weekblad-logo

week 08-2019

Vorige week meldden wij dat de index van kleinere items op de quizpagina was bijgewerkt. Bij enkele steekproeven bleek dat er diverse 'zwarte gaten' prijken in de verschillende afleveringen. Dat zijn steeds afbeeldingen, wat ons doet vermoeden dat de provider die op last van een rechthebbende heeft verwijderd. Wij gaan de afbeeldingen niet opnieuw oploaden om serieuze problemen met rechthebbenden te vermijden. Het zij zo..., denkt u de afbeelding er maar bij. De jacht op vergoedingen in het kader van de auteursrechten wordt alleen maar heviger.

Fotoquiz snelste

De eerste met het goede antwoord op de vraag van vorige week was Arjen Lobach. De nieuwe opgave komt dan ook van hem. En dat betekent een bouw-, renovatie- of sloopfoto. De vraag is:

Waar is dit?

Oplossingen via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

Aan de zijkanten van de foto staan een aantal pakhuizen van het Prinseneiland weggedrukt. Dat moest u eerst ontdekken voordat u op het idee kon komen waar dit zou kunnen zijn. Nog mooier was het als u regelmatig de trein richting Haarlem/Zaandam moet nemen. Dan komt u deze hoek tegen. Kijk maar naar de panoramafoto hieronder. Linksonder is de spoorbaan.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Anneke Huijser, Ria Scharn, Jos Mol, Mike Man, Adrie de Koning, Robert Raat, Wim Huissen, Frank Langedijk, Hans van Efferen,

Fotoquiz: Maaike's keuze

Zonder poespas: waar is dit?

Waar is dit?

Oplossingen graag via deze link

 

Oplossing: Dick's keuze

Een rijtje uit de tijd dat de 'bijltjes' hier nog woonden. Dit is de Kleine Kattenburgerstraat in zijn troosteloze nadagen.

Foto: DvdK

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Anna Denekamp, Ria Scharn, Mike Man, Jos Mol, Robert Raat, Anje Belmon, Hans van Efferen,

Heeft u ook een opvallende foto gevonden?

Laat ons meegenieten en stuur hem naar de redactie. Graag via deze link en alléén via deze link a.u.b.
Blijf sturen, zodat wij de aantrekkelijkste platen kunnen kiezen!

Fotoquiz Waar? Wat?

Een neit al te brede straat. Het gaat ons om het gebouw links, bepaald geen woonhuis. Op de band stond welke vereniging/instelling/stichting dit hier neergezet heeft. Op het meest rechtse pandje na heeft deze situatie overleefd. De tekst staat nog steeds op de band. Het gebruik is misschien iets minder ideologisch.

Waar is dit?
Welke tekst staat op het gebouw links?

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

Geen probleem, deze foto. Of de hints hielpen of het rijtje gematigde laagbouw onder een doorlopende lijst war bekend. Dat laatste was eerder onderwerp in deze quiz. Dit is de Herengracht en het meest linker huis vormt al sinds de bouw een geheel met het hoekhuis op het Thorbeckeplein. Het werd in 1666 gebouwd door Jacobus de Wael, heer van Ankeveen. In de 18de eeuw werd het gesplitst en kreeg het hoekhuis een eigen ingang.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Anneke Huijser, Dick van der Kroon, Carol de Vries, Maarten Helle, Anna Denekamp, Ria Scharn, Harry Snijder, Jos Mol, Mike Man, Adrie de Koning, Robert Raat, Onno Boers, Anje Belmon, Hans van Efferen, Anthony Kolder,

Met de camera op pad...

We schrijven 1899 en koningin Wilhelmina maakt een rijtoer door Amsterdam. Die neemt een heel uur in beslag en ze ziet dan ook een flink deel van de stad. Wij kunnen niet goed zien of er en wie met haar in de koets zit. Hendrik is dan in elk geval nog niet in beeld. De vraag is:

Waar passeert de koets hier?

Laat het ons weten via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Foto van vorige week

Het valt mee hoe bekend de zijsrtraatjes aan de oude Zijde zijn. Dat dit de Lange Niezel is wisten een flink aantal mensen. Ook wist men aan te wijzen waar vandaag of vroeger goede restaurants zaten. Het dichtgetimmerde pand veranderde eveneens in een restaurant.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Mike Man, Arjen Lobach, Anneke Huijser, Jos Mol, Carol de Vries, Anna Denekamp, Ria Scharn, Harry Snijder, Adrie de Koning, Robert Raat, Anje Belmon, Onno Boers, Hans van Efferen, Anthony Kolder,

en dan nog even over...

