weekblad-logo

week 29-2019

Fotoquiz snelste

De snelste met het juiste antwoord op de foto van vorige week was Ria Scharn. De nieuwe opgave komt dan ook van haar. De vraag is:

Waar is dit?
Wat was het eigenlijke onderwerp van deze foto, m.a.w. wat gebeurt hier?

Oplossingen via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

Dit is een restant van een middeleeuws stratenpatroon dat niet door de grote stadsbranden werd aangetast. Als unicum had dit buurtje best bewaard mogen worden maar daar dacht het stadsbestuur honderd jaar geleden anders over. Dit buurtje lag in de driehoek tussen Nieuwendijk, Hekelveld en Stroomarkt en dit straatje was bekend als Groot Hemelrijk. De deelnemers die op de Engelsesteeg gokten, hebben hun suggestie niet gecontroleerd.

Het gedeelte tussen Hekelveld en Engelsesteeg ging tussen 1917 en 1927 in delen tegen de vlakte om plaats te maken voor het gebouw van de Arbeiderspers dat in 1931 opgeleverd werd. Architectonisch was dat best een interessant gebouw maar dat heeft niet mogen helpen. Ook het gebouw van de Arbeiderspers moest in 1971 wijken voor getint glas en gepolijst messing van een sterren-hotel, eerst Sonesta, later Renaissance geheten. Voordeel van het hotel was dat de Engelsesteeg weer opengesteld werd. Die was voor de expeditie van Het Vrije Volk, dat bij de Arbeiderspers gedrukt werd, 's nachts afgesloten geweest.
Anthony Kolder merkt nog op dat de lantaarnpaal een 'galg' heet.

Dit buurtje maakt deel uit van de PDF 'de Kop van de Nieuwendijk' over het ontstaan van dit stadsdeel.

Prentbriefkaart: Stadsarchief Amsterdam

 

Goede oplossingen kwamen van Ria Scharn, Carol de Vries, Minne Dijkstra, Mike Man, Arjen Lobach, Anje Belmon, Jos Mol, Peter Pijst, Han Mannaert, Adrie de Koning, Hans van Efferen, Anthony Kolder,

Fotoquiz: Anje's keuze

Anje kwam deze foto tegen van een oud pakhuis dat als enige mag blijven staan terwijl de rest er omheen geheel of gedeeltelijk afgebroken wordt. De vraag is:

Wat is het adres van dit pakhuis?

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing: Arjen's keuze

Daar zijn diverse deelnemers een straat te ver beland. Dit is dus niet het Beurspoortje tussen Vijgendam en Rokin maar het Sint Pieterspoortje tussen Nes en Rokin. We geven toe dat de sluitsteen boven het poortje niet al te duidelijk op de foto staat, maar als u weet dat er sleutels op horen te staan, is dat met enige fantasie nog vast te stellen. Anthony Kolder meldt dat de sluitsteen met sleutels is veiliggesteld en zal worden herplaatst. De fotograaf stond in de Nes en keek door het poortje naar het Rokin.

Foto's: Stadsarchief Amsterdam

Indachtig Johan's column vorige week is dit weer zo'n doorsteek die 'er aan moest geloven'. In 1911-'12 werden Rokin 19-51 afgebroken voor de bouw van de Rotterdamsche Bank die in 1913 opgeleverd werd. In één van de uitbreidingen van het bankgebouw werd ook Rokin 53 mèt de poort gesloopt en vervangen door een nieuw pand waar opnieuw de Sint Pieterspoort in opgenomen was (rode pijl). De Rotterdamsche Bank werd in 1987 afgebroken voor de bouw van Fortis en Fortis in 2014 voor de bouw van Hudsons Bay. Weg Sint Pieterspoort! Dichtgezet en vervangen door een steeg elders in de gevelrij. Lees over het proces tussen Stadsdeel Centrum en Bouwmij Rokin.

Goede oplossingen kwamen van Anneke Huijser, Ria Scharn, Jos Mol, Anje Belmon, Ton Brosse, Hans Olthof, Harry Snijder, Mike Man, Adrie de Koning, Robert Raat, Han Mannaert, Hans van Efferen, Anthony Kolder,

Heeft u ook een opvallende foto gevonden?

Laat ons meegenieten en stuur hem naar de redactie. Graag via deze link en alléén via deze link a.u.b.
Blijf sturen, zodat wij de aantrekkelijkste platen kunnen kiezen.

Fotoquiz Waar? Wat?

Een beeldje aan een gebouw. Het gebouw staat buiten de Singelgracht. De vraag is:

Aan welk gebouw bevindt zich dit beeldje?
Wie stelt het voor?

