weekblad-logo

week 24-2019

Fotoquiz snelste

De snelste met het juiste antwoord op de foto van vorige week was Arjen Lobach. De nieuwe opgave komt dan ook van hem. Zoals we vaker van Arjen krijgen, is het een sloopfoto.
De vraag is:

Welke kruising is dit?

Oplossingen via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

Deze foto bleek toch moeilijker dan wij dachten. Het is een smalle straat en de goede waarnemer zag de bovenleiding van een tram. Ria Scharn stelde ook vast dat het om een enkelspoor gaat en inderdaad is de Amstelstraat ter plekke nog steeds enkelsporig. En dan de vraag wat er in de Amstelstraat afgebroken werd. De keus is tussen het Centraal Theater en het Floratheater. De opmerking "eindelijk opgeruimd" duidt op het Floratheater dat pas jaren na de brand werd gesloopt. Hieronder een foto van de puinhoop die al die jaren achter de schutting verborgen bleef.

De brand was overigens op 12 februari 1929 (foto hieronder) en de afbraak van de nog overeind staande muurfragmenten startte in oktober 1941. Daarop volgde het opruimen van de puinhopen (foto links) in 1952 en dat zijn de "elf" jaar uit de beschrijving bij de foto. Pas in 1953 verrees bioscoop Flora als speciaal Disney-theater.

Lees meer over brand, opruimen en nieuwbouw in Ons Amsterdam

De zijstraat die uitzicht op de Binnen-Amstel biedt, is de Wagenstraat.

Beide foto's: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Mike Man, Adrie de Koning, Ria Scharn, Robert Raat, Hans van Efferen,

Fotoquiz: Rob's keuze

Op de originele foto verraden de borden aan de gevel de bestemming van dit pand dat door een instelling in gebruik genomen is.

Haar vraag bij deze foto is:

Wat is het adres van dit pand?

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing: Anje's keuze

Dit afwijkende perceel vindt u aan de Lijnbaansgracht in het blokje tussen Palmgracht en Kromme Palmstraat. Het pand heeft een nummer op de Lijnbaansgracht met een inpandig achterhuis (met het rode pannendak op de foto hieronder) dat raar ingrijpt op de omliggende percelen. Kortom, een locatie met een lange geschiedenis. Die blijft echter verborgen voor ons, niets over te vinden.
Het was wel opvallend hoe vaak we hoorden dat het afwijkende pandje nog wel op het netvlies stond, maar dat er even goed gegraven moest worden voor de foto gelokaliseerd kon worden.

Koddig waren de oplossingen van hen die een tweede foto van dit pandje vonden dat als adres Lijnbaanstraat 15 vermeldde. Deze fout wordt door SAA verbeterd!

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Rob Philip, Ria Scharn, Arjen Lobach, Carol de Vries, Anneke Huijser, Otto Meyer, Jos Mol, Maaike de Graaf, Mike Man, Jan Snijders, Adrie de Koning, Robert Raat,

Heeft u ook een opvallende foto gevonden?

Laat ons meegenieten en stuur hem naar de redactie. Graag via deze link en alléén via deze link a.u.b.
Blijf sturen, zodat wij de aantrekkelijkste platen kunnen kiezen.

Fotoquiz Waar? Wat?

Een straat met een bioscoop, maar welke? De situatie in deze straat is al lang geleden door afbraak veranderd en recenter nog een keer. De vragen zijn:

Welke straat is dit?
Welke bioscoop is dit?

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

Wij hadden niet verwacht dat er zo vaak op het Panoramagebouw gegokt zou worden. Die deelnemers hebben hun eerste ingeving niet gecontroleerd, want dan hadden zijn vastgesteld dat dit niet klopt. Zij hebben zich door de lantaarn op het dak laten foppen. Dit was de Parkschouwburg aan wat toen de Plantage Doklaan was en nu Anne Frankstraat heet. Plantage Parklaan is uiteraard ook goed. De foto werd gemaakt kort voordat de schouwburg in 1912 afgebroken werd. Hij was genoemd naar Het Park waar hij in stond. Van Het Park is nog een klein deel over dat vandaag Wertheimpark heet. Om iets meer van Het Park te ervaren bekijkt u nog eens een vorige aflevering van deze digitale krant (rubriek: deze week honderd jaar geleden).

Goede oplossingen kwamen van Harry Snijder, Mike Man, Arjen Lobach, Ria Scharn, Anneke Huijser, Gerard Koppers, Maaike de Graaf, Maarten Helle, Jos Mol, Adrie de Koning, Onno Boers, Robert Raat, Leo van Geuns, Anthony Kolder, Hans van Efferen,

Met de camera op pad...

Ramptoerisme kan je dit noemen. Deze menigte mensen is niet aan het winkelen maar komt van of gaat naar een gebeurtenis. De vragen zijn:

Welke straat is dit?
Wat is de gebeurtenis?

