaarde en naar wie het plein voor het paleis vernoemd zou worden. In 1853 zou de koning zelf deze ereambten overnemen. In oktober was het kapitaal voldoende om de officiële oprichting te laten plaatsvinden. Op de vereniging komen we nog terug.
Groot succes had de VvV met een tentoonstelling over bouwmaterialen waarvoor de Militiezaal (Singel 423) door de stad beschikbaar werd gesteld. De organisatie werd voorgezeten door D.D. Büchler en de architecten Godefroy, Bauer en Metzelaar verleenden medewerking. Niet alleen Nederlandse producten werden getoond maar ook uit omringende landen kwamen inzendingen. De kranten waren vol lof over het getoonde, nog nooit eerder was in Amsterdam zoiets te zien. Ook al had hij zich geheel in de achtergrond gehouden, Sarphati kreeg het volle pond voor de organisatie: “Hij, de wakkere Sarphati, het hoofd van zoo vele en verschillende vereenigingen, hij de voorstander, beschermer van volksvlijt, hij heeft mogelijk gemaakt wat zoo menigeen als een hersenschim beschouwde”.

De Maatschappij ter Bevordering van Nijverheid bloeide als nooit tevoren. Sarphati was ook hier de stuwende kracht, zowel achter de schermen als in het openbaar. Hij probeerde met enig succes de samenwerking tussen de verschillende departementen te verstevigen zodat een hechte landelijke organisatie ontstond. Deze departementen leenden ook regelmatig voorwerpen uit om tentoon te stellen. Dat groeide in 1852 uit tot het Polytechnisch Museum dat een plek vond boven de handelsschool in de Nieuwe Doelenstraat. Drijvende kracht achter het museum was de van oorsprong jurist Jan Adriaan van Eijk die halverwege zijn carrière overschakelde op natuurkunde en bij Felix Meritis actief was. Samen met de joodse instrumentmaker en fotograaf Abraham van Emden organiseerden zij in het museum in de Nieuwe Doelenstraat een tentoonstelling over fotografie, de toen nog nieuwe en nauwelijks bekende Daguerreotypie. Ook deze tentoonstelling werd een groot succes, niet in het minst omdat koning Willem III met zijn broer prins Hendrik een bezoek bracht en zich uitgebreid liet voorlichten. De koning toonde zich later zeer verheugd en erkentelijk voor de organisatie van zo’n tentoonstelling en bleef Sarphati verder volgen bij diens ondernemingen. Dat leidde in 1860 tot benoeming tot Officier in de Orde van de Eikenkroon en bij de opening van het Paleis voor Volksvlijt in 1864 tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Sarphati was een niet meer weg te denken publieke figuur geworden. De man in de straat sprak over hem, de notabelen spraken over hem, de kranten en tijdschriften schreven over hem. Hij kreeg alle eer eindelijk een groot project op de rails te hebben gezet zonder daarvoor buitenlands kapitaal te moeten aanspreken. Dat hield de winsten tenminste binnen stad en land, niet zoals bij lichtgas- en drinkwatervoorzieningen waarbij de winsten wegvloeiden naar het buitenland.

Volgende week: de Meel- en Broodfabriek

Amsterdamse hofjes: het Konijnenhofje

Het Konijnenhofje beter bekend als Lutherhofje
door Jos Mol en Adrie de Koning

Ligging
Het huidige Lutherhofje is gelegen aan het Staringplein 9 in Oud-West. Het is een voortzetting van het Konijnenhofje uit 1676 dat in de Jordaan lag aan de Konijnenstraat.

Stichter en ouderdom
Het Konijnenhofje was in 1738 bij testament vermaakt aan de diaconie, door Gerrit Loenen en zijn eega Annetje Abrahams. Het Lutherhofje is ontstaan op instigatie van de Diaconie van de Evangelisch Lutherse Gemeente en werd daarom ook wel Diaconiehofje genoemd. In 1903 werd besloten aan het Staringplein een hofje voor vrouwelijke ouden van dagen te bouwen. De architect D. van Oort maakte het ontwerp en de aannemers Domhof en de Vlugt werden met de uitvoering belast. In 1909 werd het Lutherhofje geopend en het kreeg in 2009 de status van Rijksmonument, toen het zijn 100-jarig bestaan vierde. Het Lutherhofje kwam mede tot stand door de bemoeienis van J. M. Domela Nieuwenhuis en is één van de oudste instellingen van Amsterdam!