Oplossingen graag via deze link

Foto: Pinterest

Oplossing vorige week

Deze foto gaf weinig problemen. We zien hier de DaCosta- en Van Lennepbuurt vanuit de lucht. Rechts slingert de hier niet of nauwelijks genormaliseerde Singelgracht. Onderaan zien we het Van Lennepkanaal (1) dat de Singelgracht met de Kostverlorenvaart verbindt. Dwars daarop de DaCostagracht (2) en de Bilderdijkgracht (3) in een zwakke poging het patroon van de grachtengordel vast te houden.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Gerard Koppers, Ria Scharn, Anneke Huijser, Ton Brosse, Carol de Vries, Jos Mol, Maarten Helle, Anje Belmon, Otto Meyer, Hans Olthof, Peter Pijst, Wim Huissen, Harry Snijder, Mike Man, Han Mannaert, Adrie de Koning, Leo van Geuns, Robert Raat, Emmanuel Zegeling, Hans van Efferen, Anthony Kolder,

Met de camera op pad...

Wat zagen rondvaartboten er vroeger interessant uit. Echte scheepjes. Maar het gaat ons vandaag om de huizen in de achtergrond. Waar staan die? Hints genoeg in de foto, maar dan moet u wel een trouw lezer van dit weekblad zijn. Of de buurt kennen, natuurlijk.

Hoe heet de straat waar de huizen aan staan?

Dit kan een beetje een strikvraag zijn. De straat heet anders dan het water en die straat verandert ook nog een paar keer van naam. Het gaat dus niet om de naam van het water maar om de naam van dit deel van de straat. Controleer uw antwoord daarom.

Laat het ons weten via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Foto van vorige week

Deze foto was dan weer wèl lastig. Fotograaf Han van Gool stond voor Bureau Monumentenzorg in de Spinhuissteeg. De zijstraat die halverwege uitkomt is de Dwars Spinhuissteeg.
De reden voor deze foto zal een op handen zijnde restauratie geweest zijn want het pand nr.3 ziet er vandaag keurig uit.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Hans Goedhart, Ria Scharn, Anneke Huijser, Arjen Lobach, Otto Meyer, Peter Pijst, Anje Belmon, Jos Mol, Mike Man, Robert Raat, Hans van Efferen,

 

Amsterdamse gebouwen -3

Het Koninklijk Paleis - Dam 14

Wie kent het niet? Het Paleis op de Dam, dat niet alleen aan de Dam ligt, maar ook aan de Nieuwezijds Voorburgwal, de Paleisstraat en de Mozes en Aäronstraat. Het werd gebouwd als Stadhuis, ter vervanging van het te klein geworden en tenslotte afgebrande, uit 1393 daterende, gotische raadhuis, dat ook op de Dam stond. Het nieuwe Stadhuis zou ruim anderhalve eeuw dienst doen als stadhuis (1655-1808).

Ontwerper en bouwer
In 1642 krijgt Jacob van Campen (1596-1657) opdracht om een definitief ontwerp te maken voor een Stadhuis op de Dam. Daar doet hij maar liefst 5 jaar over, vooral omdat er tussentijds veel discussie was over omvang en uitvoering. Tijdens de bouw ontstaat er ruzie tussen Van Campen en hoofdopzichter Daniël Stalpert (1615-1676). Van Campen ruimt het veld en Stalpert krijgt de volledige leiding.

Schilderij boven: Gerrit Adriaensz Berckheyde ±1670

Schilderij onder, met stadhuis in aanbouw en in 't midden de waag: Johannes Lingelbach 1656

Bouw en bouwstijl
Op 20 januari 1648 wordt begonnen met het heien van 13.659 palen. Dat is met de toenmalige techniek een hele klus en het heien duurt dan ook tot 28 oktober 1650. De eerste steen was intussen op 28 oktober 1648 wel al gelegd met een zilveren troffel door de Amsterdamse regenten Jacob de Graeff en Sijbrands Valckenier. De bouw is pas in 1665 volledig voltooid!
Het begin van de bouw vindt plaats in het jaar waarin de Vrede van Munster wordt getekend. Daarom moet het Stadhuis een monument voor de vrede worden. Er zullen elementen worden aangebracht die een teken van vrede uitstralen. Het gebouw is gebouwd in de stijl van het Hollands classicisme en wordt het achtste wereldwonder genoemd. Voor de muren werd vooral gebruik gemaakt van Bentheimer zandsteen.
Midden in het gebouw ligt de Burgerzaal. Het was een soort overdekt plein, naar Italiaans voorbeeld, waar burgers elkaar konden ontmoeten. In het gebouw waren vele voorzieningen zoals kerkers voor de gevangenen, kantoren voor de bestuurders en ambtenaren, kluizen, trouwzalen, het politiebureau. 

