weekblad-logo

week 31-2019

Fotoquiz snelste

De snelste met het juiste antwoord op de foto van vorige week was Ria Scharn. De nieuwe opgave komt dan ook van haar. De gevelreclames zijn geblurrd omdat u er anders direct naar toe 'wandelt'. De panden staan er nog. De rijtuigen zijn een hint naar het jarenlang gecontinueerde bedrijf met door de jaren vele eigenaren en namen kende en de voertuigen met hun tijd meegingen. De vraag is:

Waar is dit?

Oplossingen via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

De meesten van ons hebben zelden of nooit op dit punt van dit Zandpad gestaan. Veel eerder door de dunne beplanting van het smalle stukje Vondelpark flarden ervan gezien en natuurlijk er bovenuit het statige pand in chaletstijl van de Huishoudschool, later jeugdherberg.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Ria Scharn, Anneke Huijser, Arjen Lobach, Adrie de Koning, Anje Belmon, Harry Snijder, Mike Man, Jos Mol, Han Mannaert, Hans van Efferen,

Fotoquiz: Wilfried's keuze

Wilfried vond weer een foto voor u. De vragen gaan niet over beide Topolino's die in de voorgrond geparkeerd staan. Zijn vragen zijn:

Wat is het huisadres van het hoekpand?

Het hoekpand staat er nog, de rest links ervan is afgebroken.

Wat staat er vandaag links van het hoekhuis?

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing: Robert's keuze

Een niet al te brede gracht, lage wallenkanten..., dat moet de Jordaan zijn. De juiste zijstraat vinden is een stuk moeilijker, zelfs met het bonte nieuwbouwpand ertussen. Zij die doorbeten vonden de Lauriergracht en als zijstraat de Konijnenstraat. Jammer voor u dat het schoolgebouw rechts net buiten beeld bleef.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Jos Mol, Ria Scharn, Carol de Vries, Anje Belmon, Arjen Lobach, Han Mannaert, Adrie de Koning, Mike Man, Ton Brosse, Hans van Efferen,

Heeft u ook een opvallende foto gevonden?

Laat ons meegenieten en stuur hem naar de redactie. Graag via deze link en alléén via deze link a.u.b.
Blijf sturen, zodat wij de aantrekkelijkste platen kunnen kiezen.

Fotoquiz Waar? Wat?

Wij zijn altijd gek op foto's die verwarring stichten. We denken dat dit er ook zo een is.

Wat is het huidige huisadres van het renaissancepandje?

Het huis heeft een naam, door de gevelsteen. Het café in de benedenverdieping heeft ook een naam. Een van beide namen is genoeg, beide namen levert een extra vermelding op.

Wat is de naam van het pand?

Oplossingen graag via deze link

Oplossing vorige week

Een aantal jaren geleden hebben wij de geschiedenis van deze brug, de Hoogesluis, al eens toegelicht. De brug die verlaagd werd zodat de paardentrams van de AOM er zonder kunstgrepen tegenop konden rijden, maar die gebouwd werd op dezelfde fundamenten van de oude 17de-eeuwse brug. Dat kon niet goed gaan en na diverse vergeefse opknapbeurten werd in 2008 besloten de hele fundering te vernieuwen, nu in gewapend beton uit te voeren en alle versiering, die toch verwijderd moest worden, op te knappen. In 2012 werd de gerenoveerde brug #246 opgeleverd. Lees meer...

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Adrie Wiedeman, Kees Huyser, Ria Scharn, Jos Mol, Adrie de Koning, Anneke Huijser, Anje Belmon, Arjen Lobach, Mike Man, Jan Six van Hillegom, Hans Goedhart, Harry Snijders, Maaike de Graaf, Han Mannaert, Tom Tand, Ton Brosse, Robert Raat, Gerard Beerman, Otto Meyer, Hans van Efferen, Anthony Kolder,

Met de camera op pad...

Dit kunt u tegenwoordig in Amsterdam ook tegenkomen. Bent u dat al? Maar waar was dat ook alweer?

Waar kruipt dit reptiel?

Laat het ons weten via deze link

Foto: Oneindig Noord-Holland

Foto van vorige week

Met het bepalen dat dit de Nieuwe Herengracht is, hadden weinigen moeite. Veel nieuwsgieriger was men naar de wonderlijke constructies op de dekschuiten. Ook het vinden van de originele foto in de Beeldbank gaf weinig houvast: snijranden t.b.v. caissons Mr.Visserplein. Wat? Hoe?

Alle foto's: Stadsarchief Amsterdam

Het verwondert ons niets als u het nu nog steeds niet helemaal snapt. Welke techneut geeft ons uitleg?

