weekblad-logo

week 30-2018

Fotoquiz snelste

De snelste met het goede antwoord op de opgave van vorige week was Anneke Huijser. De nieuwe opgave komt dus van haar. De vraag is:

Wat is het adres van het trapgeveltje?
Hoe heet de zijstraat die links uitkomt?

Oplossingen via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

Toch aardig van de redactie om het huisnummer 104 te laten staan, niet waar?
Deze foto maakte C.F. Jansen op de Nieuwe Achtergracht met de huisnummers 104 (ged.) t/m 112 (ged.). Het lage pand zal dan wel 106 zijn, denkt u maar dat huis lag inpandig achter dit nr.108.
Nr.104 bouwde architect Isaac Gosschalk in 1886-'87 voor stoomdiamantslijperij De Eendracht van Coelho. In 1914 werd de slijperij opgevolgd door drukkerij 't Koggeschip. Nu is het veranderd in een appartementengebouw.
De nrs. 106-108 werden gesloopt en vervangen door eveneens een appartementencomplex.
Ria Scharn sloeg zich voor 't hoofd toen ze na uren zoeken ontdekte dat ze die stoepjes van nr.104 jaren met haar dochtertje opgeklommen is om haar naar de peuterspeelzaal te brengen.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Anneke Huijser, Arjen Lobach, Adrie de Koning, Jos Mol, Robert Raat, Anje Belmon, Mike Man, Ria Scharn, Hans van Efferen,

Fotoquiz: Otto's keuze

Zoals inmiddels bijna gewoonte geworden is, leveren deelnemers die uitgenodigd worden een nieuwe opgave te sturen gelijk een hele lijst onderwerpen in. Wij maken daar voor deze rubriek gretig gebruik van. Otto Meyer stuurde deze twee foto's van een heel vroege opgraving in de stad. Hij gaat er zo maar van uit dat u wel weet wat hier opgegraven wordt. Dus....

Wat wordt hier opgegraven?

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing: Bart's keuze

Wat een gezapige rust in 1920, toen deze foto gemaakt werd. Moet je vandaag eens kijken. Heel even maar om vast te stellen dat de panden er nog staan maar in beslag genomen zijn door de sexindustrie. Columnist Johan had het er vorige week nog over, over het pakhuis 't Meekrapvat waar Casa Rosso zich had genesteld tot een gefrustreerde ex-werknemer de zaak in de fik stak.
Wij kijken hier naar de panden Oudezijds Achterburgwal 74-80 alhoewel op het onderstuk van het linkse huis nu een huisnummer 78a op de gevel prijkt. Het Digitaal Grachtenboek weet te melden dat nr.78 oorspronkelijk de rectorswoning was van de Oudezijds School en in basis een houtskelet uit de 16de eeuw had. Het werd in de 18de eeuw pas verbouwd tot pakhuis.
Casa Rosso heeft na de brand het pakhuis niet meer in gebruik genomen, maar alleen nog nr.76. Van de statige huizen 74 en 76 zijn de onderpuien volledig vernield. Van 76 is de pui helemaal verdwenen en is nu een 'uitnodigende' inloop geworden. Van 74 is de stoep verdwenen en de onderpui veranderd in een houten nep-variant met opkamers die als peeskamertjes nou eenmaal meer opbrengen.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Meekrap of Mede (rubia tinctorum) is een gewas waarvan de wortel fijngestampt een rode kleurstof oplevert die in de textielindustrie gebruikt werd om stoffen te verven. De aanplant concentreerde zich op de meest zuidelijke provincies van ons land. Die ondervonden hevige concurrentie uit met name Frankrijk waar het klimaat veel gunstiger was voor de plant. In 1826 werd in Frankrijk de scheikundige samenstelling van de verfstof (alizarine) ontdekt en in 1828 kreeg men patent op de industriële vervaardiging van garancine dat een meer dan drie maal sterkere concentratie van de kleurstof bevatte. Tussen 1851 en 1875 verkreeg in Nederland Mendel & Bour een licentie en bouwde een garancinefabriek op bolwerk Outenwaal, naast molen De Ruijter. Het proces was wel geïndustrialiseerd maar het gewas Meekrap was daarbij nog steeds nodig. De geplette wortel werd gekookt in water met geconcentreerde zwavelzuur. Na scheiding van het residu werd de vloeistof in de Singelgracht geloosd wat een smerige damp (zwavelwaterstof) deed ontstaan die de lucht in de buurt danig verpestte. Toen de fabriek in 1885 gesloopt werd kon hier het buurtje tussen Alexanderplein en de Oranje-Nassaukazerne ontstaan.