Schilderij onder: Stadhuis met daarachter de nooit uitgevoerde toren van de Nieuwe Kerk; onbekende schilder ná 1650

Bestemming en gebruikers
Amsterdam is ontstaan rond de dam die in de rivier de Amstel werd gelegd. En zoals gebruikelijk kwam het Stadhuis bij die dam te staan, want daar was het 'handelscentrum' en daar paste het 'bestuurscentrum' goed bij. Dit oude Stadhuis werd in het midden van de 17e eeuw te klein. Daarom werd in 1639 bekend gemaakt dat er plannen werden gemaakt voor een nieuw Stadhuis op de Dam. Omdat het oude Stadhuis in de nacht van 6 op 7 juli 1652 volledig uitbrandt, verhuizen de ambtenaren eerst nog even naar de Princenhof, maar in 1655 kunnen zij naar het nog niet geheel afgebouwde nieuwe Stadhuis, dat we tegenwoordig alleen nog kennen als het Paleis op de Dam.

Foto: Vierschaar © Erwin Meijers Amsterdamse Grachtenhuizen

In 1808 wordt het Stadhuis ingenomen door Napoleon om het aan zijn broer, koning Lodewijk Napoleon en zijn gemalin Reine Hortense, als paleis ter beschikking te stellen. Het stadsbestuur verhuist voor de tweede maal noodgedwongen naar de Princenhof aan de Oudezijds Voorburgwal. Na het verjagen van Napoleon is er lange tijd een onduidelijke situatie over de eigendom van het Stadhuis/paleis. Eerst werd het gebouw teruggegeven aan de stad, maar vervolgens werd het als tijdelijk paleis ter beschikking gesteld van het koningshuis. Koning Willem I betrekt het paleis, althans hij krijgt de beschikking over een aantal vertrekken. Lange tijd lijkt het 'eens gegeven, blijft gegeven'. Uiteindelijk heeft het rijk pas in 1935 het gebouw definitief erkend als Koninklijk Paleis en de gemeente voor de bouw van een nieuw Stadhuis financiële compensatie geboden door 10 miljoen gulden te geven.

Foto: Balkon aan het paleis, de 'bijdrage' van Lodewijk Napoleon in 1808

Af en toe laaide de discussie over het gebruik van het Paleis weer eens op. Ten tijde van het huwelijk tussen prinses Beatrix en prins Claus in 1966 wordt het gebouw door de Provobeweging uitgeroepen tot 'de collectieve Klaastempel van het magies centrum'. Ook oud-wethouder Han Lammers, inmiddels landdrost van Flevoland, wakkert het vuurtje aan door het gerucht te verspreiden dat het bruidspaar van plan is het paleis zelf in gebruik te nemen. Het resultaat ervan is dat besloten wordt het paleis voor publiek open te gaan stellen.

Afb. links: actieposter

Afb. onder: links Burgerzaal 1864, rechts Mozeszaal 1896

Wetenswaardigheden 
Het huidige paleis werd op 27 juli 1655 officieel ingewijd als Stadhuis. Bij die gelegenheid kregen alle Amsterdamse burgemeesters, er waren er dus meerdere, een penning. één is nog altijd in het bezit van de familie Six. Hoewel Jan Six I, heer van Wimmenum en Vromade (1618-1700), wel in de zogenaamde Vroedschap zat, maar pas in 1691 burgemeester was, is het aannemelijk dat deze penning afkomstig is van zijn schoonvader, de burgemeester en hoogleraar Prof. Tulp, met wiens dochter hij in 1655 was getrouwd.
In het Stadhuis werd ook de Amsterdamse Wisselbank gevestigd in enige vertrekken aan de zuidzijde, waarvoor ook een grote kluis was ingebouwd. De Wisselbank had als belangrijkste taak om geldtegoeden te beheren en te zorgen voor betalingen van de ene klant aan de andere. Het was in feite een voorloper van de latere Gemeentegiro. Omdat er ook gouden en zilveren munten werden omgewisseld kwam de Wisselbank aan zijn naam. Later werden er ook leningen verstrekt, hoewel dat eigenlijk niet mocht, maar ook hier gold: 'Geld stinkt niet'!

Afb. onder: links Antichambre (galerij E; ±1900), rechts Schepenenzaal, ook wel troonzaal genoemd

Heeft u vroeger ook geleerd via een ezelsbruggetje te onthouden op hoeveel palen het Stadhuis was gebouwd? Wij leerden dat je het aantal dagen in het jaar moest nemen (365), een 1 ervóór en een 9 erachter, zo kwam je aan 13.659. Maar laten nu tijdens een van de vele verbouwingen 2 palen verdwenen zijn! Het zijn er nog 'maar' 13.657.