Foto: hofje in de Konijnenstraat
Onder: binnenplaats

Bijzondere kenmerken
Bij de bouw van de tweede acht huisjes aan de Konijnenstraat, werd een gelijk aantal gevelstenen ingemetseld. De gevelstenen die nu in het Lutherhofje zitten, bevatten de woorden: Vrede, Liefde, Geloof, Hoop, Oprechtheid, Waarheid, Standvastigheid en Overwinning met het jaartal 1721. De huisjes bevatten 51 woonruimten, ieder met twee bedsteden en in 1844 werd het herbouwd. Het gebouw voldeed niet meer na twee eeuwen en de Diaconie besloot in 1900 een terrein aan te kopen aan de Roelof Hartstraat. Door ruiling en bijbetaling kon toen een terrein worden verkregen aan het Staringplein. 

Het grondkapitaal voor de nieuwbouw werd verkregen uit een legaat van mej. Quien en de totale bouwkosten van het complex bedroegen ƒ 210.485,--. Door Augusta Emestine Sillem werd een gedenksteen geplaatst, die nog steeds te bewonderen is in de hal van het gebouw. Op 2 juli 1909 werd het Lutherhofje officieel geopend. Spoedig werd het hofje al met Staringhofje aangeduid, omdat het aan het gelijknamige plein lag. 
In 1982 besloot het bestuur tot renovatie van het hofje. Voornamelijk werden de sanitaire voorzieningen aangepakt en dit was klaar in 1984. Een deel van de oudere bewoners kwam niet terug en daarom besloot het bestuur ook jonge vrouwen toe te laten. Zij waren van christelijke huize en studeerden Geneeskunde, zodat ze behulpzaam konden zijn bij zieke ouderen. Later werden er ook heren toegelaten. Begin 2000 heeft er een uitbreiding plaats gevonden, waarbij er negen nieuwe appartementen zijn gerealiseerd op de zolderverdiepingen van het gebouw.
Het gebouw heeft een vierkant grondplan en een binnenplaats, waar de wooneenheden op uit komen. Op het dak bevindt zich een klokkentoren met een zwaan als windvaan, terwijl op de eerste twee etages zuilengalerijen zijn aangebracht.

Doelstellingen
De doelstelling van het Lutherhofje was van oudsher het bieden van een woonomgeving aan ouden van dagen of ongehuwde vrouwen van boven de 40, die in behoeftige omstandigheden verkeerden. Lutheranen en ouden van dagen hadden voorrang bij inschrijving en de anderen kwamen op een lange wachtlijst. De Evangelisch-Lutherse Stichting voert het beheer over de woningen. 

Alle foto's bij dit artikel: Stadsarchief Amsterdam

Toegankelijkheid
Het Lutherhofje is altijd geopend, met dien verstande dat het te allen tijde een rustige en beschermde woonomgeving voor haar bewoners wil garanderen.

Column: Haesje Claesdochter 

e dochter van Claes Jacobsz werd eeuwen gevierd als stichteres van het Burgerweeshuis, Jan ter Gouw deed het verhaal als fabeltje in de ban en Isa van Eeghen stofte het weer af: “hoezo is dat niet bewezen?” Haesje Claesdochter werd op 8 december 1475 geboren als dochter van een rijke Amsterdammer die in de Bindwijk woonde, de buurt rond de Kalverstraat tot het Spui. Haesje was vernoemd naar haar moeder Haze en werd op haar zesde, door het overlijden van haar vader, al halfwees. Haar kindsdeel van de erfenis maakte haar een puissant rijke kleuter. Haar moeder hertrouwde met een andere rijke Amsterdammer die ook nog zo heette: Jan Rijcken. Ook Haesje koos zich later een notabel als echtgenoot, een weduwnaar die optrad als huiszittenmeester van de Oude Zijde. Zij woonden ‘In ’t Paradijs’, het wooncomplex van Pompeius Occo die op zijn beurt weer getrouwd was met Haesjes zuster Gerbrich. Geldzorgen had Haesje dus niet.
De eerste indicatie dat Haesje wezen toch wel erg zielig vond, krijgen we door de mededeling dat zij rond 1520 een zevental wezen onderbracht bij Teeuwis Zweersen en voor de kosten daarvan blijvend opkwam. In 1523 volgde de stichting van een groot weeshuis in de Kalverstraat, het pand dat later bekend werd als ‘de Keizerskroon’, vlak bij de Heilige Stede. Daar komt Jan ter Gouws punt: nergens in de stichtingsakte is sprake van Haesje Claesdr.
Haesje zat niet stil; zij stond ook aan de wieg van het Oude Mannen- en Vrouwenhuis en ook dat werd een grote onderneming. Opvallend genoeg is de rol die Haesje bij deze stichting speelde helemaal niet omstreden.

