weekblad-logo

week 30-2019

Fotoquiz snelste

De snelste met het juiste antwoord op de foto van vorige week was Robert Raat. De nieuwe opgave komt dan ook van hem. Bij voorbaat melden wij u dat deze locatie zich buiten de Singelgracht bevindt. Nou ja..., net. De vraag is:

Waar is dit?

Oplossingen via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

Op de foto het Markenplein.

Wikipedia: Met Pesach viert men in het jodendom de bevrijding uit de slavernij in Egypte. Volgens de Thora moesten de joden vlak voor hun vertrek in opdracht van God snel brood bakken zonder daar zuurdesem aan toe te voegen (Exodus 12:8).
Voordat Pesach begint wordt het gehele huis gereinigd, zodat er geen resten van gerezen brood (chametz of chometz) meer aanwezig zijn. Ook beschuitresten, toast en dergelijke worden verwijderd. In Israël is tijdens Pesach in Joodse winkels geen gerezen brood te koop, alle producten waar gist in voorkomt (zoals toast) zijn dan afgedekt. In Arabische winkels kan men nog wel brood kopen. Tijdens de Pesachweek eten religieuze en traditionele joden alleen maar matses en geen gerezen brood, de bedoeling van het eten van matses is om de herinnering aan de slavernij en de bevrijding door God te gedenken.

Jaap Reens herinnert zich: "En zo kon het gebeuren dat tientallen eeuwen na de tocht uit Egypte, arme Joodse kinderen op de hoek van de straat en 'het' plein de van zeepblikken gemaakte kacheltjes met hout opstookten en luidkeels verkondigden: "Chomeitz battelèèèè". Je zou ook een keurig bordje op kunnen hangen: "Hier verbrandt men gezuurd brood" maar niet deze jongens. Uit alle huizen kwam men aandragen met stukjes brood, vaak slechts als symbolische handeling van het wegdoen uit de huizen. Een cent, soms twee cent kreeg de jéled er voor. Niet één van hen zou het in z'n hoofd halen ook maar een stukje van het brood te eten. Het was je gegeven..., nee het was je toevertrouwd om verbrand te worden, op de dag voor Pésach, de dag van de seider" (de eerste maaltijd van Pesach -red).

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Robert Raat, Mike Man, Kees Huyser, Maaike de Graaf, Anje Belmon, Rob Philip, Han Mannaert, Adrie de Koning, Jos Mol, Leo van Geuns, Emmanuel Zegeling, Onno Boers, Harry Snijder, Hans van Efferen, Gerard Beerman, Arjen Lobach,

Fotoquiz: Robert's keuze

Robert Raat stuurde deze vrij recente foto. Dat hij ook al de snelste was en die opgave mocht leveren, is toeval. De lijst met keuzefoto's reikt nu al tot week 35. De vragen zijn:

Welke gracht is dit?
Welke zijstraat komt rechts op deze gracht uit?

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing: Anje's keuze

Het deurkalf boven de deuren moest u op het goede spoor brengen. Dit pakhuis staat op de Nieuwe Teertuinen 24 en herbergde de teerkokerij van de firma Haasbaart & van Orsoy. De naam van het pakhuis? De Roo Vos (1765). Bij dit pakhuis hoorde de nageweende windas waarvan er nog maar zo weinig over zijn. Op onderstaande foto van Jacob Olie is die nog te zien. De foto zal ±1920 gemaakt zijn t.g.v. de sloop van belendende huizen voor de verbreding van de spoorbaan.

Foto's: Stadsarchief Amsterdam

Wagenaar over de Teertuinen:
In 1643 worden de pek- en teerkopers bij keur gedwongen van de Oude Teertuinen en het Damrak naar de Sloterdijker Burgwal (Nieuwe Teertuinen) te verhuizen. Zij mogen geen hoeveelheden beneden de 4 last verkopen; dat is het terrein van klein-verkopers die vaak langs het IJ en verspreid door de stad wonen. Ook al bezitten de pek- en teerkopers eigen schuiten, zo moeten zij voor het vervoer toch de diensten van de Steigerschuitenvoerders inhuren.

Foto: deurkalf van de Roo Vos; bron: Stadsarchief Amsterdam

Foto: Nieuwe Teertuinen met de Roo Vos en de windas, Jacob Olie 1893; bron: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Ria Scharn, Adrie de K9ning, Jos Mol, Anneke Huijser, Mike Man, Minne Dijkstra, Onno Boers, Harry Snijder, Hans van Efferen,

Heeft u ook een opvallende foto gevonden?

Laat ons meegenieten en stuur hem naar de redactie. Graag via deze link en alléén via deze link a.u.b.
Blijf sturen, zodat wij de aantrekkelijkste platen kunnen kiezen.

Fotoquiz Waar? Wat?

Er zijn wel verhalen te vertellen over het onderwerp van deze foto, maar dat doen we bij de oplossing wel. voorlopig willen wij van u het volgende weten:

Welke brug is dit?
Wat gaat er met die zandstenen elementen gebeuren?