Goede oplossingen kwamen van Anneke Huijser, Arjen Lobach, Onno Boers, Kees Valentijn, Adrie de Koning, Harry Snijder, Jos Mol, Ria Scharn, Robert Raat, Anje Belmon, Aschwin Merks, Mike Man, Hans van Efferen,

Heeft u ook een opvallende foto gevonden?

Laat ons meegenieten en stuur hem naar de redactie. Graag via deze link en alléén via deze link a.u.b.
Blijf sturen, zodat wij de aantrekkelijkste platen kunnen kiezen!

Fotoquiz Waar? Wat?

Wordt er nou afgebroken, gesaneerd of alleen maar een pand vervangen? Wie het weet mag het zeggen. Als u het wel weet, maak eens een Street View van dit punt.

Waar is dit?
Wat is de functie van het gebouw in 't midden?

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

"Waarom staat de eerste fotograaf die in Amsterdam buitenopnames maakte niet in jullie PDF over de vroegste topografische fotografen"? Dat verwijt gaat over het ontbreken van Eduard Isaac Asser in de lijst van vroegste fotografen in Amsterdam. Hij woonde toen in het huis Huydekoper op Singel 548. Die bewuste buitenopnamen zijn dus vanuit zijn raam gemaakt. U weet misschien wel dat opnames met het gebruikte natte collodium-systeem onmiddellijk na de opname ontwikkeld moest worden of anders verloren ging.
Wat kan je allemaal zien vanuit een raam van Singel 548, vlak bij de Munttoren? Nou..., de Munttoren zelf dus, waarvan het onderstuk uiterst links op de foto net te zien is. Het water van het Singel en de Muntsluis, ofwel brug#1 met aan de overkant van de Binnen-Amstel logement Rondeel. Dat is wel zwaar verbouwd tot Hotel de l'Europe maar staat er nog steeds. Wat is er dus gesloopt? Links van het Rondeel staan de Jordan huizen of Engelse huizen nog overeind. Daar is ooit een aflevering van Jaarboek 2015 over geschreven.
Meer dan één deelnemer klaagde dat dit de moeilijkste opgave was die ze zagen langskomen.

Best een goed idee om die PDF over de fotografen met een hoofdstuk uit te breiden. Probleem is dat het reproductierecht van Asser's foto's niet vrij is. U hoort van ons.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Er is van Asser één buitenopame bekend die niet vanuit zijn raam aan het Singel gemaakt kan zijn en die speelde eerder een rol in onze quiz. Dat was er een van de Westerhal op de Westermarkt. De begeleidende tekst in de Beeldbank luidt:
De gekleurde fotolitho is een eigen druk door de uitvinder van het procédé, Eduard Isaac Asser. Aan de voorstelling ligt een eveneens door Asser vervaardigde fotografische opname ten grondslag op een natte collodiumplaat; zoutdrukken hiervan worden bewaard op het Rijksprentenkabinet en het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap
.

Jammer dat deze hal zo in de weg stond toen ze de Raadhuisstraat aanlegden.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Harry Snijder, Anneke Huijser, Robert Raat, Ria Scharn, Anje Belmon, Mike Man, Aschwin Merks, Hans van Efferen, Jos Mol,

Met de camera op pad...

Dat ziet er uit of er iets fraais is gesloopt. Twee ingezwenkte halsgevels met een gat er tussen. Zou daar net zoiets gestaan hebben? En links daarvan misschien ook nog een? Koddig ook, dat beide geveltoppen gelijk en even hoog zijn en verticaal zo verschillend ingedeeld. In het afgebroken deel duiden de vensterbanken en de muurankers nog wel op een gelijke indeling als het rechter huis. In het metselwerk eronder zijn met enige moeite de oude vensteropeningen te herkennen.
Feit is dat alles op deze foto gesloopt is. Vandaag staat hier een modern complex met etagewoningen, maar verderop in de straat staat nog een rijtje van 4 soortgelijke gevels..., keurig gerestaureerd..., met stoepen. Deze 4(?) moesten weg in verband met de vaart der volkeren. Ja..., ook deze keer moesten we een paar namen wegpoetsen. Gezien? Een kever met een 'brilletje'.