Schilderij onder: achterzijde stadhuis aan de Nieuwezijds Voorburgwal, Gerrit Adriaensz Berckheyde ±1665

De afbeeldingen zijn beschikbaar gesteld door de auteurs en komen uit het publieke domein, tenzij anders aangegeven

Column: winkelwaardigheden -6 (slot)

inkels zijn nu onlaain meneertje.’ Dat zei de man die woensdag naast me zat op het bankje op het Haarlemmerplein. ‘Weeddu wat ‘t is, meneertje, de winkels benne… o wacht U es effe, U bent die meneer die toen een hassebassie met mijn dronk in ‘de Blauwe Druif’, nou zien ik het. We sate toen over die kleine nerinkies en negotietjes te prate. Weeddu wat ’t is meneertje’ ging Dirrek verder,’dat onlaaingezeik benne delui spuugzat. Vroeger, vroeger hè, ginge we gaarne naar de Regulierbree. Met se alle, effe naar de Galeries Modernes kijke naar aparte spulletjes, effe ’n bioskopie pikken in de doordraaicinema van de Cineac. Trouwens, trouwens…’ ‘Ja?’ ‘Trouwens, Dirrekie is nog wat vergete! We hebbe ’t steeds over mooie kleine winkeltjes, met leuke grappige spulletjes, maar as je effe goed kneist, hebbe we ’n hele tak vergete!’ ‘O ja?’ ‘Ja, de vreetsjops, we hebbe de vreetsjops vergete! Ineens mos ik er an denke, vanwege dat ik het net over de Regulierbree had. Daar haalde we altijd een smakelijk gebakkie bij taartenbakker Kwekkeboom, of een korreketje, de lekkerste. Nou ja,de lekkerste, op die van van Dobben na, tuurlijk, die zat er pal bij. Man, man, man, de lui verdronge mekaar in die kleine ruimtes om maar ‘n korreketje van van Dobben te kenne score, de beste van heel de Benelux, meneertje!! Liep je ’s nachts na ‘n kroegetoggie op het Leidseplein of het Spui, kreeg je na al die jajem een opspelende maag van de geeuwhonger, nou dan was Broodje van Kootje altijd nog wel open; daar nam je dan effe ‘n broodje ameerikèn. Kootje knalde ‘n paar grote kluite met dat spul met wat mayo erdoor geloof ik met zo’n spatel op je verse bol en hoppa, wég honger.

’t Was ‘n complete maaltijd, ‘t was ‘n begrip, meneertje,  effe ‘n ‘Broodje van Kootje!’. Weggeconcurreerd meneertje door die dure horecazake en die supermarkte! Nou mot je naar Alkmaar voor je broodje! Kwekkeboom, weggepest vanwege de dure hure! De viswinkel in de Leidsestraat - kennu die? - weggepest door de gemeente omdat je daar geen harinkie mag eten. Alleen van Dobben houdt nog stand. En van der Linde met zijn korreketjes en overheerlijke slagroomijs. Ze komme vanuit Groninge hier op de Nieuwendijk ‘n ijssie halen, al vanaf de dertiger jare! Altijd ope. Allemaal in ‘n smalle rij naar binne en met je grote bol ijs langs de zelfde rij wiebelend weer naar buite!’ ‘Ik krijg er trek van,’ zei ik. ‘Nou, wat let ons Thijs, we lopen de Haarlemmerdijk af en ‘n stukkie Nieuwendijk en we neme een dubbele hoorn, Dirrekie trakteert!’

PS
Ik kan nóg wel een paar stukjes schrijven over al die kleinewinkeltjesnostalgie en mijn afschuw verwoorden over al die nutteloze en schimmige Nutellawinkeltjes, bedrukte T-shirts-zaakjes, toeristenlokkende shops met houten tulpen en fluorescerende namaakklompen etc. etc, maar het is U nu wel duidelijk, sympathiserende lezer, mensen die graag met mensen praten, mensen die willen voelen en ruiken aan de door hen begeerde nieuwe schoenen en er ook nog ambachtelijke informatie over willen hebben e.d... die mensen gaan samen met mij en Dirrekie strijden voor een retrostroming van de klein-maar-fijn-negotie. Binnenkort maken we ons gironummer bekend.


Bij de foto's: (klik eventueel de foto's voor meer informatie)

Kwekkeboom, Reguliersbreestraat 36 (foto Kwekkeboom)

The Seafood Shop, Leidsestraat 61

Broodje van Kootje, Leidseplein 20

Van Dobben, Korte Reguliersdwarsstraat 5-9

Van der Linde, Nieuwendijk 183

 

Foto's beschikbaar gesteld door de columnist

Herbergen in Amsterdam -2

Maarten Hell promoveerde in 2017 op een proefschrift over alle soorten van herbergen in Amsterdam, van de Middeleeuwen tot 1800. Wij lopen de verschillende herbergen in de stad aan zijn hand langs.