Goede oplossingen kwamen van Ria Scharn, Kees Huyser, Arjen Lobach, Adrie de Koning, Anneke Huijser, Carol de Vries, Anje Belmon, Ria Scharn, Jan Six van Hillegom, Hans Goedhart, Fanta Voogd, Harry Snijder, Mike Man, Dirk Fuite, Cor van Duinen, Jos Mol, Robert Raat, Otto Meyer, Hans van Efferen, Anthony Kolder,

redactioneel

Amsterdamse gebouwen -5

De Stadsschouwburg - Leidseplein 26


Locatie
De Stadsschouwburg is gelegen aan het Leidseplein 26. Het is een van de bekendste pleinen van Amsterdam, hoewel niet echt sprake is van een plein, het is meer een aaneenschakeling van meerdere pleintjes, waar vele trams tussendoor rijden. De Stadsschouwburg zorgt er met het fraaie bordes wel af en toe voor dat het één groot plein lijkt, zoals bij het bezoek van de Zuid-Afrikaanse president Mandela of de huldiging van landskampioen Ajax.
Foto: Stadsarchief Amsterdam

Ontwerper, bouwer
De architecten Jan en Jacob Springer en Adolf van Gendt zijn de ontwerpers van de Stadsschouwburg.  Eerstgenoemde is de eigenlijke ontwerper, maar hij wordt daarbij geassisteerd door de andere twee. Van Gendt werden vaker toegevoegd om de constructie, het skelet van het gebouw te ontwerpen. Wij zagen dat eerder gebeuren met het Centraal Station. De laatste uitbreiding (zie hierna) is ontworpen door Jim Klinkhamer.
Bouwstijl
Het gedeelte aan het Leidseplein is gebouwd in de zogenoemde eclectische stijl met elementen van de neo-renaissance en neo-barok. Dat lijkt dus op een allegaartje, maar het harmonieert best redelijk.
Het gebouw is sinds 1982 een rijksmonument.

Begin bouw, opening en uitbreidingen
In 1892 werd begonnen met de bouw van het hoofdgebouw. De bouw werd in 1894 voltooid.
In de loop der jaren vinden er diverse uitbreidingen plaats. Eerst komt in het begin van de Tweede Wereldoorlog het aan de Marnixstraat gelegen, zogenoemde achtergebouw erbij. Aanvankelijk is het nog losstaand maar 10 jaar later wordt het aan het voorgebouw gekoppeld. Ook intern gaat de boel dan flink op de schop. Er wordt drastisch verbouwd, waarbij de zaalindeling heel anders wordt.
In 2009 vind er weer een stuk nieuwbouw plaats. De RABO-zaal wordt gebouwd met een nieuwe foyer aan de noordzijde.

Beide foto's hieronder: Stadsarchief Amsterdam

Alle andere foto's zijn ter beschikking gesteld door de auteurs

De eerdere schouwburgen
De vroegere toneelgezelschappen, eind 16e eeuw Rederijkerskamers geheten, leidden over het algemeen een nogal zwervend bestaan, waarbij zij vaak in de openlucht optraden. In 1637 wordt de eerste echte schouwburg naar een ontwerp van Jacob van Campen geopend aan de Keizersgracht. Het eerste stuk dat wordt opgevoerd, is de Gijsbrecht van Aemstel van Joost van den Vondel, een toneelstuk dat heel lang jaarlijks in de schouwburg opgevoed zou worden. Al snel bleek dat deze eerste schouwburg te klein werd. Aan de behoefte om over meer ruimte te beschikken werd voldaan door uitbreidingen en in 1665 is het gebouw al tweemaal zo groot. Maar ten gevolge van een hevige brand komt in 1772 een einde aan deze schouwburg. Er wordt uitgeweken naar het Leidseplein, waar in 1774 een nieuwe schouwburg wordt geopend (foto linksonder). In 1872 werd de houten buitenkant rondom bekleed met steen (foto rechtsonder). Dat verhoogde de brandveiligheid niet, want in 1890 brand ook dit gebouw volledig uit (foto links). Maar al snel is er dus weer een nieuw gebouw.