Welke straat is dit?

Laat het ons weten via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Foto van vorige week

Ja, wie kent het kleine Trippenhuis niet? ‘Als ik een huis had, zo groot als deze voordeur, zou ik de gelukkigste man ter wereld zijn’ zou de koetsier van de gebroeders Trip hebben verzucht bij de oplevering van het gigantische Trippenhuis aan de overkant, in 1662. Van de restanten bouwmateriaal zouden de Trippen dit huis voor de koetsier hebben laten bouwen. Pracht verhaal, maar niet waar! Het kleine Trippenhuis werd pas in 1696 opgeleverd, toen de gebroeders Trip allang dood waren. Vermoedelijk was het vroeger een steeg waar later een huis in is gebouwd. Ter vergelijking: het Trippenhuis is 22 meter breed, de gevel van het kleine Trippenhuis meet nog geen 2½ meter.
Het adres van het kleine Trippenhuis is Kloveniersburgwal 26 en het huis ernaast is nr.28 en dat staat op de hoek van de Bethaniënstraat.

Foto's: Stadsarchief Amsterdam

Tekstbron: Stadsgids020.nl

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Anneke Huijser, Harry Snijder, Ria Scharn, Onno Boers, Minne Dikstra, Mike Man, Adrie de Koning, Hans Goedhart, Jos Mol, Ton Brosse, Robert Raat, Anje Belmon, Aschwin Merks, Hans Olthof, Hans van Efferen,

Sarphati en Amsterdam -proloog

Waar denkt u aan bij het horen van de naam Sarphati?  Aan de Sarphatistraat? Of toch aan het Paleis voor Volksvlijt of het Amstelhotel? Of aan de hier vaak aangehaalde broodfabriek MBF? Of aan de armenarts die hij decennialang was? Dan bent u al avontuurlijk op weg om naar de verdere achtergronden van deze mens te zoeken. Daar gaan we u een beetje in sturen, de komende weken. Begeleidt u ons op ontdekkingstocht langs de werken van Sarphati?

Allereerst kijken we hoe de familie Sarphati in Amsterdam terecht kwam. Sarphati en alle daarop lijkende achternamen betekenen: ‘Fransman’ en duiden op Sefardisch Joden die in de 14de eeuw voor pogroms vanuit Frankrijk naar het Iberisch schiereiland vluchtten. Eind 15de eeuw moesten zij opnieuw de wijk nemen, dit maal naar Portugal of Noord-Afrika. Eind 16de eeuw werd het ook in Portugal ondraaglijk en kozen veel joden voor de Republiek. Het was als een lopend vuurtje langs de joodse gemeenschappen in Europa gegaan dat je in de Republiek veilig was en je eigen godsdienst redelijk ongestoord kon belijden.

Samuel Sarphati werd 31 januari 1813 geboren op de Nieuwe Keizersgracht. Amsterdam zucht dan onder het Franse bewind dat stad en land uitzuigt om de steeds kostbaardere oorlogen van Napoleon te financieren. Zojuist had hij voor de poorten van Moskau indirect – door kou en honger –  een pak slaag gekregen en was op weg terug naar Frankrijk. Tienduizenden Nederlandse dienstplichtigen  hadden de dood gevonden of zouden dat onderweg nog doen. Vader Immanuel Sarphati handelde in tabak maar onder het Franse juk mocht hij daar niet al te veel aan verdienen. Toch waren de Sarphati's redelijk welgesteld. De familie was tamelijk orthodox in het geloof en Samuel kreeg een daarbij passende opvoeding.
De stamvader van de Amsterdamse tak der Sarphati’s moet in de eerste golf van migranten uit Spanje en Portugal  in Amsterdam zijn aangekomen, kort voor of direct na 1600. Bij de oprichting in 1615 van de bruidschat-organisatie Dotar kreeg de familie Sarphati een vaste plek in het bestuur, die van vader op zoon overging. Ook Immanuel en Samuel zouden lid worden.

Volgende week Sarphati's opleiding

Hulp gevraagd..., en gekregen

"Dat is mijn huis" mailde Richerd L. Bond. "Het staat in de Kalverstraat" voegde hij er aan toe. Om precies te zijn is dit Kalverstraat 200, een huis dat in 1892-'93 gebouwd werd door architecten Gerrit van Arkel en W.Wilkens. De opdrachtgever was Anton Huf Jr. die er een schoenwinkel begon en boven ging wonen. In 1918 werd hij opgevolgd door Goud- en Zilversmid L.I.Wolf en Zoon. Sinds 2001 is het een rijksmonument.