Veilingherbergen
Wij gaan u niet belasten met nog weer eens het succesverhaal van Amsterdam vertellen, van de stapelmarkt waar de hele wereld zijn exotische waren inkocht en waar de kooplieden schathemelrijk door werden. Het gaat er nu even om hoe die stapelgoederen aan de man gebracht werden. De VOC had zijn eigen circuit met zelf geïmporteerde goederen, eigen opslagplaatsen en een eigen veilinggelegenheid: het Oostindisch Huis in de Oude Hoogstraat. De WIC idem dito. De eenvoudiger goederen, zoals zuidvruchten, werden op de diverse markten verhandeld en alles daar tussenin in veilingherbergen. Niet elke herbergier kon zomaar een veiling organiseren; daar was vergunning van het stadsbestuur voor nodig, zogenaamde privileges. De rol van de betrokken herbergier kon heel ver gaan. Hij faciliteerde niet alleen de veilingruimte, notaris en bedienden, hij trad soms op als kredietverstrekker, regelde borgstellingen, accepteerden wisselbrieven en een enkele keer vervingen zij zelfs de notaris. Dan hebben wij het over herbergier Jan Zoet van herberg Baanbrug, Haarlemmerdijk 147, hoek Baanbrugsteeg. Jan Zoet was niet zomaar herbergier..., hij was ook dichter maar daar kon je niet van leven.
Veilingen in herbergen hadden een enorm voordeel boven de beurs of de veilingen van de compagnieën. De herbergier bood de gelegenheid om de in de regel kleinere partijen koopwaar tijdelijk op te slaan zodat potentiële kopers de waar zelf konden testen op kijkdagen. Andere veilingen moesten het met productbeschrijvingen of monsters doen en daar werd steeds weer mee geknoeid of door niet-optimale opslag was er verlies aan kwaliteit dan wel bederf.

Schuin tegenover de Korenbeurs aan het Damrak stond herberg De Koning van Polen. Het huidige nr.44, vlak bij de Mandenmakerssteeg, dat enkele malen herbouwd werd, kent u misschien nog als De Beursbengel. De herberg had vele functies; we kennen het als advertentiebureau waar brieven onder nummer voor kranten konden worden afgegeven. Het had voor de handelaren van de Korenbeurs ook een belangrijke functie, namelijk uitwijk bij slecht weer om een deal af te ronden of - bij guur weer - de kistjes met monsters naar toe te verhuizen zodat die niet nat werden of de inhoud eruit wegwaaide. De Korenbeurs was namelijk een open ruimte met minimale afdakjes langs de randen. In de herberg was het warm en je kon er wat drinken en eten. De herbergier was ook niet te beroerd om kleine partijen afwijkende waar, bijvoorbeeld maïs, op te slaan. Zo kon de verkoop ter plekke rond gemaakt worden. Ook al kan je hier niet van veilingherberg spreken, het zat er dicht tegenaan.

Al sinds de 15de eeuw zijn veilingen van huizen, schepen en grondstukken in herbergen (drinkhuizen) bekend, zowel executoriale als (vrij-)willige verkopingen. Dat was een lucratieve zaak voor de waard want dit betekende steeds kapitaalkrachtig publiek in de zaak. Bovendien kreeg de waard een provisie, rantsoen of wijnkoop genoemd. In later eeuwen werd het uit Engeland geïmporteerde systeem van opbod en afslag gehanteerd. Er werd eerst bij opbod verkocht en dan nog eens vanaf een veel hoger bedrag bij afslag. De hoogste bieder van de eerste ronde kreeg een premie (plokgeld) als na de afslag het eindbedrag hoger was als zijn eerste bod. Een prachtinstrument waarmee je amateurbieders of jagers op plokgeld een oor kon aannaaien.
Van ouds werden deze veilingen gehouden in herberg De Prins aan de Dam of De Vogelstruis, Danziger Jonkvrouw of de Drie Friezen (Nieuwendijk). Er ging zoveel premie voor de waard bij dit soort veilingen; ƒ7 voor huizen tot ƒ600 en wel ƒ75 voor een grachtenpand van ƒ30.000 of meer. Daarom trok de stad die verkopingen naar zich toe en liet ze na 1650 uitsluitend in het Oudezijds Herenlogement (li.boven) houden. Die gelegenheid was stadseigendom en werd verpacht. Via de pachtsom kon men de enorme winsten afromen; in 1650 betaalde de waard ƒ4.400 pacht en na 1781 werd dat zelfs ƒ10.000 en daarmee het duurste etablissement in de stad.
Na 1651 werden de schepen uit het pakket gehaald en naar het Nieuwezijds Herenlogement (links; Haarlemmerdijk, nu -straat) verplaatst. Scheepsveilingen waren een ander hoofdstuk. Verkopingen waren altijd op vrijdag en de bieder werd geacht een kamer te betrekken voor minstens één nacht. Deed hij dat niet dan was hij een vast bedrag van ƒ3:3 verschuldigd aan de waard, of hij gekocht had of niet.