Bestemming(en), gebruiker(s)
In de tweede helft van de vorige eeuw wordt het gebouw afwisselend gebruikt voor voorstellingen van de Nederlandse Comedie, Het Nationaal Ballet en de Nederlandse Opera. Het toneel krijgt in 1969 te maken met onvrede onder jonge acteurs. Er breken roerige tijden aan want de actiegroep Tomaat wil hervormingen en bekogelt de 'klassieke' toneelspelers met tomaten. Het Nationaal Ballet en de Nederlandse Opera verhuizen in 1986 naar het nieuw Muziektheater aan de Amstel. De Stadsschouwburg wordt dan voornamelijk een toneeltempel. Nu is de Toneelgroep Amsterdam de belangrijkste bespeler, maar er vinden ook andere activiteiten plaats. Spraakmakend is altijd het jaarlijkse Boekenbal, dat in 2017 even een 'uitstapje' maakte naar Paradiso. Maar ook trad Toon Hermans er met zijn laatste One-Man-Show op.

Wetenswaardigheden 
De Stadsschouwburg beschikt over twee grote theaterzalen waarvan de Grote Zaal  de grootste capaciteit heeft met 900 stoelen waarvan er 750 worden gebruikt. Doordat deze zaal op de eerste verdieping een halfronde vorm heeft, bieden de stoelen ter weerszijden van het toneel nauwelijks zicht daarop en daarom worden deze zelden gebruikt. De tweede zaal, de RABO-zaal, beschikt over ruim 500 stoelen. Er zijn twee horecagelegenheden, café Cox, vernoemd naar voormalig directeur Cox Habbema en brasserie Stanislavski, vernoemd naar een Russische theatergrootheid. Maar in het gebouw zijn er ook foyers, waarvan vóór de voorstellingen, in de pauzes en ná de voorstellingen door bezoekers gebruik kan worden gemaakt.
Ook had de Stadsschouwburg aan de Marnixstraat ooit een aparte koninklijke ingang, waardoor de leden van het koninklijk huis de Stadsschouwburg betraden en uiteraard ook weer verlieten.

De Stadsschouwburg heeft ook iets weg van een museum. Op vele plaatsen hangen schilderstukken met portretten van artiesten die er hebben opgetreden. Van sommigen staat er een beeld. Maar ook diverse muurschilderingen en decoraties zijn ware museumstukken.
De Stadsschouwburg heeft meestal directeuren van naam gehad. Bekend waren de toneelspeler, regisseur, schrijver en presentator Berend Boudewijn (1978-1986), de toneel- en filmspeelster Cox Habbema (1986-1996), de naar Theater Rotterdam vertrokken kunstbestuurder Melle Daamen (2001-2016). Sinds 2016 is Diana Zuidema directeur.
De Stadsschouwburg was lange tijd een gemeentelijke dienst. In 2005 is hierin verandering gekomen en is de Stadsschouwburg verzelfstandigd.

Recente ontwikkelingen
De Stadsschouwburg en Toneelgroep Amsterdam zijn gefuseerd tot ITA, een toonaangevend en inspirerend centrum, waarin en waar vanuit, internationaal toneel en dans wordt uitgevoerd en geprogrammeerd.

Column: Brand en rampen

n de vijftiende eeuw legde in Amsterdam een enorme stadsbrand de houten huizen met hun veelal rieten daken voor dertig procent in de as. Eenendertig jaar later sloegen de vlammen wederom toe, waarop het stadsbestuur besloot dat er alleen nog stenen huizen met kleien dakpannen in de hoofdstad mochten staan en werd het brandmaterieel aangepast. De latere Jan van der Heyden-brandspuit van 1672, wie kent hem niet? Dat scheelde aanzienlijk.
Brand en rampen, verre van U zullen zij blijven.
In de jaren zestig woonde ik in een van de tuinsteden. Daar zagen we aan de overkant van de straat een keukenbrand ontstaan. De heer des huizes had de vlam in de pan laten slaan en om de vette rook weg te laten waaien, opende hij in een moment van onbedachtzaamheid de balkondeur waardoor de binnengezogen zuurstof verder hielp het gordijn en de kozijnen aan te tasten. De vuurzee werd zo hevig dat de goede man uiteindelijk over de balkonrand naar het belendende pand moest klimmen. Door snelle telefonische actie van mijn wederhelft kon de toegesnelde brandweer het vuur redelijk snel bedwingen.
Branden en rampen, verre van U zullen zij blijven.
Je staat er niet bij stil, maar velen kennen natuurlijk de verhalen over een van de mooiste gebouwen, het Paleis van Volksvlijt, dat in 1929 werd verwoest. Zelf werd je ook gewaar wat een brand voor sporen en leed na kan laten, zoals bij de brand bij C&A in 1963. Ook de brand bij sexpaleis Casa Rosso maakte diepe indruk op me. Zo’n gluiperd van een rancuneuze brandstichter en die arme mensen die vlak bij de uitgang door de zware rook verstikten!