 

Foto li.boven: Stadsarchief Amsterdam

Ton Brosse stuurde deze eigen foto van de huidige staat van het pand. Het is diverse keren verbouwd, zó erg zelfs dat van het oorspronkelijke ontwerp nauwelijks iets overgebleven was. Bij de jongste renovatie is geprobeerd het oorspronkelijke karakter weer op te roepen. Consolideren is tegenwoordig het credo van monumenten-beschermers, zelfs als het een mix van allerlei neo-stijlen en de chaletstijl betreft. In het hieronder aangehaalde artikel over het werk van Gerrit van Arkel de volgende opening:
"Tijdgenoten vonden ze soms een tikkeltje te wild, maar ruim een eeuw later zijn de gebouwen van Gerrit van Arkel (1858-1918) architectonische delicatessen van de bovenste plank. Vooral talloze winkelpanden herinneren aan hem".

Wij vermoeden dat de eigenlijke quizfoto (boven) gemaakt is tijdens die laatste verbouwing.

Foto: Ton Brosse

Richard L. Bond mailde nog een keer en gaf nog wat extra informatie.
"Het huisnummer is inmiddels Kalverstraat 218-G geworden en het maakt deel uit de Kalverpassage complex, een appartementencomplex boven de Kalverpassage Mall. Er zijn twee oude huizen erbij betrokken, de onze en die van onze naaste buurman, beiden boven de voormalige H&M en tegenover de huidige Nike". Richard wijst nog even op het artikel in Ons Amsterdam dat de carrière van Gerrit van Arkel, de architect van het pand, belicht (digitaal te lezen). Verder stuurde hij nog een afbeelding van het bedrijfszegel van de allereerste gebruiker van het pand, schoenverkoper Huf.

Goede oplossingen kwamen van Minne Dijkstra, Ton Brosse en Aschwin Merks. Tja..., en natuurlijk van Richard Bond.

Omhoog kijken

Als u de Kalverstraat niet zonder kleerscheuren kunt doorlopen en tegelijkertijd omhoog kijken, nemen wij u wel aan de hand. De gevel waar we vandaag bij stoppen is Kalverstraat 150: In den Ossenbergh. De naam is verbonden met de ossenmarkt die in de Kalverstraat werd gehouden en het pand staat op de hoek met het Spui waar vóór de demping van het Spui de Osjessluis was. Het huis is gedateerd 1731 en toen was nog wel de Osjessluis aanwezig maar allang niet meer de ossenmarkt. De steen komt dan ook uit de gevel van de voorganger van dit huis en is - bij gebrek aan ruimte elders - hier onder de hanebalk ingemetseld.

In een kwijtschelding van 1650 wordt als huisnaam In Den Ossenburg genoemd, maar de gevelsteen laat geen twijfel bestaan: de ossen staan op een berg te grazen en dat zegt ook de tekst er onder. De gevelsteen is recent opnieuw gepolychromeerd maar dat was óf een gigantische amateur óf de schilder had problemen met de penseelvoering door de hoogte. Het lijkt wel of hij vanuit het bovenste raam heeft gewerkt.
 Kleurenfoto's: VVAG

En nu oversteken en dan aan de andere kant omhoog kijken. Niet al bij het oversteken! De fietsers rijden u geheid ondersteboven.
Nog meer os, ook al lijkt het op deze foto, met die ene afgebroken hoorn, eerder een eenhoorn. De hoorn is nu gerepareerd, dus het is weer helemaal een os. De verwijzing naar ossenmarkt en Osjessluis is evident, lijkt ons.