Oplossingen graag via deze link

Oplossing vorige week

De tekst van de opgave van week 28 was per ongeluk bij deze foto blijven staan. Wat klopte was dat het beeldje zich buiten de Singelgracht bevindt. Het heeft niet veel deelnemers gehinderd om vast te stellen dat dit Pierre Cuypers voorstelt en dat hij aan het Rijksmuseum hangt. Volgens de beschrijving zou hij om het hoekje van toren 6 kijken. Boze tongen beweren dat hij het werkvolk niet vertrouwt en hen stiekem begluurt. Aan het spiegelbeeld van de gevel hangt nog zo'n beeldje en Dick Keijzer weet te vertellen dat dit Victor de Stuers voorstelt. Ook al hangen ze met de ruggen naar elkaar toegekeerd, bij volle maan precies om middernacht keren zij zich om en kijken elkaar triomfantelijk aan, gniffelend dat ze toch maar mooi deze opdracht in het Protestantse noorden in de wacht sleepten, ondanks tegenwerking van koning Willem III.

Goede oplossingen kwamen van Mike Man, Arjen Lobach, Kees Huyser, Ria Scharn, Mieke Hebink, Robert Raat, Dick Keijzer, Hans Goedhart, Hans Olthof, Onno Boers, Jos Mol, Adrie de Koning, Ton Brosse,

Met de camera op pad...

De fotograaf had iets anders op de korrel dan dat wij hieruit halen om een vraag over te stellen. Is het u al duidelijk waartoe deze gevaarten dienen? Doet er niet toe..., waar liggen de dekschuiten?

In welk water liggen de dekschuiten?

Laat het ons weten via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Foto van vorige week

In de regel vond men het scheepje in de voorgrond het leukste op deze foto. Het werd met bouwnummer 398 in 1901 te water gelaten van de werf 't Kromhout aan de Hoogte Kadijk. Meer over deze werf vindt u verder hieronder.
De foto werd ook vanaf de werf gemaakt en de huizenrij is dientengevolge die aan de Oostenburgergracht.
De treinstellen op de oever zijn van de HIJSM die een speciaal spoor aanlegde voor de KNSM die tot 1903 de Nieuwevaart als los- en laadplaats gebruikte, tot de golfbreker in het IJ tot KNSM- en Javaeiland uitgebouwd waren.
Daar de Oesjesduiker, de grens tussen Oostenburger- en Wittenburgergracht, niet op de foto te zien is, zijn alle antwoorden met alleen Wittenburgergracht als oplossing fout.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Carol de Vries, Ria Scharn, Mike Man, Anje Belmon, Harry Snijder, Han Mannaert, Jos Mol, Adrie de Koning, Ton Brosse, Hans van Efferen,

 

Amsterdamse gebouwen -4

Stadhuis/Prinsenhof - Oudezijds Voorburgwal 197-199

Ligging en bouwstijl
Het Prinsenhof heeft officieel het adres zoals hierboven genoemd, maar bevat, inclusief de latere uitbreidingen, het gehele blok tussen de Agnietenstraat, de Oudezijds Achterburgwal, de Prinsenhofsteeg en de Oudezijds Voorburgwal. Vroeger lag er vlak naast ook nog het Doelenhofje tussen O.Z. Achter- en Voorburgwal, Prinsenhofsteeg en Oude Doelenstraat. Hier werden in 1777 huizen gebouwd. In 1902 werd het hofje afgebroken en opgeheven. Alleen de vroegere toegang, het Leeuwenpoortje in de Prinsenhofsteeg, herinnert er nog aan. Het oudste deel van het stadhuis is ontworpen door de architecten Willem van de Gaffel en Artus de Wit.

Wie was de eerste eigenaar
Het Gemeentebestuur van Amsterdam.

Wetenswaardigheden
De Prinsenhof - vroeger werd het geschreven als Princenhof - stond op de plaats van het voormalige, uit de 15e eeuw daterende Sint Ceciliaklooster. Na de Alteratie werd dit klooster door de stad geconfisqueerd en deed in de 16e-17e eeuw dienst als overnachtingsplek voor vorsten, van andere belangrijke personen die de stad bezochten en van de stadhouders van het huis van Oranje. Waarschijnlijk komt daar de naam Prinsenhof vandaan. Als in 1652 brand uitbreekt in het oude, bouwvallige stadhuis op de Dam, verhuist het stadsbestuur tijdelijk naar de Prinsenhof. Zodra er een gedeelte van het nieuwe Stadhuis op de Dam (het huidige paleis!) in 1655 klaar is, verlaat het stadsbestuur het Prinsenhof alweer.

 

In 1590 gaat in een deel van het klooster, w.o. het hoofdgebouw, het College van de Admiraliteit van Amsterdam zetelen, de Marine dus. Dit College laat in 1661 het hoofdgebouw afbreken en er een groter pand voor terugzetten naar ontwerp van architect Willem van den Gaffel m.m.v. stadsbouwmeester Daniël Stalpaert en met beeldhouwwerk van Artus de Wit. Dit was zoveel groter dan het oude kloostergebouw dat een deel op grond van het naastgelegen Sint Catharinaklooster stond.