...frietzakken die gevouwen zijn uit een vel papier. De redactie kon geen bevredigende afbeelding vinden van zo'n vouwsel, maar Maaike de Graaf heeft daar minder moeite mee. Dit is wat zij vond.

Stadstimmertuinen

Wij vinden het de normaalste zaak van de wereld dat een stad een legertje werklui en specialisten in dienst heeft om de diverse vormen van infrastructuur aan te leggen en te onderhouden. Ook de bouw van overheidsgebouwen hoort daar als vanzelfsprekend toe. Dat was niet altijd zo.
Al op de eerste stadsplattegrond die ons gebleven is, de kaart van Cornelis Anthonisz uit 1538/1544 vinden we werkplaatsen, werven genaamd. Eentje ervan is benoemd: d'Scafferij. Deze werf lag tussen de Grimburgwal en het kloosterterrein van de Nieuwe Nonnen. Dat is ongetwijfeld niet de eerste stadswerf van Amsterdam, maar helaas ontbreken gegevens over eerdere.

Tot medio 19de eeuw was Amsterdam een waterstad, wat wil zeggen dat alle vervoer van enige omvang per schuit door de stad vervoerd werd naar de plaats waar de goederen nodig waren. Daar waren schuiten voor nodig en de schuiten die de stad voor eigen gebruik nodig had, bouwde ze zelf op de schuitenwerf. Op dezelfde kaart van Anthonisz zien we die op de noordelijkste punt van het Begijneneiland. Daar blijkt meteen dat de dienstverhouding met de stad soms erg losjes was. Dit lijkt een particuliere werf die volledig voor de stad werkte.

Deze hardwerkende afdeling van het stadsbestuur was het 'Fabrieksambt', geleid door fabrieksmeesters. U mag dat zeker als voorloper van onze Publieke Werken zien. De fabriekmeesters waren technische werklieden, geen kunstenaars. Die werden wel naar behoeven ingehuurd, bijvoorbeeld landmeters als de stad uitgelegd moest worden of architecten als er een groot overheidsgebouw moest komen. Wij moeten vooral niet denken dat deze specialisten dagelijks op de werf te vinden waren.
In de 16de eeuw trad Joost Bilhamer aan om de Eerste Uitleg te begeleiden. Hij was niet in dienst van de stad, want hij deed vele tientallen klussen in Holland. Voor de Tweede Uitleg, in het laatste kwart van de 16de eeuw, trad een beroemd drietal aan: landmeter en meester-metselaar Cornelis Danckerts (1561-1634; portret links), meester-timmerman Hendrick Jacobsz. Staets (±1558-±1630) en meester-steenhouwer Hendrick de Keyser (1565-1621; portret rechts). Alleen van Staets is bekend dat hij in elk geval een aantal jaren in dienst van de stad was. Danckerts kwam uit een omvangrijke familie met een even omvangrijke serie bedrijven zoals een kaartenuitgeverij. Ook van Hendrick de Keyser is bekend dat hij door het hele land bouwwerken ontwierp en de bouw begeleide. Dit drietal was verantwoordelijk voor het afwerken van de Tweede Uitleg en het voorbereiden van de Derde.

Na de Alteratie in 1578 kreeg het Sint Pietersgasthuis de beschikking over de kloosters van de Oude en de Nieuwe Nonnen. Ook voor de Scafferij werden andere plannen ontwikkeld (verpacht aan een brouwerij) en de stadswerf diende te verhuizen. Daarvoor werd een plek tegenover het Rondeel gevonden die op de kaart van 1544 al braak lag met een schutting erom heen en alleen uitgebreid moest worden. Als verklaring voor nummer 37 staat in de legenda 'Ste[de]tuyn'. Dit is de eerste keer dat het begrip werf voor dat van tuin werd ingewisseld. In 1630 werden voorbereidingen getroffen voor het rooien van de Nieuwe Doelenstraat en de stadstuin moest opnieuw verkassen.

Deze keer werd een plek in de Derde Uitleg gevonden, in de Jordaan. Op de kaart van Balthasar Florisz van 1625 zien we het terrein binnen bolwerk Slotermeer nog braak liggen, maar op de herdruk van 1647 (links) blijkt dat het terrein toen in gebruik was als Stadstimmertuin. Vanuit de Lijnbaansgracht werd een sloot de tuin in gegraven die na demping als Slootstraat bekend bleef. De specialismen breidden uit en de benodigde ruimte net zo. Apart van de timmertuin vond de Stads Steenwerf een plaats aan de Staalkade. Dat is nog voordat aan Zwanenburg en Vlooienburg een strook Amstel geplempt wordt. De Staalkade wordt dan Staalstraat en op Vlooienburg ontstaat de Zwanenburgerstraat. Hoog tijd voor de steenwerf om te verhuizen, dit keer ook naar een plek in de Derde Uitleg, aan de sloot langs het Molenpad, tussen Heren- en Keizersgracht.