  Foto links: Stadsarchief Amsterdam

Amsterdamse hofjes: Nieuwe Looiersstraat

de Nieuwe Looiersstraat kende wel vier hofjes
door Jos Mol en Adrie de Koning 

Ligging en ouderdom
We bespreken een viertal hofjes dat gelegen is aan de Nieuwe Looiersstraat, te weten: het Grutters- (No. 6-10), het Looiers- (No. 24-38), het Hoütkopers- (No. 52-56) en het Hilman'shofje (No. 148-152). Twee van deze hofjes t.w. het Grutters- en het Hoütkopershoffjes bestaan niet meer en er is weinig over bekend. Het Gruttershofje dateert van omstreeks 1855 en het Hoütkopershoffje is van 1819. Het Looiershofje is gesticht in 1829 met gebruikmaking van enkele 17e eeuwse panden: een poortgebouw aan de Nieuwe Looiersstraat (doorgang, gedateerd 1829, in 't huis nr 18, waarboven naamsteen) en drie vleugels met woningen om een binnenplaats (1828/29, gevelstenen); achtergevel aan een door een hek afgesloten erf aan de Fokke Simonszstraat. Het Hilman'shofje tenslotte is gesticht in 1875.

Tekening: L.W.R.Wenckebach; bron: Stadsarchief Amsterdam

Bijzondere kenmerken
De leerlooiers waren eerder gevestigd in de Jordaan, waar bepaalde straatnamen nog aan herinneren, bijvoorbeeld de Looiersgracht. Omdat de uitbreidingsmogelijkheden daar niet aanwezig waren, ontwierp Daniël Stalpaert een nieuw werkgebied en dat werd de Nieuwe Looiersstraat. De huidige Fokke Simonszstraat is de gedempte Nieuwe Looierssloot. 
Het wonderlijke is dat 'Looiers' verschillende schrijfwijzen met zich meebracht: Looiers-, Looijers- en Looyershofje. Of dit nog niet genoeg is, bevat de gevelsteen op Nr. 40 de tekst ''IN DE - NIWE - LOEŸEREŸ''. Het hofje maakt gebruik van enkele 17-eeuwse panden. Het bestaat uit een verbouwd poortgebouw aan de Nieuwe Looiersstraat (doorgang gedateerd 1828) waarboven een naamsteen is aangebracht. Een gevelsteen in een der herstelde panden laat een afbeelding zien van een pelikaan, die haar jongen voedt met haar eigen bloed. Deze voorstelling behoort zeker niet tot de bekendste van Amsterdam. Op een steen in het hofje staat de spreuk vermeld: 
'Waar de liefde woont, gebiedt de Heer zijn zegen'.
In het Looiershofje bevindt zich ook een kerk waarin zich een gedicht, ter ere van de stichtster, dat bij het 25-jarig bestaan werd aangebracht:
   Heil zij U, o Eedle Jonkvrouw
   Heil zij U op 't plechtig feest
   Nu gij vijf en twintig jaren
   Hier de Schutsvrouw zijt geweest

Het Hoütkopershoffje is een hofje dat niet meer bestaat. Het is in 1819 opgericht en de gevelsteen is, na afbraak van het pand, ingemetseld in een huis in Hilversum. De schrijfwijze van dit hofje, met een ü en twee f'en, is wel heel bijzonder (zie de hier getoonde gevelsteen). Het suggereert dat de maker van de steen en/of de mensen die er gewoond hebben, van Duitse afkomst waren. 
Het Hilman'shofje is gebouwd met neorenaissance invloeden in de detaillering, door Nicolaas Redeker Bisdom. Boven de voordeur zit een gevelsteen met de woorden: ''Willem Hendrik Hilman's Stichting 1875''. Willem Hendrik was de op jonge leeftijd overleden zoon van de stichter Johannes Hilman. Die steen is zó zwart geblakerd dat je je afvraagt of hij niet een keertje schoongemaakt moet worden!! Op de banderol in de achtergevel aan de Fokke Simonszstraat staat nog geschreven in fraaie letters: ''Ter zijner nagedachtenis'' hetgeen slaat op het vroege heengaan van de zoon.

Doelstellingen
Het Looiershofje werd gesticht voor Nederlands Hervormde vrouwen van boven de vijftig. De Woonstichting De Key is de eigenaar van het hofje. Tegenwoordig wonen er studenten in. Het complex bestaat uit drie vleugels met woningen om een binnenplaats heen. De achtergevel aan een door een hek afgesloten erf, ligt aan de Fokke Simonszstraat. De regenten van het Looiershofje konden in 1940 de percelen van de gemeente overnemen op voorwaarde dat de ernstig verwaarloosde panden binnen twee jaar zouden worden opgeknapt. 