De Admiraliteit vertrok in 1795 (Bataafse Republiek) naar Den Haag. Het Admiraliteitsgebouw werd vervolgens in 1808 ter beschikking gesteld aan het stadsbestuur, dat zich er ten tweede male zou gaan vestigen. Het Stadhuis op de Dam was namelijk door burgemeester Jan Wolters van der Poll, tegen de wil van de Amsterdammers, aan Koning Lodewijk 'aangeboden'. Feitelijk heeft Napoleon het ingenomen om het als paleis beschikbaar te stellen aan zijn broer Lodewijk Napoleon en diens gemalin Reine Hortense. Maar er stond wel weer tegenover dat Amsterdam tot hoofdstad werd aangewezen door de koning. De Prinsenhof is door architect Abraham van der Hart ingericht om het geschikt te maken voor de ambtenaren en bestuurders van de stad. Vanaf 1808 tot 1988 is de Prinsenhof het Stadhuis van Amsterdam geweest. In 1926 werd de Amsterdamse School-vleugel aan de OZ Voorburgwal gebouwd. Van 1988-1990 verhuisden alle ambtenaren naar de Stopera van de architecten Dam en Holzbauer en volgde er een grote verbouwing van het oude stadhuis tot het luxueuze Sofitel Legend Hotel The Grand.

Bijzondere kenmerken
Het gebouw rechts op de binnenplaats is het vroegere Admiraliteitsgebouw. De gevel heeft een frontispies van Daniël Stalpaert, waarin allerlei afbeeldingen zijn gebeeldhouwd die met de zeevaart te maken hebben. Het Amsterdamse Koggeschip is erin te herkennen. Op de begane grond bevindt zich de 'Marmeren hal', welke aan de achterzijde toegang biedt tot een binnentuin. Achter de ramen op de  eerste etage lag de fraaie raadszaal, waarvan de inrichting dateert uit 1927 en waar vele politieke debatten hebben plaatsgevonden. In de zaal zijn nog mooie houten beelden te zien van John Rädecker en wandschilderingen van Johan Thorn Prikker (li.onder). Nu is hier het luxe restaurant van het hier inmiddels gevestigde hotel. Op de eerste etage is de Trouwzaal der Eerste Klasse behouden gebleven. Het is een mooi ingerichte zaal met prachtige glas-in-lood ramen (re.onder). De andere trouwzalen hadden een aparte ingang links van de poort. Als je daar op maandagmorgen trouwde werd je door de bode luidkeels aangekondigd: 'Bruidspaar Mol, kosteloos!' 

In de voormalige personeelskantine aan de voorzijde is op de plaats waar de hogere ambtenaren hun lunch mochten verorberen, door Karel Appel een voor die tijd zeer moderne wandschildering aangebracht (foto). Maar omdat het aanzien ervan de eetlust volgens de ambtenaren bedierf, heeft er lange tijd een muur de schildering aan het oog onttrokken. Tegenwoordig pronkt hij weer in het huidige restaurant. Een van de latere uitbreidingen, vanaf de toegangspoort aan de Oudezijds Voorburgwal tot de Agnietenstraat, is omstreeks 1925 tot stand gekomen en is een van de laatste grote bouwwerken van de Amsterdamse School. Deze zogenaamde Nieuwe Vleugel is te herkennen aan de granieten beelden van Hildo Krop. Deze vleugel is gebouwd door de afdeling Publieke Werken van de gemeente Amsterdam en ontworpen door de architecten Allard Hulshoff en Nico Lansdorp. Laatstgenoemde is ook de ontwerper van de urinoir met beeldhouwwerk van Hildo Krop aan de gracht voor de ingangspoort. In het gebouw zit ook nog een echte paternosterlift. Dat is een permanent doordraaiende carrousel van houten hokjes, waar ongeveer vier personen in konden. Het in- en uitstappen was en is altijd een spannende aangelegenheid.

Bij de foto's hieronder: links de maquette van de nieuwe uitbreiding; rechts Hildo Krop aan het werk

Column: Veemarkt

e klompen van de veeboeren klossen in de straat, druk heen en weer stappend tussen de dieren en de mensen, misschien potentiële klanten maar meestal kijkers of straatschoffies. De beesten zijn aan paaltjes, bankjes of hekken vastgebonden, soms aan de pothuizen geknoopt. Twee rijen dik, de hele straat lang. De bewoners hebben dat maar goed te vinden, dit is het privilege van de veeboeren op marktdagen. De bewoners kregen als compensatie een oortje van elke stuiver die een dier voor hun huis opbrengt. Niet slecht, als je bedenkt dat een koe gauw acht gulden opbrengt en een volwassen os wel twaalf.
Op marktdagen is het druk in de straat en een smeerboel. Fris ruiken doet het er ook niet. Koeien laten alles lopen zoals het uitkomt. De kopers zijn slager die na het slachten het vlees aan stedelingen doorverkopen. Het vee wordt hier niet aangeboden om verder mee te boeren maar voor de slacht. Er zijn geen boerderijen in Amsterdam. Er staan behalve koeien en ossen ook paarden en schapen. De schapen staan helemaal beneden aan de straat. Dat heet niet voor niets Schapenplein. Aan het begin van de straat staan de kalveren en je raadt ’t al? Daar heet ‘t Kalverstraat.
 