Behalve een steenwerf kwam ook een aparte metseltuin, helemaal aan het eind van het Molenpad ter hoogte van de Lijnbaansgracht. Het woonhuis van de meester-metselaar staat er nog steeds. Tevens kwam aan het Molenpad nog de geschutswerf, die na de komst van de gebroeders Hemoney uitgebreid wordt met een klokkengieterij. Ook dit was slechts van tijdelijke aard. Het was duidelijk dat de provisorische stadsgrens tussen Derde en Vierde Uitleg ooit moest verdwijnen. Hiervoor in de plaats kwam de Leidsegracht. De metseltuin hield nog een tijd stand omdat het een nogal industrieel hoekje in de stad werd.

Met ingang van de Derde Uitleg werden structuele ophogingen, bestrating en stenen wallenkanten gebruikelijk. Dat gold voor de grachtengordel, de eenvoudiger wijken als de Jordaan of de werkeilanden en de Lijnbaansgracht bleven eenvoudig uitgevoerd.
Zand kwam uit de duinen, straatklinkers in de regel uit Friesland. De natuurstenen elementen werden uit de Ardennen ingevoerd. Deze afdeling groeide gedurende de 17de eeuw spectaculair.

De fabrieksmeesters waren bezoldigd en in vaste dienst. Zij stonden in aanzien op dezelfde hoogte als de thesaurier of een weesmeester en verdienden zo'n ƒ600 p/jr plus werkkleding. Zij kregen betrekkelijk grote sommen geld ter beschikking, kochten zelf materialen en huurden zelf werkkrachten in. Ook konden zij firma's opdrachten verstrekken om een deel van het werk te doen. Over de financiële handel en wandel brachten zij rapport uit aan de thesaurier. In 1633 meende men dat fabrieksmeesters niet meer nodig waren. Het aantal thesauriers werd uitgebreid en voortaan deden zij het werk van de werkmeesters.

Volgende week de Stadstimmertuin aan de Amstel. Die werd ingericht voordat met de werkelijke Vierde Uitleg begonnen werd. Stukje bij beetje werden alle werven er naar toe verplaatst, de schuitenwerf zo ongeveer als laatste in 1856, van Oostenburg. De stratenmakerswerf links laat wel zien dat er onderdelen elders in de stad vestigingen hadden. Bijvoorbeeld op een eiland tussen Lijnbaansgracht, Nieuwe Looierssloot en Vijzelgracht. Gerrit Lamberts maakte in 1810 deze aquarel van de stratenmakerswerf. Dat neemt niet weg dat op de stadstimmertuin gelijktijdig een ruimte voor de stratenmakers was.

Wordt vervolgd...

Column: Meester Gijsbreght -2

e gymleraar van de Magister Vocat was in zijn sas. Dit is Gijsbreght, jongens. Hij is niet vanaf de ULO hiernaartoe gekomen maar heeft HBS gedaan en nog eens vier jaar Academie voor Lichamelijke Opvoeding! Kijk goed naar hem. Ik deed mijn best bij Mijnheer Bongerd, maar de sjeu was eraf,…ik was een beetje overvoerd met sport. Toch kon ik nog vaak een potje bij hem breken. Ik had les voor rekenen en schrijven - en weet ik wat hij nog meer doceerde - van Mijnheer Hemelrijk die al lessen draaide vanaf de oprichting en vaak de rekenlessen de rekenlessen liet omdat er veel actueels en politieks te bediscussiëren was met de PA-studenten,..vond hij. Ik had mezelf jaren geleden geoefend in de kalligrafeerkunst met best redelijk resultaat en toen ik een paar proeves van bekwaamheid liet zien, kon ik niet meer stuk en mocht ik tijdens de schrijflessen onbeperkt doorkalligraferen of wat freewheelen, terwijl de meute dunne en dikke halen probeerden te maken in het oefenschrift. Handarbeidlessen en muzieklessen mengde ik, dat wil zeggen, bij handarbeid maakte ik zelfontworpen instrumentjes van elektrabuizen, waar ik samen met mijn afstudeermaatje ook een soort examenstukje van maakte, en bij de muzieklessen gebruikte ik de instrumentjes om er kindermuziek-lessen mee te animeren. Dat vonden de kinderen op de stageschool wel wat, want de lessen waren op die manier minder saai en trots namen ze hun zelfgemaakte instrumentjes mee huiswaarts. Veel leraren waren nog broeder, maar zo successievelijk kwamen er steeds meer seculiere leraren.