Op 9 mei 1977 om 7.30 uur reed ik op mijn fietsje zoals alle dagen door het stadscentrum op weg naar mijn klasje in de Staatsliedenbuurt.

Toen ik de Damstraat had gehad en de Dam wilde oversteken hoorde ik het geluid van politie- en brandweersirenes. Ik ontwaarde een grote menigte voetgangers en fietsers op de Dam die allemaal ontzet richting Rokin keken. Hotel Polen stond in brand! Ik sprong van mijn fiets en probeerde alles in me op te nemen. De mensen stonden achter afzetlinten en politieagenten en brandweerlieden waren bezig adviezen te schreeuwen naar de hotelgasten die aan de vuurzee wilden ontsnappen en in wankele posities stonden, op bijna instortende balkons, op richels, in de ramen en op het dak! Met zeilen trachtten de hulpverleners een aantal mensen op te vangen, hetgeen ook nog eens een paar keer misging omdat men net naast het zeil terechtkwam. Sommige hotelgasten hingen aan een richel en dreigden elk moment in de diepte te vallen! Ik had nog nooit zoiets catastrofaals gezien! Ik bleef nog even kijken, maar kon het tafereel bijna niet aanzien! Ik kon hier niet helpen! Er stond ook een klas kinderen op me te wachten. In die tijd had je nog geen mobieltje op zak en ik kon dus weinig doen. Ik heb geprobeerd les te geven die dag, maar dat viel niet mee met die angstaanjagende beelden op mijn netvlies! Later las ik hoe erg het was. Drieëndertig doden en zevenenvijftig gewonden. Een hotel zonder vluchtschema, zonder brandblussers, sprinkler en brandmelders, een portier die te laat de melding doorgaf, een brandend deel dat op een ladderwagen viel, een vangzeil dat niet in de Kalverstraat paste, een boekhandel (De Slegte) die met duizenden antieke boeken en al affikte!
Brand en rampen, verre van U zullen zij blijven.
Ik help het U hopen! Gelukkig heeft de brandpreventie een enorme ontwikkeling doorgemaakt! Ik herdenk de slachtoffers nog vaak en als ik de plek - waar ooit Hotel Polen stond – nader, komt alles weer even boven.

Grote branden: bij de afbeeldingen:

Stadhuisbrand - 1652
Verbetering brandspuit - 1672
Paleis voor Volksvlijt - 1929
C&A Brenninckmeyer - 1963
Hotel Polen - 1977

YouTube: reconstructie Polen-brand

Heulen met de vijand

Heeft u dat nou ook? Dat knagende gevoel dat Amsterdam de plank flink missloeg door zich in 1568 niet bij de Opstand aan te sluiten? Ik heb daar vaak over nagedacht en geprobeerd een antwoord te vinden, maar nooit iets bevredigends gevonden. Recent las ik het boek van Bart van Loo: De Bourgondiërs (omslag) en daardoor kreeg ik toch weer iets van een hint.
De Bourgondische hertogen hadden het in de Lage Landen moeilijk met de opkomende steden. De zelfbewuste, succesvolle en steeds rijker wordende steden raakten overmoedig en ze meenden dat ze hun boontjes zelf wel konden doppen. Daar hadden ze geen lastige en veeleisende landsheer bij nodig. Gent was op afstand de grootste stad in de Bourgondische Nederlanden, met begin vijftiende eeuw al zo’n 60.000 inwoners. Amsterdam had er op hetzelfde moment iets van 3000. Regelmatig stonden Gent en Brugge tegen de Bourgondische landsheer op en evenzovele malen moesten de successieve hertogen ze met een flink leger tot de orde roepen.

In 1433 werden Holland en Zeeland door een schimmige erfopvolging onderdeel van het Bourgondische rijk. Filips de Goede werd daarmee landsheer over onze Gewesten. Toen Amsterdam in de zestiende eeuw groeide en groeide, werd de stad voor de hertogen interessant als melkkoe. Behalve de vele belastingen kwamen de hertogen regelmatig bij grotere steden langs om hun ‘bede’ in te dienen, meestal om weer eens een oorlog te bekostigen. Amsterdam deed steeds welwillend mee en leverde bijvoorbeeld schepen in plaats van geld. Adel om met troepen aan die oorlogen deel te nemen kende Amsterdam immers niet. Die steden deden dat nooit ‘zomaar’, zonder tegenprestatie. Ze kregen belangrijke privileges waar in ruil goed geld mee te verdienen was. Of men vroeg om herinvoering van een oud privilege dat de nieuwe hertog ongeldig had verklaard. Gebeurde ook wel eens.