Vroeger liepen hier dan nog de Sint Anthonies-varkens tussendoor, bellen om de nek en niemand die ze weg mocht jagen. Daar hebben ze nu een stokje voor gestoken, ze lopen nu alleen nog buiten de stad.
De veemarkt was ooit veel korter, van Dam tot Heilige Stede en later schoof hij op tot het Spui. Steeds als de stad een stukje oprukt, volgt de veemarkt. De hoge Heren op de Dam willen het vee weg hebben, in elk geval verder van de Dam verwijderd. Dat gaat binnenkort lukken; de stad gaat uitbreiden. De veemarkt steekt over het Singel naar de straat voor de nieuwe Regulierspoort. Kale bedoening nog! Wel iets meer ruimte…, de straat is wat breder. Breestraat zullen we d’r noemen.
In de Kalverstraat komen winkels van boek- en prentenverkopers, drukkerijen, kunsthandels en koffiehuizen. Heel wat anders dan vee, heel wat netter en frisser. Koffie is ingeslagen als een bom en koffiehuizen zijn de lokalen waar de betere stand samenkomt, zoiets als de kroegen voor het gepeupel. Van de Dam rukken de huizen van de welgestelden op naar het zuiden. Die veeboer op z’n klompen had niet kunnen bevroeden dat dit de duurste en sjiekste straat van het land zou worden.

Bij de afbeeldingen:

souvenirs van de veehandel in de Kalverstraat: links nr.143 rechts nr.150

Boek- en prentverkoper Jan de Groot, nr.onbekend

Franse koffiehuis, nr.23-25, hoek Spaarpotsteeg

Werf 't Kromhout

-door Han Mannaert, voormalig conservator van het Kromhoutmuseum

De werf Het Kromhout bestaat sinds 1757 en werd opgericht door Doede Jansen Kromhout.
Ze heeft verschillende eigenaren gehad.

Daniël Goedkoop Jr.
Drie van de vier zoons van Daniël – mede oprichter van de rederij Gebr. Goedkoop – zijn in de zaak van hun vader en oom terechtgekomen. Maar zijn jongste zoon, Daniël Jr., niet.
Deze had reeds van kinds af aan een grote belangstelling voor het bouwen van schepen. Op school sneed hij al scheepjes voor zijn klasgenootjes en met zijn grote gedrevenheid wist hij zijn vader zo ver te krijgen hem een kans te geven.
Deze bezorgde hem op 15 jarige leeftijd een plaats als leerjongen op de werf ‘Concordia’ op Oostenburg, waar de Gebr. Goedkoop in die tijd hun schepen lieten herstellen en uitrusten voor nieuwe reizen. Daniël Sr. schijnt de werfbaas op het hart gedrukt te hebben zijn zoon geen voorkeursbehandeling te geven, omdat hij wilde zien of het de jongen ernst was. Als het zijn bedoeling was geweest hem te ontmoedigen kwam hij bedrogen uit, want ondanks de zware arbeid en de lange dagen werd juist het echte werk Daniëls passie voor de scheepsbouw nog groter. De eigenaar van de werf en Daniël Sr. raakten overtuigd van de gedrevenheid van de jongen en stelden hem onder de hoede van de scheepstimmerman Haye Siedses, die hem de praktijk van de scheepsconstructie bijbracht. Bijna twee jaar heeft deze leerschool geduurd, totdat zijn vader in 1867 werf ’t Kromhout kocht en Daniël Jr. hier zijn opleiding voltooide.

Het tweede familielid dat Daniël Sr. aan ’t Kromhout verbond, was zijn schoonzoon Johannes Kloos. Dit was de zoon van de werfeigenaar F. Kloos te Alblasserdam, waar de Gebr. Goedkoop enkele schepen had laten bouwen. Hij trouwde in 1865 met Daniëls dochter Elisabeth en ging met haar bij de werf van zijn vader wonen waar hij werkzaam was. Kloos had een goede leerschool op de werf van zijn vader doorlopen – maar er waren hier geen vooruitzichten naast zijn oudere broers – en Daniël Jr. wilde niets liever dan een scheepswerf onder zijn hoede nemen. Bovendien ging de ervaren Siedses van Concordia mee naar ’t Kromhout en betrok hij één van de huisjes bij het terrein. Hij zou er tot aan zijn pensioen als werfbaas werkzaam zijn. Een tweede huisje zou bewoond worden door smid Geert van Laar die eveneens van Concordia afkomstig was en nu smidsbaas werd. Kloos trok met vrouw en kind in het grootste werfhuis – de huidige nummers 147A en 149 – dat bij de inrichting van de werf werd gemaakt door twee huizen samen te voegen. Daniël Jr. ging bij het gezin Kloos inwonen. Er waren 30 werklieden aangenomen, toen op de zeventiende verjaardag van Daniël Jr. de werf in gebruik werd gesteld. Vanaf het begin van de bouw werden er ijzeren schepen gebouwd. Kloos verliet in 1873 de werf. Kort daarna, op 4 juli, overleed hij. De 23 jarige Daniël stond nu alleen aan het hoofd van de werf ’t Kromhout. Hij vestigde zich in het vrijgekomen huis met Antje Vis, met wie hij op 14 augustus van datzelfde jaar was getrouwd.