De broeders waren gehuisvest in het Broederhuis van de Augustijnen aan de Postjesweg. De sfeer op de PA was gemoedelijk doch streng en ouderwets. Baarden en naaldhakken waren niet gewenst. Mijn broer werd een keer naar huis gestuurd met de order om zijn wangen kaal te scheren. Muziekleraar Meneer Pijpers genoot van de gezellige proeflessen die ik gaf aan de leerlingen van de basisschool die achter Magister Vocat lag en was zo enthousiast dat ie van de weeromstuit steeds door mijn lessen heen zat te kwekken. Meneer Pijpers wilt U daar mee stoppen! zei ik dan, zo kan ik geen lesgeven. Hij vond het allemaal prima! Goed gedaan Aalbreght!, zei hij dan, een tien!! En hoe vaak ik ook zei dat ik niet de orgelspelende Aalbreght was maar zijn broer, hij bleef me tot het eind van de opleiding Aalbreght noemen, een onvoldoende zat er dus niet in. De hoeveelheid boeken die ik volgens de kweekschool-normen moest lezen, viel ook erg mee en ook hier kon je vakken mengen, je las een boek over opvoeding en dat zette je op de lijst van psychologie maar ook op de lijst van pedagogiek. De kweekschool was na de verwikkelingen van de Maagdenhuisbezetting (ook op de Academie voor Lichamelijke Opvoeding was er zo’n bezettingachtige bezetting!) en onderwijsdemocratiseringpogingen inmiddels PA geworden en de vele gesprekken tussen studenten en leraren leverden op dat bepaalde eisen uit het verleden werden versoepeld,…elk oentje kon uiteindelijk voor de klas! Klassen werden kleiner. Kotertjes werden mondiger! Ja wat nu, zou ik met Theo Thijsse willen zeggen.

Tweede van rechts: mijnheer Pijpers (met bril)      -      Het Broederhuis aan de Postjesweg

YouTube

Carol de Vries speurde YouTube af naar alles wat met (Oud-) Amsterdam te maken heeft en daar pikken wij er af en toe eentje uit die u zou kunnen interesseren.

Klik het titelscherm om te starten

In de herhaling: stichters Stedelijk Museum

Don Antonio Lopez Suasso klinkt bepaald exotisch, niet waar? Wat had deze man met Amsterdam uitstaande en hoezo was hij een marmeren buste waardig? En dan bovendien nog in het Stedelijk Museum!
De stamvader Don Antonio (1614-1685) van de familie Lopez Suasso vestigde zich in de Republiek, in Den Haag, en werd de rijkste Portugees-joodse koopman van het land. Hij werd bovendien de financier van zo'n beetje alle Europese staatshoofden, stadhouder Willem III incluis. Een nazaat van hem, Jhr. Augustus Pieter Lopez Suasso (1804-1877), woonde in Amsterdam aan de Kloveniersburgwal 76. Hij was getrouwd met Sophia Adriana de Bruyn (1816-1890). Ook A.P. was steenrijk en hij rentenierde al vanaf zijn 28ste levensjaar. Hij maakte dagelijks wandelingen door Amsterdam en inventariseerde en-passant de gevelstenen die hij tegenkwam. Het echtpaar besloot een deel van het vermogen en de kunstverzameling aan de stad Amsterdam na te laten, onder voorbehoud dat van het geld een museum om de collectie heen gebouwd zou worden. Dat werd de Sophia Augusta Stichting.

Nu was in het testament, dat bij overlijden van de douarière Lopez Suasso geëxecuteerd werd, een tijdslimiet gesteld waarop de stichting van een museum plaats had moeten vinden. Onder tijdsdruk besloot de gemeente om een stuk van de moeilijk verkoopbare gronden tussen Singelgracht en de zuidelijke stadsgrens daarvoor te reserveren: aan de Paulus Potterstraat. Inderdaad, het museum dat u vandaag als Stedelijk Museum kent. De gemeenteraad wist niet zo goed wat ze met de bizarre collectie kunstvoorwerpen van het echtpaar Lopez Suasso aanmoest. Er werd veel gepraat, voorgesteld en advies ingewonnen. De gemeentearchivaris Mr. Nicolaas de Roever opperde uiteindelijk om er een mix van eigentijdse kunst (Haagse School, Impressionisme) en stijlkamers van te maken. Ook een deel van de collectie van het Broekerhuis aan de Amstelveenseweg werd hier ondergebracht. Zakenman en kunstverzamelaar P. van Eeghen regelde toen de verdere aankleding van de stijlkamers met de decoraties uit de herenhuizen aan Heren- en Keizersgracht , die gesloopt moesten worden voor de doorbraak van de Raadhuisstraat.