Amsterdam kon lezen en schrijven met de Bourgondische heersers. De jonge stad moest van de veertiende tot ver in de zestiende eeuw zijn plek zwaar bevechten tegen lagere adel die meende aanspraak te hebben op de omringende landen die de stad opeiste voor uitbreidingen. De goede verstandhouding met de landsheer hielp daarbij geweldig. De relatie met andere, veel oudere Hollandse steden was niet bijster goed. Afgunst zal daar niet vreemd aan zijn geweest. Door de ligging aan een beschermde haven met vrij toegang tot de Noordzee maakte in die eeuwen het verschil tussen Amsterdam en bijvoorbeeld Leiden en Haarlem. Met de gebieden buiten Holland was de relatie zo mogelijk nog slechter. De laatste helft van de vijftiende eeuw, onder Maria van Bourgondië, kreeg de stad veel aanvallen van Utrecht en Gelre (tekening hierboven) te verduren met steeds grote schade aan de schepen in de walen.

Maria van Bourgondië stierf in 1482 en haar echtgenoot Maximiliaan van Oostenrijk (portret hierboven) werd voogd van de vierjarige opvolger Filips de Schone en regent over de Bourgondische Nederlanden. Hij leidde een strafexpeditie om de voortdurende aanvallen van Gelre en Utrecht op Amsterdam te laten stoppen. Nadat Maximiliaan in 1482 rond de stad Utrecht een beleg had geslagen, kwam men daar tot het inzicht dat de vete met Amsterdam maar eens bijgelegd moest worden. Maximiliaan reisde door naar Amsterdam en gaf adviezen hoe de verdediging van de stad te verbeteren was. De aarden wallen werden in hoog tempo vervangen door stenen muren. De scheepswalen in het IJ werden verdedigd door een gevechtstoren aan de Oudeschans, de Montelbaanstoren. Al die aandacht voor Amsterdam zette alleen maar kwaad bloed bij de omringende steden en landstreken. Zie het als het lievelingetje van de meester, voorgetrokken ten koste van de andere leerlingen.
Onder de in 1493 aangetreden Filips de Schone (portret links) gaat het crescendo met Amsterdam. Het inwonertal is dan gestegen tot zo'n 9000 zielen. Bij zijn Blijde Inkomste in de Nederlanden doet hij ook Amsterdam aan en de intocht is een volksfeest. Hij rijdt in een lange stoet met gildebroeders en hoogwaardigheidsbekleders een lang parcours door de stad, toegejuicht door honderden en honderden stedelingen. Hij laat zich dat verbaasd welgevallen en groet minzaam terug. Filips plaveit het pad voor zijn opvolger Karel V, ook al stelt die steeds hogere eisen om zijn vele oorlogen te bekostigen. Karel stelt in de Nederlanden stadhouders aan en dat wordt in 1555, bij zijn aftreden, Willem van Oranje.

En dan komt 1566. Karel V is in 1555 opgevolgd door Philips II die zijn zetel in Spanje vestigt. Hij is uit op een wit voetje bij de paus en laat zich in de ene na de andere oorlog lokken. Dat kost handen vol met geld, veel meer dan zijn vader ooit dorst te vragen. De Nederlanden morren. In dit jaar barst de bom. Onder invloed van een opstand tegen Philips onder het mom van een godsdiensttwist, slaat in Vlaanderen de vlam in de pan, wat overslaat naar noordelijker streken. De Beeldenstorm, in 1568 gevolgd door een officiële gewapende opstand. In Amsterdam vinden ook relletjes plaats en iets dat op een beeldenstorm lijkt in de Oude Kerk (afbeelding links). Het stadsbestuur treedt  bestraffend op. Vooralsnog is men niet bereid zich aan te sluiten bij een losgeslagen bende uit de allerlaagste adel onder Lumey, een nietsontziende houwdegen met dubbele agenda. Willem van Oranje wordt naar voren geschoven als boegbeeld van de Opstand maar heeft geen enkel overwicht. Wel distantieert hij zich van het brute geweld van Lumey. Als Philips II de hertog van Alva naar hier stuurt, wordt het hem te heet onder de voeten en vlucht naar zijn schoonvader in Saksen. Welke kant moet je nu kiezen als stad? De lagere adel, die door Philips II aan de kant is geschoven, heeft het makkelijk. Alleen door de Opstand kunnen zij eventueel terug naar hun gezapige leventje met horige boeren die het werk voor hen opknappen. Amsterdam blijft de kat uit de boom kijken. Klinkt dit cynisch? Probeert u zich dan te verplaatsen in het stadsbestuur, zonder de loop van de geschiedenis te kennen.