Foto: de werf voor 1900 in vol bedrijf; bron: NDSM herleeft

Uitbreiding
Van een algemene malaise in de scheepsbouw rond 1878 was bij ’t kromhout geen sprake. De werf behoorde wat betreft mankracht met 65 arbeiders in vaste dienst tot de grootsten van Amsterdam. De alleen in houtbouw werkende scheepstimmerplaatsen begonnen het pleit te verliezen. Maar in de jaren 1883-1884 lagen de zaken anders. De algehele economische malaise die toen het bedrijfsleven teisterde, kreeg ook ’t Kromhout in zijn greep.
Op het hoogtepunt van de crisis besloot Daniël Goedkoop Jr – om zijn mensen aan het werk te houden en zo ontslagen te voorkomen - de werf geheel opnieuw in te richten. In december 1887 kocht hij op een veiling voor 2.200 gulden de gedemonteerde kap van de hoofdgalerij van de Tentoonstelling van Voedingsmiddelen, die dat jaar van juni tot september achter het Rijksmuseum was gehouden. Deze werd door het werfpersoneel opgebouwd ter plekke van de oude, houten kappen. Hiermede werd een aanzienlijke ruimtewinst verkregen, aangezien de nieuwe kap twintig meter breed was en 50 meter lang. Onder de kap liet Daniël Jr. vervolgens een door hemzelf ontworpen veertig meter lange sleehelling met stoomkracht bouwen. Daarna kreeg de werf een andere belangrijke modernisering: de verlichting van het terrein met vier elektrische booglampen. De lampen kregen hun stroom via een dynamo die aangesloten was op de bestaande stoommachine. Door deze investeringen kwam ’t Kromhout als meest moderne Amsterdamse scheepswerf uit de crisisperiode.

Op de foto de werf in 1900, na de uitbreiding. Links de nieuwe overkapping, rechts het kantoor.

Bij akte van 25 augustus 1894 werd de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij (NSM) opgericht en werd Daniël Goedkoop Jr. met de directie belast. Werf 't Kromhout werd voortgezet door zijn zoon Daniël Dzn., geboren in 1874. Hij had op twintigjarige leeftijd voldoende kennis om ’t Kromhout te leiden. Bovendien bleven de vakkundige werfbazen werkzaam die ook deze Daniël alles van het vak deden leren. De vader bleef wel eigenaar van de werf. Zijn zoon kreeg een vast salaris en een kwart van de winst. Daniël  Dzn. was net als zijn vader geen schooltype maar een praktijkman.  De zaken gingen voorspoedig en in 1898 waren er gemiddeld 170 man aan het werk. Daarmee was de werf op één na de grootste van Amsterdam in aantal werknemers, alleen de NSM van zijn vader was groter. De grootste concurrent voor ’t Kromhout was de naastgelegen werf ‘Vredenhof’ van de firma Wed. J.L. Ceuvel die met zestig man ook binnenvaartuigen en lichters bouwde.

Op de foto: Daniël Goedkoop Jr.

Maar voorlopig werden er alleen ketels en stoommachines gerepareerd. In het begin 1900 deed Daniël Dzn. opnieuw een belangrijke zet. Hij nam de bouw aan van een compound stoommachine voor de vrachtboot ‘BATO’ van het bedrijf Wessanen & Laan te Wormerveer. Daarmee was op ’t Kromhout ook de machinebouw begonnen. Nog datzelfde jaar werden vijf stoommachines en drie stoomketels gemaakt. Meestal moesten ze worden geplaatst in op de werf gebouwde schepen.
Maar de stoommachine, die al honderd jaar het rijk alleen had, was in die jaren zijn positie aan het verliezen aan de verbrandingsmotor. Ook ’t Kromhout ging dit soort motoren in productie nemen. In aanvang kochten broer Jan en zijn neef Jan Goedkoop een Amerikaans tweetakt-benzine-motor, de Mianus, en na een grondige studie daarvan besloten zij dergelijke machientjes te gaan bouwen (foto). Dit besluit, nog in 1901 genomen, vormde het allereerste begin van de Kromhout Motoren Fabriek (KMF).
één van de eerste benzinemotoren werd ingebouwd in een jacht voor de harem van de Sultan van Turkye.