Laat het ons weten via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Foto van vorige week

Meestal werd Misset er op uitgestuurd als er iets dreigde te verdwijnen, maar dit brok houtsnijwerk zit er vandaag nog steeds, boven de ingang van café De Kat in de Wijngaert op het adres Lindengracht 160.
Na enkele zeer moeilijke opdrachten in de voorbije weken mocht er wel weer eens iets makkelijks tussen door, alhoewel er ook nu weer gemopperd werd dat dit véél te makkelijk was. Onno Boers bericht nog dat dit een van de weinige houten gevelborden is die behouden bleven.
Dit is historische grond: hier voor de deur begon het Palingoproer in 1886.
Voor hen die de opmerking over "begroeiing" niet begrepen: zie onderstaande recente foto.

Tekening: Herman Misset -1908
Bron: Stadsarchief Amsterdam; Foto onder: collectie Ton Brosse

Goede oplossingen kwamen van Anneke Huijser, Harry Snijder, Mike Man, Arjen Lobach, Jos Mol, Carol de Vries, Maaike de Graaf, Ria Scharn, Adrie de Koning, Ton Brosse, Emmanuel Zegeling, Onno Boers, Robert Raat, Anthony Kolder, Hans van Efferen,

Nieuw: aanleiding en gevolg

Deze affiche hoort bij een tentoonstelling die opgezet was door een comité dat de Amsterdamse bevolking wakker wilde schudden. Aanleiding was een onzalig plan dat diep zou ingrijpen op de oude binnenstad tot meerdere eer en glorie van het verkeer en het zakenleven.
“De komende tien jaar zullen de beslissing brengen of de schoonheid van Amsterdam behouden en hersteld zal worden dan wel definitief te gronde gaat.”
Woorden die uitgesproken werden tijdens een protestvergadering die een maand later leidde tot de oprichting van een comité onder leiding van enkele bekende en actieve Amsterdammers. De vraag die het comité aan de Amsterdammers stelde was: “Wat kunnen we doen om het verval van de binnenstad te keren?”
Het eerste initiatief was een mobiele tentoonstelling die achtereenvolgens te zien was in De Bijenkorf, het Van Nispenhuis en in Arti et Amicitiae. Het werd een daverend succes en een stroom reacties was het gevolg. De vragen zijn:

Welk onzalig plan triggerde deze actie?
Welk maatschappij werd een jaar later opgericht om de daad bij het woord te voegen?

Heeft u een idee? Laat het ons weten via deze link

Verkeersregeling in Amsterdam

Het gaat u vast net zo als ons bij het kijken naar oude films van Amsterdam waar iedereen de straat maar gebruikt zoals 't hem/haar uitkomt. Dwars over kruispunten, aan de linkerkant van de weg, vlak voor karren en wagens langs lopen..., ze deden maar wat. Als je daar verder induikt, blijkt dan ook dat de stedelijke overheid zijn problemen gehad heeft om de burger op te voeden. In 1902 werd een politieverordening van kracht die wielverkeer dwong aan de rechterkant van de straat te rijden en in 1906 werd het Motor- en Rijwielreglement van kracht die nadere regels voor weggebruikers vastlegde. In 1912 stuurde B&W een commissie naar Hamburg, Dresden, Leipzig en Keulen om de verkeersregeling daar te bestuderen. Datzelfde jaar nog werd de Verkeersbrigade opgericht.

Dit is de Dam in 1913. Agent Gerrit Brinkman, één der eerste leden van de Verkeersbrigade, staat op de rijbaan van Damrak naar Rokin het verkeer van Damstraat naar Paleisstraat te regelen. Als het drukker wordt krijgt hij van een collega assistentie ter hoogte van de Kalverstraat om af en toe de voetgangers een kans te geven over te steken. Van speciale en opvallende kleding was nog geen sprake, op de enkele witte manchet na. U zou kunnen denken dat de agent zich tot de voetganger wendt om hem te wijzen op zijn foutief oversteken, maar niets is minder waar. Verkeersagenten waren nauwelijks geïnteresseerd in voetgangers en hun weggebruik. De agent bij de Kalverstraat was een unicum.

De eerste verkeersbrigade telde 12 politieagenten waarvan er 10 op deze foto uit 1919 staan. Behalve de (nu gestreepte) manchet droegen de agenten toen ook witte handschoenen. Deze brigade was onderdeel van de Dienst Voerwezen van de Politie, waar ook de Bereden Politie onder ressorteerde.
Basis voor de verkeersbrigade was het Hoofdbureau van Politie op de Oudezijds Achterburgwal.

Medio 20-er jaren werd het stopbord geïntroduceerd. De informatiecampagne startte in 1925. Dat was nog niet het klapbord dat wij uit onze jeugd kennen maar een plat stopbord dat alleen zichtbaar was als het dwars op de rijrichting stond en een kwart slag gedraaid kon worden. De agent op de foto staat op de kruising Nieuwezijds Voorburgwal en Raadhuisstraat. Bekijk ook het YouTube-filmpje van ditzelfde kruispunt.
Een heel speciale versie verscheen op de Munt omdat dit een nogal complexe kruising was.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Ook al werden in 1932 verkeerslichten geïntroduceerd, toch bleven de stopborden - en dan de klap-versie - tot ver ná de Tweede Wereldoorlog gehandhaafd. Ongetwijfeld was het voorzien met verkeerslichten van een kruising een kostbare zaak.