Herbergen in Amsterdam -4

Maarten Hell promoveerde in 2017 op een proefschrift over alle soorten van herbergen in Amsterdam, van de Middeleeuwen tot 1800. Wij lopen de verschillende herbergen in de stad aan zijn hand langs.

Gildeherbergen, handelsherbergen

Voordat in 1612 boven het Rokin de eerste beurs in Amsterdam gebouwd werd, vonden transacties in herbergen plaats. Ook daarna werden sommige zaken buiten de beurs om in herbergen afgewikkeld. De waard trad ook wel als makelaar op of kreeg per verhandelde last een aantal stuivers. Ook kwamen handelaren uit het buitenland speciaal naar Amsterdam om een herberg te beginnen en van daaruit de waren uit hun vaderland te verhandelen. Zij moesten dan wel het poorterschap bemachtigen en daarvoor waren altijd wel een paar willige dochters te vinden die voor een makkelijk leventje opteerden. Hanzewaarden noemde men deze immigranten. Een mogelijke tussenvorm was de waard als zaakgelastigde van een buitenlands handelshuis. Kortom..., we gaan het over herbergen hebben die thuisbasis waren voor specifieke handel.

De Middeleeuwse gilden hadden bij voorkeur een eigen vast vergaderplaats, maar veel gilden telden te weinig leden om zich dat te kunnen veroorloven. Armere gilden vergaderden bij een van de bestuursleden thuis. Waren ze iets rijker dan zochten ze een herberg uit waar ze een zaaltje konden huren waar ze hun regelmatige vergaderingen konden houden. Als de herberg dan ook nog grotere zalen had voor de jaarlijkse gildemaaltijd waar alle leden aan deelnamen, was dat helemaal een treffer, anders zochten ze daar weer een andere herberg voor. De Doelenherbergen, die stadseigendom waren, boden vaak beide mogelijkheden en waren zeer in trek bij de diverse kleinere gilden. Dat waren de Handboog- en Voetboogdoelen aan het Singel en de Kloveniersdoelen aan de Nieuwe Doelenstraat. Ook de Sint Anthoniespoort bood op de verdiepingen (boven de waag) gelegenheid voor gilden, zelfs voor eigen ruimten die exclusief door dat gilde gebruikt werd. Ze kregen dan zelfs een eigen ingang in een van de hoektorens. Denk aan het metselaarsgilde, de chirurgijnen en de schilders (ook kunstenaars). Als het gilde het zich kon permitteren namen zij op de jaarlijkse maaltijden eigen bedienend personeel (gildeknechten) mee. Verder gebruikten (en betaalden) ze de capaciteit van de herberg of meestal verpachtte herberggedeelte van doelen of waag.

Foto's onder: ingang metselaarsgilde met beeldhouwwerk van Hendrick de Keyser en het chirurgijnsgilde, het Theatrum Anatomicum waar tegen betaling ook lijkschouwingen konden worden bekeken.

De rijkste gilden met de meeste leden hadden voldoende vermogen dat zij op enig moment hun eigen gildehuis konden laten bouwen. Die huizen hadden dan hun eigen herberg-gedeelte dat alleen door gildeleden gebruikt werd, bediend door gildeknechten. Het is aardig dat enkele van deze huizen vandaag nog steeds bestaan. Denk aan het Makelaars Comptoir, Nieuwezijds Voorburgwal 75. Het was het gildehuis voor makelaars die optraden als onafhankelijk tussenpersoon bij de handel in losse goederen zoals koffie, tabak en graan. Zij kochten in 1613 een huis op de hoek van Nieuwezijds en Nieuwe Nieuwstraat, braken dat in 1633 af en zetten het huidige pand ervoor in de plaats. Dichtbij, op de Nieuwezijds Kolk hadden de korenmeters hun gildehuis. In het souterrain hadden de korendragers een onderkomen. De uitgesleten deurpost door de binnengedragen zakken graan mag u als fabel zien, want de kleine ruimte was zeker niet voor opslag bedoeld, sterker nog: korendragers hadden niets te maken met opslag, ze pendelden tussen schip en pakhuis en omgekeerd. Voor in 1620 dit gildehuisje betrokken kon worden, hadden zij een onderkomen aan/onder de Oude Brug. Ze droegen niet alleen graan maar alle losse producten (zout, specerijen, zaden, peulvruchten, enz.) die de makelaars van daarnet verhandelden. Rijker waren de brouwers en zeepzieders, die van de stedelijke overheid geen gilde mochten worden en daarom met 'colleges' worden aangeduid. Van deze colleges maakten ook veel regenten deel uit. Van beide colleges is bekend dat ze bijeenkwamen in een der doelenherbergen aan het Singel. Van de wijnkopers is het gildehuis bewaard gebleven en staat in de Koestraat 10-12 (tekening Wenckebach). Lees meer over de geschiedenis van het Wijnkopersgildehuis.