Nieuwe eigenaren
Per 1 januari 1904 werd tussen de broers Daniël Dzn. en Jan Goedkoop een vennootschap gesloten en kochten zij samen de werf van hun vader, onder voorwaarde dat de naam van de firma, D. Goedkoop jr. ook nu gehandhaafd zou blijven. Op dat moment was bij ’t Kromhout 185 man personeel in dienst, waarvan 65 bij de machinefabriek.
Ondertussen was de motorenbouw in een nieuwe fase gekomen. In de zomer van 1903 ging Jan Goedkoop experimenteren met de bouw van een Petroleummotor. Na een moeizaam begin werd de motor een doorslaand succes. Een uitgekiende reclamecampagne, leverde veel klandizie op. De primitieve werkplaats op de werf, die machinefabriek werd genoemd, kon spoedig de vraag niet meer aan. Steeds meer verplaatste het accent van de scheepsbouw naar de motorenbouw. Al in 1906 werd duidelijk dat de eigen machinewerkplaats te klein was om aan de grote vraag te voldoen. Omdat de vraag bleef groeien besloot men om een nieuwe Kromhout Motoren Fabriek te laten bouwen welk in 1908 in Amsterdam Noord, aan het IJ,  werd geopend.

In 1911 werd de werf ’t Kromhout verkocht aan de naastliggende werf Ceuvel. Deze nam de lopende orders en personeel over. Daarmee was Ceuvel een concurrent kwijt. In 1967 werd werf 't Kromhout verkocht aan de “Volharding” in Amsterdam Noord, waar het bedrijf werd voortgezet als “Ceuvel-Volharding”. Wat bruikbaar was, zoals b.v. het droogdok, werd naar de werf in Amsterdam-Noord overgebracht.
Het bedrijf aan de Hoogte Kadijk was technisch totaal verouderd en zou stellig zijn gesloopt als er geen actie voor het behoud was gevoerd. Er werd een Stichting in het leven geroepen die oog had voor de cultuur-historische waarde van het werfcomplex en aan de bel trok om aandacht van pers en overheid te trekken.
In 1973 werd het complex als museumwerf ingericht. Ze werd geopend door de toenmalige Burgemeester Samkalden. In 1975 is de werf op de Monumentenlijst geplaatst.
Na aanvankelijk, tijdens de overgang van het Scheepvaartmuseum van de oude museumlocatie in Amsterdam Zuid naar de huidige bij het Oosterdok, eerst een periode als dependance voor het scheepvaartmuseum te hebben gefunctioneerd en de werf als opleidingsproject voor scheepstimmerlieden, is de werf aan een particulier verpacht en nog als zodanig in bedrijf en heeft het Kromhoutmuseum zich tot op de dag van vandaag voortgezet in de Oosthal van de werf, de voormalige Kromhout machinefabriek.

Op de foto de ingang van de huidige werf; bron Stadsarchief Amsterdam

Herbergen in Amsterdam -3

Maarten Hell promoveerde in 2017 op een proefschrift over alle soorten van herbergen in Amsterdam, van de Middeleeuwen tot 1800. Wij lopen de verschillende herbergen in de stad aan zijn hand langs.

Zeemansherbergen/Slaapbazen
Zolang de Republiek duurde waren herbergen aan de IJ-oever een soort uitzendbureau voor zeelieden. Met IJ-oever wordt dan bedoeld de strook langs het IJ tussen Haarlemmerdijk en Montelbaanstoren, met alle zijstraten en -stegen. Met uitzendbureau wordt dan weer bedoeld dat sommige herbergen een dusdanige relatie met de VOC, WIC en particuliere koopvaardij hadden dat zij zeelieden 'leverden' als de schepen niet het benodigde aantal kon aanwerven via hun eigen kanalen. Dat dit zelden op een nette manier gebeurde, deerde niet: het schip moest varen!

De compagnieën hadden vaste dagen dat scheepslieden zich konden aanmelden op de kantoren. De binnenplaatsen van die kantoren aan de Oude Hoogstraat en de Haarlemmerstraat stonden dan volgepakt met varenslui waarbij het regelmatig tot gevechten kwam. Dat kwam doordat de compagnieën slechts beperkte tijden personeel zochten omdat ze hun schepen in vloten lieten uitvaren, vaak in begeleiding van oorlogsschepen om bijvoorbeeld de Duinkerker kapers af te schrikken. Voor de koopvaardij was de Nieuwebrug de plek bij uitstek, dicht bij het Paalhuis, zolang dat er stond. Bij slecht weer werd uitgeweken naar een herberg in de buurt. Dat maakte de Texelsekade en het begin van het Damrak tot het centrum van aanmonstering voor de rest van het jaar.