Als ze bewijsbaar zó met goede doelen bezig was, is het ontbreken van bewijzen dat zij ook bij de stichting van het weeshuis in de Kalverstraat betrokken was, geen bewijs van het tegendeel. Een zeer academische benadering van Ter Gouw. Niet bewijsbaar, dus niet waar.
Het in 1523 gestichte weeshuis telde binnen de kortste keren meer dan 100 inwonertjes. Na de Alteratie bood de stad het Sint Luciënklooster in gebruik aan, compleet met het inkomen uit de bezittingen van dat klooster. Dat aanbod werd met beide handen aangegrepen en de rest is bekende geschiedenis. Het oude weeshuis in de Kalverstraat werd verkocht aan een horecaondernemer en ging verder door het leven als de Keizerskroon (tekening).
De toegang tot het klooster was uitsluitend voor wezen van poorters en kreeg daardoor de naam Burgerweeshuis. Niet in verwarring raken met de weeshuizen voor andere geloofsrichtingen, zoals doopsgezinden, luthersen, katholieken en joden. Die verzorgden hun wezen maar zelf! De honderden loslopende wezen van landverhuizers, armen en bedelaars gingen naar het aalmoezeniersweeshuis. De weeshuizen zijn tijden geleden al wegbezuinigd…, alsof er geen wezen meer bestaan.
Isa van Eeghen kwam in de archieven diverse bewijzen tegen dat in het reilen en zeilen van het Burgerweeshuis Haesje een bijzondere positie innam en voorrechten had die sterk lijken op een hechte band. Die band was aanleiding voor het weeshuis en zijn bewoners om Haesje als boeiend verhaal te koesteren. Een vereniging van oud-inwoners heet naar haar en haar portret hing in de regentenkamer van het Burgerweeshuis. Zullen we het ooit zeker weten?

Deze week honderd jaar geleden

Vrijdag 30 augustus 1918 - Weinig uit Amsterdam te melden. Dan kijken we maar even hoe het met de oorlog gaat. Wij weten nu wel dat die op z'n eind afstevent maar eind augustus 1918 weet men dat nog niet. Wel dat Duitsland op z'n tandvlees loopt en dat het leger niet is opgewassen tegen de geallieerde legers. Alle kranten berichten dat de Duitsers van de Somme terugtrekken dan wel terug gedreven worden. Aan de Somme is een nieuw front ontstaan en het is niet zo makkelijk die over te steken. Maar dat gebeurt toch tijdens de Tweede slag aan de Somme van 21 augustus tot 3 september 1918. Ook het Canal du Nord wordt overgestoken.

Op de kaart van het Britse Commando van het 4de leger: de beginsituatie met het front als doorlopende rode lijn en in stippellijnen de successievelijke vorderingen.

© British Crown

Op de foto onder terugtrekkende Duitse troepen.

Oude afleveringen

Hieronder weer een keuzemenu naar oude afleveringen van het jaar 2018. De keuze 2014 t/m 2017 leidt naar de laatste aflevering van het betreffende jaar, met onderaan een eigen menu voor dat jaar.

2014 2015 2016 2017 wk01 wk02 wk03 wk04 wk05 wk06 wk07 wk08
wk09 wk10 wk12 wk13 wk14 wk15 wk16 wk17 wk18 wk19 wk20 wk21
wk22 wk23 wk24 wk25 wk26 wk27 wk28 wk29 wk30 wk31 wk32 wk33
wk34 wk35 wk36 wk37 wk38 wk39 wk40 wk41 wk42 wk43 wk44 wk45
 
Aanmelden voor deze digitale uitgave    -    Afmelden voor deze digitale uitgave