Hout was in vroeger eeuwen het belangrijkste bouwmateriaal en het was in grote hoeveelheden nodig. Holland blonk niet uit in uitgestrekte bossen en alle hout moest dus geïmporteerd worden. Loofbomenhout kwam uit het zuiden en oosten, naaldbomenhout uit het noorden. Het werd per schip over zee aangevoerd of in vlotten over de rivieren. En dan moest het aan de man gebracht worden. Van stadskaarten en -profielen weten we dat de Texelsekade voor de opslag in houttuinen gebruikt werd (afb.links), later verplaatst naar de Haarlemmer- en Nieuwe Houttuinen. Op de Nieuwendijk concentreerde zich de handel in hout, met name herbergen de Drie Morianen (Nieuwendijk 121), er tegenover De Witte Zwaan (Nieuwendijk 122) en de Vergulde Draak (hoek Damrak en Texelsekade, waar nu Victoria staat) worden steeds weer genoemd. De houtopslag verplaatste wel, maar de veilingen in vooral De Witte Zwaan bleven standvastig. In 1688 wist waard Jan Hoos zelfs beëdigd makelaar te worden. Er is hevig aan de monopoliepositie van De Witte Zwaan gemorreld maar kopers en verkopers waren heel tevreden met de locatie en bleven trouw. In 1877 keerde het tij; de houtveilingen werden verplaatst naar Frascati waar ze in de 20ste eeuw nog doorgingen.

Een apart publiek kwam naar de veilingen van wijn, brandewijn, azijn en slijters-restanten af. Die vonden aanvankelijk overal in de stad plaats maar in 1700 kreeg de Keizerskroon in de Kalverstraat het alleenrecht op die veilingen. De Keizerskroon was eigendom van het Burgerweeshuis; het had immers, tot het weeshuis het Sint Luciënklooster ter beschikking kreeg, zelf als weeshuis gefungeerd. Het oude gebouw werd niet verkocht maar verhuurd. De regenten van het weeshuis waren niet te beroerd om het monopolie uit te buiten door hogere huursommen te vragen aan de uitbaters en er zelfs toe overgingen de pacht bij opbod te veilen.
Veel hield de waard niet over aan de veilingen, nl. drie gulden per veiling. Hij moest het helemaal van het verteer van de altijd kapitaalkrachtige bezoekers hebben. Daarnaast verhuurde hij delen van het pand als permanente vergaderruimte. Dat het geen vetpot was, blijkt uit het grote verloop van uitbaters.
In 1725 besloot het weeshuis het enigszins bouwvallige etablissement af te breken en opnieuw op te bouwen. Dat deed de aannemer in twee maanden tijd, wat een record genoemd mag worden voor zo'n groot pand. De veilingen gingen daarna vrolijk verder.

 

Een aparte branche was de kunsthandel via veilingen. Die handel heeft een hele ontwikkeling doorgemaakt, eerst als onderdeel van boedels die geveild werden, maar waar ze later uit losgeweekt werden om in de Keizerskroon in de Kalverstraat een vaste stek te krijgen. Eind 17de eeuw verdwenen de kunstveilingen uit de Keizerskroon, dat zich verder op wijnen stortte. De kunsthandel stapte over naar het Oudezijds Herenlogement om vanaf dan exclusief daar geveild te worden. Dat gold dan wel voor objecten van hoge kwaliteit. De mindere waar bleef in de boedels die door de hele stad heen geveild werden en niet alleen in herbergen met privilege. Dankbare concentratie van boedelveilingen kwam van de weeshuizen. Kinderen van overleden ouders werden opgenomen maar de bezittingen van de ouders werd geveild om de kosten te dekken. Deze veilingen werden bij voorkeur in De Drie Morianen (Nieuwendijk 121) gehouden. Dat was een veel groter complex dan op het eerste gezicht leek. In vroeger eeuwen liepen de huizen aan de oneven kant van de Nieuwendijk door tot aan het Damrak. Na splitsing werd het achterste deel Damrak 34, Den Gulden Salm.
Veel geziene gasten op die veilingen waren de vrouwen die de verkoop van gebruikte kleding als professie hadden. Zij waren zo bedreven in dit werk dat zij door de weeskamers als 'schatsters' ingehuurd werden om de basisprijs voor een partij goed vast te stellen. De weeskamers hadden ook last van vrouwen, veelal nadat ze goed op hun veilingen hadden gekocht, die - tegen de regels - her en der in de stad op straat, op bruggen of voor hun huis verkochten. Aan handhaven dacht de stad niet.