Als een schip op een eindbestemming aankwam waren alle zeelieden in principe ontslagen; einde contract. Als een schip binnenviel zat dat daarom vol met werkzoekenden en op de kade werden ze verwelkomd door een horde ronselaars die hen een aangenaam verblijf en slaapplaats beloofden en gegarandeerd werk op een volgende reis. De verstandigen onder de zeelui hadden een betrouwbaar adres op zak waar ze op konden vertrouwen, die hen niet het vel over de oren zou halen. De argelozen lieten hun oren hangen naar mooie praatjes en werden naar een slaapherberg geloodst. Daar wachtte hen een al of niet betrouwbare waard die hen in ruil voor geld of schuldbrief kost en inwoning verschafte tot er weer aangemonsterd kon worden. Een logement dat hetzelfde leverde, kostte vanaf ongeveer drie gulden per week en een zeeman kon dat van zijn gage van vijftien gulden per maand niet betalen. Een slaapbaas in een eenvoudige herberg kon dat vanaf zeven stuiver tot ongeveer het dubbele. Als de zeeman voor de goedkoopste optie koos, was hij de klos. De waard haalde dan het gederfde deel van zijn inkomsten op een andere manier.

Een schuldbrief (afbeelding) kon een zeeman krijgen zodra hij aanmonsterde. Zijn voorschot en gage werd hem niet onderweg uitbetaald maar toegoed geschreven. De houder van de schuldbrief kon dan met enige regelmaat naar de reder of het Compagniesbureau om geld op te nemen. Nadat de hele schuld was uitbetaald was de rest van de gage voor de zeeman zelf. De beide compagnieën werkten hier aan mee, terwijl ze konden weten dat de schuld niet altijd op een nette manier was ontstaan. Ze hadden echter meer aan personeel wanneer ze dat dringend nodig hadden dan aan een schoon blazoen.

De waard had er belang bij de schuld zo snel mogelijk op te bouwen. Hij was kwistig met bier en brandewijn en zorgde dat er altijd een prostitué in de buurt was om de zeeman te bedienen. Zodra die in de tang zat verhoogde de waard de prijs van het logies en als er geen geld meer over was, dwong hij de schuldbrief af. Dan was er opeens werk voor de zeeman en rondde de waard de deal af.
Op schepen naar de Oost werden meer zeelieden gerekruteerd dan nodig. Dat was om de reis met voldoende mensen te kunnen beëindigen, na de altijd aanwezige mogelijkheid van ziekte en sterfte aan boord gedurende de lange reis. Percentages die genoemd worden, bewegen zich tussen de 6 tot 23% doden onder de bemanning.

De zeeman, die streefde naar een korte, goed betaalde reis naar de Oostzee of elders in Europa kwam via een slaapbaas altijd op een lange, onaangename reis terecht.

Maarten Hell noemt in zijn boek de waard Willem in de Zwarte Olifant, een herberg bij de Sint Anthoniespoort en een herberg op de Geldersekade. Van de eerste gelegenheid is bekend dat een klant in de gelagkamer aan de praat werd gehouden terwijl anderen zijn bagage doorzochten en geld en kostbaarheden roofden. Van de tweede gelegenheid dat de 'gasten' in stapelbedden moesten slapen onder miserabel beddengoed en kussens die met houtspanen waren gevuld. Van de laatste gelegenheid verscheen een uitgebreid verslag van de bevindingen van twee Duitse broers die wisten te ontsnappen aan de waard door op tijd hun rekening te betalen met van een landgenoot geleend geld. Zo erg als op de afbeelding hiernaast zal het niet geweest zijn, maar het tekent wel hoe de rest van Europa naar de bedrieglijke methoden van 'die Hollanders' keek.

Afb: Spotprent Hollandse slaapbaas met vrouw

Het is misschien niet zo kies om meteen met de ergste soort herbergen en de praktijken van oplichters en uitbuiters te beginnen. Er waren plenty nette herbergen die tevreden waren met een redelijke vergoeding voor hun diensten. In de herbergen in het eerder aangeduide zeevaartkwartier werden behalve kost en logies nog andere diensten aangeboden. Als de werkzoekende nog nooit gevaren had en nu toch een baan aan boord ambieerde, kon hij zorgen voor een vooropleiding. De waard kon optreden als tolk wanneer de varensgast onze taal niet machtig was. Hij kon de werkzoekenden helpen aan adressen van reders. Op de wereldzeeën was Nederlands de voertaal maar alleen voor maritieme zaken en termen. Zodra buitenlanders de stad aandeden op zoek naar werk - en dat waren er nogal wat in de zeventiende eeuw - dan was het zaak dat die man naar de juiste herberg verwezen werd, daar waar de waard hem in zijn eigen taal de weg kon wijzen. Discriminatie van vooral Duitstalige gasten was wijd verbreid. Eveneens van inwoners van landen waar de Republiek net oorlog mee voerde. Dat mochten Engelstaligen ervaren tijdens de vier Engelse Oorlogen.

De voertaal in een bepaalde herberg was ervaren zeelieden wel bekend, anders hielp hen de naam een handje. In de Hasselaersteeg verzamelden zich Duitstalige zeelieden. De namen van de herbergen waren veelzeggend: het Wapen van Hamburg, de Burcht van Emden, de Vorst van Holstein en het Hamburger Oorlogsschip. Op de Zeedijk nog de Keurvorst van Keulen, op de Geldesekade de Stad Wesel en in de Nieuwe Nieuwstraat de Graaf van Oldenburg en de Keurvorst van Saksen. Scandinaviërs konden in de Koningsstraat terecht in de Koning van Denemarken en een gelijknamige herberg in de Warmoesstraat, ook wel de Smak genoemd.