Johannes Hilman droeg het hofje direct na de stichting over aan de Diaconie van de Hervormde Kerk. Tot 1920 woonden hier zo ongeveer 20 alleenstaande vrouwen bij voorkeur gewezen dienstbodes en minder bedeelden, zoals de stichter had bepaald. Ze kregen dagelijks een warme maaltijd en wat turf om te verstoken. Iedere woning had een stookplaats, maar later kwam daarvoor centrale verwarming in de plaats. Behalve vrij wonen werd zonodig een uitkering verstrekt. Sinds de jaren '60 woonden er studenten in het hofje. Rond 2000 heeft de Protestantse Diaconie Amsterdam het weer een diaconale bestemming gegeven. Nadat het gebouw is opgeknapt, wonen hier nu weer jonge vrouwen die tijdelijke opvang en begeleid wonen nodig hebben. 

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Toegankelijkheid
Het Looiershofje in gewoon open voor het publiek.
Wilt u het Hilman'shofje bezoeken, dan kunt u met minimaal vier personen een afspraak maken aan het hofje.

Foto's van de auteurs, tenzij anders vermeld.

Column: Opa en ik -1

pa Dirk woonde met oma Anne in Amsterdam-Noord in de Kamillestraat veertien aan het eind van de wijk vlakbij het Flevozwembad en de Buiksloterdijk. Het was een huisje van niks. Toch werd er ook nog onderver-huurd want geld konden Dirk en Anne altijd wel gebruiken in de sobere naoorlogse jaren. Het was een heel gedoe leek mij want het stelletje dat boven bivakkeerde, moest voor elke wissewasje door de huiskamer, maar alles liep wonderwel. Opa Dirk was een Scharn die afstamde van de Scharns uit De Rijp en verdiende de kost met een eenmans-schilderbedrijfje. Opa, die de boer op ging in de dorpen en steden benoorden het Noordzeekanaal. Later ging zijn enige zoon Nico - mijn vader zogezeid - mee op karwei. Er waren legio anekdotes die ik voor zoete koek slikte omdat opa een en ander zo smeuïg kon brengen. Het schuurtje van opa puilde uit van de troepies en ik als kleine jongen vond het heerlijk even met opa mee te lopen naar achter en hem te zien rommelen tussen de fietsonderdelen, de stilstaande klokken en de vrolijk paars overgeschilderde madonnabeeldjes. Van drie ouwe opgeduikelde fietsen maakte opa dan weer een exemplaar dat voldeed. Dat betekende: handel!
   Opa's hond heette Blacky en was een door de ratten aan een oog blind gebeten stabijkruising. Ook had opa duiven, zowel postduiven, sierduiven als ouwerwetse hoogvliegers. Met één daarvan - een tijgertje - had opa naar eigen zeggen een prijs gewonnen. Op een dag werd deze prijsvlieger gestolen door een jaloerse concurrent. In de oorlog werden de duiven - nadat de tulpenbollen tegen waren  gaan staan - met een traan in het oog en een gehaktbal in hun krop geconsumeerd ter overleving. Ook ging het verhaal dat opa Dirk het meer dan de meeste mensen erg goed kon vinden met de dieren. Dat boze honden tijdens een schilderklus bij meneer pastoor opa de hand likten, dat de kat - zonder de duiven van de leg te brengen - in het duivenhok sliep en dat menig probleem-paard dat achter de Buikslootse hekken stond te bokken het hoofd teder op opa 's schouder vlijde. Dat opa naar de kerk ging en de gebraden kip die op tafel klaar stond, liet bewaken door Blacky. Opa als dierenfluisteraar. Later ben ik zelf duiven gaan houden en heb mijn eerste wilde damduif in een prullenbak via de IJ-pont naar opa 's huis gefietst waarna de nieuwsgierige doffer na eerst een rondje Kamillestraat met een gangetje van twintig keer mijn tweewieler naar huis terugspurtte.