Zo begon in 1894 het Stedelijk Museum, of liever: het Sophia Augusta Museum. Een aantal van die stijlkamers heeft zelfs tot 1961 bestaan, zij het dat die toen alleen voor gelegenheden werden gebruikt, zoals de jaarlijkse receptie van B&W van Amsterdam en om de koningin te ontvangen als ze het museum bezocht.

In Ons Amsterdam jg.5 pp.146-148 vond ik een artikel van W.C.Verdoorn over de voorgeschiedenis van het Stedelijk Museum. Klik hier om het te lezen.

Alle foto's bij dit item: Stadsarchief Amsterdam

Deze week honderd jaar geleden

Donderdag 20 februari 1919 - Relletjes op de schippersbeurs. Door het slechte weer liggen veel schepen werkeloos in de haven en proberen de schippers op de beurs nieuwe lading te bemachtigen. De schippershoek in de koopmansbeurs is veel te klein voor deze toeloop. Klachten bij het gemeentebestuur worden doorverwezen naar de landelijke overheid, die verantwoordelijk is voor het functioneren van de schippersbeurzen. Tot overmaat van ramp stelt diezelfde overheid nieuwe tarieven vast die er niet om liegen. De schippers waren ooit blij dat de overheid de vrachtverdeling naar zich toe trokken en daardoor de schippers een betere boterham verzekerden. Nu begint het er op te lijken dat zij een instantie wordt die de schippers uitmelkt. De schippers hebben meer dan eens gezegd dat zij een zwaar ondergewaardeerde beroepgroep zijn: woonwagenbewoners staan het laagst aangeschreven, maar daar komen wij meteen na.

Woensdag 26 februari 1919 - Oprichting der vereniging 'Eenkeukenhuis'. Het is de bedoeling appartementengebouwen neer te (laten) zetten voor ongehuwde vrouwen. Daar zullen de keukens in ontbreken en de dames kunnen daarvoor in de plaats gebruik maken van een restaurant in het gebouw. De vereniging volgt daarmee voorbeelden elders in Europa en zal bijvoorbeeld navolging vinden in Het Nieuwe Huis aan het Roelof Hartplein (1927-'28). Opdrachtgever daar is de ACW Samenwerking. Wendingen:
"Het eenkeukenhuis voor collectief huishouden heeft een indrukwekkende voorgeschiedenis. De zakelijke aanpak van coöperatief huishouden werd begin twintigste eeuw in Amerika gerealiseerd in de ‘apartment houses’ naar ideeën van Charlotte Perkins Gilman. Onder invloed van Edward Bellamy, Ebenezer Howard, Gilman en Lily Braun (Einküchenhaus) werd in Nederland door socialisten en feministen in die zelfde tijd het eenkeukenhuis even gezien als de ideale oplossing in de volkswoningbouw. Het Nieuwe Huis kwam er tenslotte, maar andere ontwerpen, zoals die van J.F. Staal, J.C. van Epen, J.W.E. Buys, Z. Gulden en W.M. Dudok, bleven steken in de financiering. Op een studiereis van Samenwerking bleek het Clara Raphaels Hus in Kopenhagen met woonunits voor zelfstandige ongehuwde vrouwen, precies waar men in Amsterdam van droomde. Dit Deense Einküchenhaus diende als model voor Het Nieuwe Huis. Vergelijkbaar, maar vele malen luxueuzer waren de woonhotels in Den Haag, gebouwd in de jaren twintig en dertig".

Foto: voordeuren in Het Nieuwe Huis; bron: Wendingen

Oude afleveringen

Hieronder weer een keuzemenu naar oude afleveringen van het jaar 2019. De keuze 2014 t/m 2018 leidt naar de laatste aflevering van het betreffende jaar, met onderaan een eigen menu voor dat jaar.

2014 2015 2016 2017 2018 wk01 wk02 wk03 wk04 wk05 wk06 wk07
wk08 wk09 wk10 wk11 wk12 wk13 wk14 wk15 wk16 wk17 wk18 wk19
 

Aanmelden voor deze digitale uitgave    -    Afmelden voor deze digitale uitgave