Afb: Prinsjesdag door Jan Steen (detail)

In de laatste helft van de achttiende eeuw kwamen de resultaten de de VOC onder druk te staan. Gelijktijdig werd het moeilijker om de schepen te voorzien van een kundige bemanning. Herbergiers die niet meer aan de vraag van de compagnieën konden voldoen, gingen soms naar het buitenland om actief personeel te werven. Dat de gages voor de onaantrekkelijke reizen flink stegen hielp enigszins. De eigen werving van zeelieden door VOC en WIC verliep steeds moeizamer en was men vooral op de slaapbazen aangewezen. Tegen het einde van de eeuw waren er zo'n 200 in Amsterdam, uiteraard niet allemaal zo onguur als in de introductie geschetst. Herbergen met naam genoemd zijn de Vergulde Draak, de Vergulde Roemer, de Hollandse Tuin en de Brandaris op de Texelsekade. Ook op de Zeedijk en de Geldersekade met al hun zijstegen kwamen concentraties van zeemansherbergen voor.

Afb: Zeemanskist zoals die op de VOC-schepen gangbaar was; internet - publiek domein

Varensgezellen die een reis naar de Oost overleefden brachten vaak exotica mee terug. Dat bestond uit levende exotische dieren of kunstnijverheid. De bedoeling was natuurlijk om die in het thuisland te verkopen. Menig waard was bereid om daarbij te assisteren, door eerst maar eens de spullen op te slaan, hen in contact te brengen met een waard die veilingen van dit soort zaken organiseerde of om de exotica te kopen van de zeeman zodat die meteen over contant geld beschikte. Hoe dan ook, de mate van beloning voor de waard nam allerlei vormen aan, integere of bedrieglijke.

Volgende week gildeherbergen en verzamelplaatsen van andere beroepsgroepen

 

De afbeeldingen komen zoals gebruikelijk uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam, tenzij anders aangegeven

Deze week honderd jaar geleden

Donderdag 31 juli 1919 - Een motie Zwart c.s. wordt staande de vergadering ingetrokken. De motie behelsde het onder verantwoordelijkheid brengen van de wethouder van Publieke Werken van de Gemeentelijke Woningdienst. De motie werd ingegeven door een toespraak van directeur Arie Keppler (foto) van die Dienst, die hij hield op een vergadering van vakbroeders. Hij had daarbij kritiek geuit op B&W en de Raad aangaande woningbouwprojecten in de stad. Nadat B&W de heer Zwart hadden gemeld dat Keppler door hen al op 't matje was geroepen, trok Zwart zijn motie in. Het ging hen er blijkbaar alleen om dat Keppler zich zou matigen.
De kritiek op Keppler is niet mals. Wethouder De Vlugt van PW is het helemaal met Zwart eens. Keppler stagneert bijvoorbeeld de bouw in de Transvaalbuurt doordat bouwtekeningen uitblijven terwijl PW klaar staat om de bouw te beginnen. Keppler zou ook zelden bereikbaar zijn en leek zijn werk niet aan te kunnen. Achteraf zijn we blij met het werk van Keppler (aan hem danken wij de kans die de Amsterdamse School kreeg) maar in 1919 werd hij als een wat ongeleid projectiel gezien, zeker door de liberale en confessionele raadsleden Zwart, Van Os, Hendrix, Roëll en Ter Haar.

Vrijdag 1 augustus 1919 was het dan zover. De opening der ELTA was gereserveerd voor de diverse comités en genodigden. Marinevliegers gaven een demonstratie "landen op het water van het IJ" met watervliegtuigen. Een van de vliegtuigen raakte, voor de ogen van de genodigden, bij de landing het dak een fabriek, maakte een buiteling en belandde op de grond, half in het water. De piloot overleefde de crash maar de mecanicien, zijn collega sergeant Kröger, overleed ter plekke. De ceremonie ging ondanks dit ongeluk gewoon door. Na een speech van voorzitter generaal Snijders, werd de tentoonstelling door Koningin Wilhelmina geopend. Sergeant Kröger werd enkele dagen later, vergezeld door zijn maten van de marine, onder een bloemenzee op begraafplaats Vredenhof aan de Haarlemmerweg begraven.

Oude afleveringen

Hieronder weer een keuzemenu naar oude afleveringen van het jaar 2019. De keuze 2014 t/m 2018 leidt naar de laatste aflevering van het betreffende jaar, met onderaan een eigen menu voor dat jaar.

2014 2015 2016 2017 2018 wk01 wk02 wk03 wk04 wk05 wk06 wk07
wk08 wk09 wk10 wk11 wk12 wk13 wk14 wk15 wk16 wk17 wk18 wk19
wk20 wk21 wk22 wk23 wk24 wk25 wk26 wk27 wk28 wk29 wk30 wk31
 

Aanmelden voor deze digitale uitgave    -    Afmelden voor deze digitale uitgave