Afbeelding: Verkoping van schilderijen op de binnenplaats Oudezijds Herenlogement

Er waren buiten deze gespecialiseerde veilingen nog diverse herbergen die alles veilden wat ze binnen konden krijgen. Zo begon ook De Brakke Grond in de Nes, maar daaruit ontsproot later wel een specialisatie: thee en tabak of meer algemeen: koloniale waren. De handel in De Brakke Grond begon onderhands in de gelagkamer en gedurende de tweede helft 17de eeuw werd het één van de drukste veilingherbergen van de stad, te meer daar de VOC het als een soort dependance ging gebruiken. In de toptijd was er om de dag wel een veiling. Door de WIC werd het dé plek waar West-Indische tabak werd geveild. Ook al kennen wij De Brakke Grond vandaag als redelijk omvangrijk theatercomplex, in vroegere tijden had de herberg geen gelegenheid om partijen op te slaan en lagen die altijd elders.
De gekste producten werden hier geveild: van ijzeren staven tot kristal en porselein, van papier tot limoensap.
Na het faillissement van de VOC bleven de theeveilingen in de Brakke Grond, geleid door hetzelfde personeel als voorheen. Ook toen de Indische waar onder de Nederlandsche Handel Maatschappij vielen, bleven de veilingen van koloniale waren in De Brakke Grond, tot ver in de 20ste eeuw.

In 1636-'37 kwamen enkele herbergen in beeld die nooit veilingen hadden georganiseerd maar nu druk bezochte veilingen hielden in tulpenbollen en hyacintenbollen. Dit waren de jaren die als Tulpomania te boek staan, de tulpengekte. Alhoewel het centrum daarvan in Haarlem was, zijn minstens twee Amsterdamse herbergen bekend geworden door de tulpenhandel: Het Witte Wambuis achter de Nieuwe Kerk en De Menniste Bruiloft in de Oudebrugsteeg 23. Die laatste herberg had de rest van de jaren gefungeerd als rariteitenkabinet met zijn zes verdiepingen tellende collectie bewegende beelden die werden aangedreven door water dat permanent omhoog gepompt en naar beneden geleid werd. Maar deze paar jaren werden hier onder toeziend oog van uitbater Jan Teunis tulpen verhandeld. Het Witte Wambuis had normaal weer een andere functie, als tijdelijke opvang voor de Boeyen in het stadhuis, als die helemaal vol zaten met misdadigers. De lichte gevallen werden dan in de herberg opgesloten.
Toen de tulpen-bubbel barstte, lachten alle mensen die met de voeten op de grond waren gebleven zich een kriek. De spotprenten waren geënt op Jeroen Bosch' allegorie van de hooiwagen en de hysterie daarom heen, in dit geval in de vorm van Flora's Mallewagen of Flora's Gecks-kap (ets hierboven). Lees ook het artikel in Ons Amsterdam over Flora's zotskap.

Alle afbeeldingen bij dit item (behalve het schilderij) komen zoals gewoonlijk uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam
(wat moesten we zonder?)

Volgende week de slaapholen, de mindere broertjes van de logementen

Deze week honderd jaar geleden

Woensdag 23 juli 1919 - Lichte paniek in Amsterdam en... niets nieuws onder de zon: de woningnood is de schuldige. Het Gemeentelijk Bureau voor Statistiek maakt bekend dat in het eerste halfjaar van 1919 het inwonertal gezakt is, van 644.070 tot 642.219. Alleen in mei al verlieten 4860 Amsterdammers hun stad en dat werd niet bij benadering goedgemaakt door 3520 nieuwe vestigingen. Dat geeft meteen aan waar de schoen wrong. Op 1 mei verlopen traditiegetrouw de huurcontracten en wordt er veel verhuisd. De schuldige is inderdaad de woningnood in Amsterdam. Het geboorteoverschot van 191 zielen hielp daar ook al niet bij.

Afb: Omslag rapport 2019, honderd jaar later

en dan nog even over...

...de noodwoningen in Tuindorp-Oostzaan (rubriek honderd jaar geleden). Wij stelden dat de overstroming van 1960 zo huisgehouden had, dat de noodwoningen afgebroken en herbouwd moesten worden. Dat blijkt niet juist, zo kregen wij van Ruud van der Sluis te horen, die er geboren is. Hieronder zijn commentaar.