   Wij woonden in de Spaarndammerbuurt en op zondagen gingen wij met het hele gezin naar opa Dirk. Er heerste daar altijd een heerlijke dorpse gezelligheid hetgeen natuurlijk ook te maken had met de televisieloze tijd waarin de mensen wat vaker zaten te mens-erger-je-nieten rond de keukentafel... en bij opa leek alles nog meer sjeu te hebben! Opa kwam soms naar ons toe op zijn Berini - zijn eitje - met oma Anne achterop. Hij bemoeide zich op humorvolle en begripvolle wijze met een ieder en dat gaf je immer het gevoel dat je meetelde. Hij was vaak bezig met het vertellen van vele maffe anecdotes, al of niet verzonnen, zoals die van de man die moest poepen en het toen maar in de stijfselemmer van de Twentse behanger deed en die later bij het insmeren van de papieren banen al vingerschietend mompelde: 'Allemaal kluutjens, het benne allemaal kluutjens, sakkerdjie!'
   Opa verraste je met eigen gemaakte drankjes waar het gekste inging, van rauwe eieren tot bruine suiker. Naast het drankje parkeerde hij dan een sneetje 'opa Dirk', een boterham met een plak ontbijtkoek. Hij kon niet tekenen, dus tekende hij zelf constant dezelfde viervoeter waar dan een bord opstond met 'hond' of 'paard'. Om zijn stijve spieren wat los te maken gooide opa zonder mankeren zijn gestrekte been over de stoelleuning. Was opa jarig dan zat het kleine huisje stampvol waaronder ook - vaste prik - de pastoor, uitgerust met bolknak en jonge borrel. Zo ging dat in die dagen.  Om de gezelligheid te verhogen improviseerde opa Dirk een aantal hilarische revue-acts met behulp van het keukengordijn en bij gebrek aan hoeden en mijters voldeed de theemuts - de sintstaf was een bezem en de sintbaard een theedoek. Er werd uren gelachen en op zomerse dagen had het festijn buiten plaats en leek de halve wijk mee te genieten. Op zondagmiddagen kwam het echtpaar Heinsius - vaste fans - klaverjassen en bleek opa via een spiegelende kast of tv in de kaarten van de heer Heinsius te kunnen kijken, maar men vergaf hem zijn strapatsen omdat hij nu eenmaal erg geliefd was.
    Opa en oma zongen in het kerkkoor van de - in de oorlog zwaar gebombardeerde - Stefanuskerk en gingen dan elk jaar mee met het kooruitje. Op een van die tochtjes slingerde opa de kersenpitjes en steeltjes die hij in een krant had opgevangen uit het busdak die prompt terecht kwamen op de schoot van een koorlid in de volgbus.
In de pauzes at hij dadels -  hij noemde ze vijgedalen - en toen hij ze een keer niet bij zich had, stuurde hij een wat minder slim medekoorlid naar meneer pastoor voor 'de vijgedalen van opa Dirk'. Lache!

--wordt vervolgd

Deze week honderd jaar geleden

Donderdag 1 augustus 1918 - In Amsterdam zijn de eerste griepdoden te betreuren.
In de nadagen van de Eerste Wereldoorlog greep een heftig griepvirus wereldwijd snel om zich heen. Omdat Spaanse kranten er het eerste over berichtten, werd al snel gesproken over de ‘Spaanse Griep’. Patiënten kregen eerst last van koorts, hoestbuien, spierpijn en keelpijn. Binnen een paar dagen ontstonden ademhalingsmoeilijkheden. Dat was weer het gevolg van een longontsteking. Bij gebrek aan antibiotica stierven de meeste patiënten aan die longontsteking. Wereldwijd kwamen in 1918/1919 naar schatting vijftig miljoen mensen om het leven. Dat is 2½ keer zoveel als het totaal aantal doden in de Eerste Wereldoorlog. Het virus, de H1N1, is een subvirus van het type Influenza A, dat we tegenwoordig alleen nog als vogelgriep-virus kennen.
Opvallend was dat de meeste slachtoffers zouden vallen in de leeftijdsgroep 25-35 jaar. Later zou ontdekt worden dat die leeftijdsgroepen in hun jeugd geen immuniteit tegen het griepvirus H1N1 konden ontwikkelen omdat de Russische griep (H3N8) toen overheerste.
Klik hier om meer hierover te lezen.

Oude afleveringen

Hieronder weer een keuzemenu naar oude afleveringen van het jaar 2018. De keuze 2014 t/m 2017 leidt naar de laatste aflevering van het betreffende jaar, met onderaan een eigen menu voor dat jaar.

2014 2015 2016 2017 wk01 wk02 wk03 wk04 wk05 wk06 wk07 wk08
wk09 wk10 wk12 wk13 wk14 wk15 wk16 wk17 wk18 wk19 wk20 wk21
wk22 wk23 wk24 wk25 wk26 wk27 wk28 wk29 wk30 wk31 wk32 wk33
 
Aanmelden voor deze digitale uitgave    -    Afmelden voor deze digitale uitgave