Om u duidelijk te maken waarom deze gildehuizen toch wel tot de herbergen gerekend werden, moet u weten dat niet zo rijke gilden wel een eigen tehuis bezaten maar dat verpachtten om de kosten te dekken. Dat kon om alle lokaliteiten gaan of alleen om het herberg-gedeelte. Dat gaf nog wel eens strijd met het gilde als de bezetting van het verpachtte deel niet in het belang of zelfs tegen het belang van het gilde was. Zo was het Wijnkopersgildehuis in de Koestraat over twee panden verdeeld in de herberg en de grote zaal. De herberg werd verhuurd en stond dagelijks voor een ieder open.
De tweede categorie gilden had een bescheiden onderkomen voor vergaderingen maar moest naar een herberg uitwijken voor de jaarlijkse maaltijd. Het Sint Victorsgilde van de korenmolenaars kocht in 1640 een bescheiden pand in de Huidenstraat maar vergaderde regelmatig nog in een publieke herberg omdat het huis onderverhuurd was aan de gildeknecht. Het huis werd slechts bij evenementen door het gilde gebruikt en dan werd extra meubilair en personeel gehuurd. De boekverkopers kwakkelden van de ene plek naar de andere tot ze in 1662 samen gingen met de boekbinders en fuseerden met de boekdrukkers in het Sint Lucasgilde (van de schilders) en in de waag mede de eigen ruimte van dat gilde konden gebruiken. Door de omvang van deze combinatie moest voor grote evenementen en zelfs voor vergaderingen uitgeweken worden naar herberg Malta aan het Singel 179. Later kregen zij een eigen ruimte boven de Vleeshal in de Nes. Het schuitenvoerdersgilde vergaderde in een getimmerte aan de Nieuwe rug maar feestte in herbergen, bijvoorbeeld het Hogerhuis aan de Vismarkt.
Een derde categorie gilden kocht een eigen herberg en zette er een zetbaas in. De slagers bijvoorbeeld hadden aan het Jan Hanzenpad (in de Bellamybuurt; buiten de stad) een herberg die Slagers Welvaren ging heten, maar het bestuur vergaderde in een ruimte boven de Vleeshal in de Nes en de jaarlijkse grote feesten vonden in De Brakke Grond plaats.

We vertelden eerder dat in 1612 de beurs van Hendrick de Keyser van start ging. Die was maar één uur per werkdag geopend; de rest van de tijd brachten de beurshandelaren en makelaars door in de herbergen waar ze eerder bijeenkwamen, in de buurt van hun vroegere werkplaats in de open lucht: de Nieuwe Brug. Door de ligging van de nieuwe beurs verschoof hun aandacht naar nieuwe gelegenheden, bijvoorbeeld het Stadhuis van Leiden (Rokin) en de Roode Leeuw op de Dam. Zelfs als de beurs open was, wilden handelaren graag naar een herberg uitwijken. Ze hadden daar eventueel monsters opgeslagen en de herbergier kon optreden als getuige bij het opstellen van een contract.
Ook vertelden wij eerder dat herbergiers het wel tot makelaar schopten maar er werd streng op toegezien dat zij nooit de zaken in hun eigen herberg afwikkelden. Datzelfde kwamen wij ook al tegen met herbergiers die veilingen faciliteerden, maar nooit hun eigen goederen mochten veilen in de eigen herberg. Tegen dit verbod op belangenverstrengeling werd overigens flink gezondigd. Overtreding werd in fasen bestraft met ƒ6 boete tot uitsluiting van het ambt van makelaar. Een gewilde locatie voor dit soort zaken was de onder de veilingherbergen genoemde Witte Zwaan op de Nieuwendijk. Hier was alles voorhanden: makelaars, bevrachters, beurtvaarders, slepers. De waard was ook beëdigd makelaar maar hij gedroeg zich kennelijk voorbeeldig.