"De aanvankelijk noodwoningen staan er nog steeds. Uiteraard heeft de watersnood in 1960 sporen nagelaten maar die werden met inzet van vele aannemers en andere bedrijven, waaronder de NDSM, hersteld. Dit betrof hoofdzakelijk herstel van ramen, deuren en leidingwerk. De bij de bewaking, verzorging en herstel betrokkenen ontvingen later een penning (zie links en onder). Er zijn dus geen woningen afgebroken, sterker nog, van de aanvankelijk eerste bouw worden nu, na leegkomen, van twee woningen één gemaakt. Binnenkort bestaat Tuindorp Oostzaan als woongemeenschap 100 jaar. Er kan nooit gezegd worden dat op datum X de eerste paal is geslagen. De aanvankelijk en dus nog steeds bestaande noodwoningen zijn namelijk niet onderheid maar staan op betonnen platen op de toenmalige IJ bodem. De prijzen voor deze woning liggen nu rond de drie ton. Het voormalige arbeidersbolwerk wordt nu deels heel langzaam maar zeker een yuppenkolonie.
Tuindorp is in vier delen gebouwd, eerst de op de website genoemde woningen voor de gemeente Amsterdam, het oude deel. Later, rond 1937-1938, de uitbreiding ten zuiden van de Meteorensingel. De Meteorensingel werd toen (voor een deel) hernoemd tot Meteorenweg. Die uitbouwfase betrof woningen voor de katholieke woningbouwvereniging “Het Oosten”. Deze woningen waren gelegen aan de van oost naar west parallel aan de Meteorenweg lopende Vegastraat, die dezelfde lengte had als de Meteorenweg. Aan de andere kant van de Vegastraat, tegenover de woningen van het Oosten, werden woningen gebouwd voor de “Algemene Woningbouw Vereniging”. De Vegastraat kende daardoor een “Roomse” en een “Rooie” kant.
Later is op het hoge land het Tuttifrutti dorp gebouwd. Deze naam is ontstaan doordat deze straten, in tegenstelling tot “de put” niet naar hemellichamen waren vernoemd maar naar fruit. Doordat de gemiddelde Tuindorper (op de eigenaar van de ijssalon na) geen Italiaans sprak en Tuindorpers ook van simpele oplossingen hielden, werd het dus Tuttifrutti. Het begrip “hoge land” is ook zo iets. Het land, het voormalige zweefvliegveld lag niet hoger maar Tuindorp wel lager. Zelf in Amsterdam Noord werd altijd wat geringschattend over Tuindorp Oostzaan gesproken. Lager dan daar kon je immers niet zinken.
De laatste bouwfase, in mijn tijd, was het meest westelijke deel van Tuindorp, de z.g.n. Goudkust. Waar die naam op gebaseerd is, is mij nog steeds niet duidelijk. Het is voor mijn gevoel nog immer een nietszeggend deel van het dorp.
Ook in Tuindorp getogen, maar niet geboren, is Peter Faber. Dit laatste maakt Tuindorp natuurlijk niet extra bijzonder, wel het feit dat er in het dorp 8 scholen, 5 kerken, 4 winkelgebieden, 1 bibliotheek/leeszaal en 1 bioscoop waren (met de nadruk op “waren”). Die ene bioscoop is op zich ook niet zo bijzonder maar wel als we ons realiseren dat in heel Amsterdam Noord maar twee bioscopen waren, de “Astoria” (werd in de zestigerjaren een supermarkt) en in Tuindorp dan het Zonnehuis. De laatste werd ook veel gebruikt voor try-outs waaronder ook Jos Brink.
Nog even iets over de Noorder IJpolder. De polder is heel simpel ontstaan, een dijk van Zaandam naar de Oostzaanse overtoom aanleggen, leegpompen en verkavelen. Onderaan de Oostzaner Zeedijk, nadien (en nu, voor zover nog herkenbaar) de Oostzanerdijk genoemd, kwam de Ringweg, tijdens de eerste bouwfase tot Kometensingel hernoemd. Haaks daarop de Middenweg. Deze liep vanaf de Ringweg naar de Noorderkanaaldijk. Dit werd deels de latere Plejadenweg".

Oude afleveringen

Hieronder weer een keuzemenu naar oude afleveringen van het jaar 2019. De keuze 2014 t/m 2018 leidt naar de laatste aflevering van het betreffende jaar, met onderaan een eigen menu voor dat jaar.

2014 2015 2016 2017 2018 wk01 wk02 wk03 wk04 wk05 wk06 wk07
wk08 wk09 wk10 wk11 wk12 wk13 wk14 wk15 wk16 wk17 wk18 wk19
wk20 wk21 wk22 wk23 wk24 wk25 wk26 wk27 wk28 wk29 wk30 wk31
 

Aanmelden voor deze digitale uitgave    -    Afmelden voor deze digitale uitgave