Handelsherbergen
Van ouds was de Warmoesstraat het brandpunt van zakelijke transacties en overdracht van goederen. Bij goed weer vond dat plaats op de Nieuwe Brug en in het noordelijke deel van de Warmoesstraat, in de open lucht. Voor de afwikkeling mocht men graag uitwijken naar een nabije herberg en die bevond zich bij voorkeur aan de Oude Zijde waar de pakhuizen aan de westzijde van de straat stonden. Voor dat doel barstte de straat van de herbergen en het geheel had er voor gezorgd dat de huizenprijzen in de Warmoesstraat volledig door het plafond waren gegaan.
Op nummer 16 was halverwege de vijftiende eeuw herberg Den Witten Hond van waard Jan Beth Jansz. Deze was behalve 9x burgemeester van Amsterdam ook zaakgelastigde van diverse Hanzekooplieden, liet hun goederen in zijn eigen pakhuis aan het water van het Damrak opslaan en verkocht die vanuit zijn eigen herberg Den Witten Hond. De gevelsteen linksboven vindt u nog steeds aan de Damrakgevel van het achterhuis. Het ambt van makelaar was in die periode nog niet onder toezicht gesteld van de stedelijke overheid en geknoei en klachten uit het buitenland leidden in 1495 tot een strenge keur die het ambt regelde. Bij overtreding volgde het afhakken van de rechterhand en eeuwige verbanning uit de stad. Of het ooit uitgevoerd is, is niet bekend.
Rond 1500 waren in de Warmoesstraat nog drie herbergen die zich met dezelfde Oostzeehandel bezig hielden. Dat kon in de vorm van zaakgelastigde (ligger) zijn, als bezoldigd factor of als commissionair. Dicht tegen het moederbedrijf, ergens aan de Oostzee, maar niet deelnemend in het zakelijk risico. De beloning was de commissie per transactie. Nog werd er gesjoemeld wat in 1512 leidde tot een herhaling van de keur maar nu met de bepaling dat er in de hele stad maar twaalf makelaars voor de Oosterse handel aangesteld werden die ook nog beëdigd moesten worden. Dat hoefde niet ook de waard van de handels-herberg te zijn maar dat was soms wel het geval. De straffen werden verder aangescherpt en weer weten we niet of die ooit ten uitvoer gelegd werden. In 1581 werd het herbergiers verboden om zich met transacties in zijn herberg tegen betaling te bemoeien. Dat werd later weer onder voorwaarden teruggedraaid, zoals we hierboven zagen.
De Oosterse handel ging twee kanten op: vanuit Amsterdam ging zout, olie, wijn, vruchten en laken naar de Oostzeesteden, terwijl rogge, tarwe, pek, teer, as en hout naar Holland verscheept werd. Het moge duidelijk zijn dat deze praktijk in 1612 naar de beurs verhuisde.

Tot slot, volgende week rariteiten, menagerieën en doolhoven bij herbergen, voorlopers van de pretparken.

Deze week honderd jaar geleden

Woensdag 6 augustus 1919 - De ELTA zorgt dagelijks voor sensatie door de capriolen die vooral buitenlandse vliegers uithalen. Bezoekers en omwonenden werden verrast door het bezoek van een - voor die tijd gigantisch - vliegtuig, een Caproni Ca450 (foto) dat laag over de daken van de omringende bebouwing een landing op het ELTA-terrein maakte. Bij de landing raakte het zware toestel direct verstrikt in de zachte bodem maar landde niet, zoals een week ervoor de Handley Page, op zijn neus. Het toestel vloog zo laag over de daken van de huizen dat de ruiten rinkelden en de bewoners van schrik de straat opvlogen. Een der deelnemende Engelse AVRO-toestellen maakte een vlucht boven de stad maar maakte vlak achter de Rustenburgerstraat een noodlanding. Een vliegtuig van de marinebasis De Kooi, op weg naar de ELTA, maakte een noodlanding op het strand van Bergen. Ook al weer zonder ongelukken. Nog een stunt van de marine: twee watervliegtuigen stegen van Den Helder op richting Engeland, landden daar in Felixstowe, tankten en vlogen na anderhalf uur weer terug om halfnegen 's avonds thuis te zijn. Een van hen landde in de hydrohaven van de ELTA, de ander in Den Helder.

Oude afleveringen

Hieronder weer een keuzemenu naar oude afleveringen van het jaar 2019. De keuze 2014 t/m 2018 leidt naar de laatste aflevering van het betreffende jaar, met onderaan een eigen menu voor dat jaar.

2014 2015 2016 2017 2018 wk01 wk02 wk03 wk04 wk05 wk06 wk07
wk08 wk09 wk10 wk11 wk12 wk13 wk14 wk15 wk16 wk17 wk18 wk19
wk20 wk21 wk22 wk23 wk24 wk25 wk26 wk27 wk28 wk29 wk30 wk31
 

Aanmelden voor deze digitale uitgave    -    Afmelden voor deze digitale uitgave