En dan nog iets over de Verkeersbrigade

Al snel na de installatie van de Verkeersbrigade (later Bureau Verkeerswezen) brak de Eerste Wereldoorlog uit die meteen invloed had op de beschikbaarheid van benzine. Alleen auto's met ontheffing mochten de weg op en de brigade beperkte zijn werk tot het controleren daarop. De overige agenten kregen ander werk, zoals toezicht op de distributie van brandstof. Na de oorlog begon het normale werk weer en dat liep snel uit de hand door een explosieve toename van wegverkeer met auto's en vrachtauto's. De Verkeersbrigade kreeg in 1921 de Motorbrigade naast zich. In datzelfde jaar 1921 werd van het uniform de kepie vervangen door een platte pet. Voor de burger van weinig betekenis maar in politiekringen nogal een 'dingetje'. In 1923 kregen beide brigades, samen met de bereden politie, onderdak in het nieuw gebouwde politiebureau op Overtoom 37-43.

Volgende week verkeerslichten en duiventil

Column: Hoe ik in Amsterdam terecht kwam?

e wilde weten hoe ik in Amsterdam terecht kwam? Dat is niet zo spannend. Drie dagen na m’n 21ste verjaardag vertelde ik mijn ouders dat ik Heiloo ging verlaten om in Amsterdam een opleiding te volgen en dat ik dan maar beter daar ook een kamer kon zoeken. Ik was al vier jaar tandartsassistente in Alkmaar geweest en vond opnieuw werk bij de toen bekende tandarts Baerents aan de Hogeweg. ’s Avonds ging ik aan de Kunstnijverheidschool een opleiding tot tekenleraar volgen. Die afdeling was gehuisvest in de Rijksnormaalschool voor Teekenonderwijs Amsterdam, sinds een aantal jaren nu de “Teekenschool”, in de tuin aan de achterkant van het Rijksmuseum aan de Hobbemastraat tegenover het Zuiderbad. Ik heb er nog de nodige beeldhouw- en boetseerlessen gevolgd van mevrouw Hund, fantasie/bordtekenen, portret- en stilleven tekenen van Cor Dik. ‘Beschrijvende meetkunde’ van de heer De Jong. De heer Van der Spoel was toen directeur. Regelmatig kwam voor modeltekenen het beroemde model ‘Truus’. Haar achternaam heb ik toen nooit geweten. Ik zag niet lang geleden een gipsen beeld van haar staan in het museum van Nic Jonk in Grootschermer. Hij heeft haar dus ook als model gehad, een prachtige vrouw! Maar toen ik bezig was mijn herinneringen aan vroeger op te schrijven heb ik eens op Internet gezocht. Ik vond haar naam bij het Stadsarchief onder nr. 10096: Collectie Truus Trompert: tekeningen.
Daarna volgden nog studies voor de akten K en U aan de Gemeentelijke PABO en voor de akte R aan de Christelijke PABO.
Intussen verhuisde ik van kamer naar kamer tot ik in de Eerste Helmersstraat terecht kwam waar alle verdiepingen en de zolder -op de begane grond na- verhuurd werden. Daar woonden o.a. Theo Stokkink die bij de KRO werkte en Sven Danner die later als internist aan het AMC aids ging bestrijden. Na een huurconflict met de huisbazin kocht de vader van Sven het hele pand en kon de woonruimte opnieuw ingedeeld worden. Ik ben daar toen blijven wonen, maar keerde in 1971 terug naar mijn geboortedorp, teveel een meisje dat van de ruimte en de natuur houdt…

Interessanter kun je de familiegeschiedenis van mijn echtgenoot Robert vinden. De familie Sanstra kwam van oorsprong uit Friesland. Maar Robert is wel een Surinaamse Nederlander, met deze uitgesproken Friese familienaam! Dat komt omdat zijn grootvader Cornelis  door zijn werk sterke banden met Suriname kreeg.
Eerst iets over de Friese Sanstra’s. Dat was een familie van trekschippers die tussen Bolsward en Workum pendelden. Totdat er één - Atte Jurjens *1790 - naar Holland zeilde en daar bleef. In 1811 trouwde hij en moest voor de Burgerlijke Stand ter plekke een familienaam bedenken. Een Fries - en in bepaalde streken van Nederland veel mensen - had in de regel gaan familienaam, het was belangrijker te weten “van wie je er een was”. De schippersfamilie kwam van It Sân/Het Zand, een water in Bolsward waar de trekschuit lag aangemeerd en het werd dus Sanstra. Dat betekent: afkomstig van It Sân, volgens uitleg van Tresoar, het Friese archief. Directe familieleden in Bolsward, Attes’ moeder, broer en twee zusjes werden tegelijkertijd gedwongen een familienaam te bedenken en die noemden zich Atsma. De toevoeging –sma betekent ‘familie van’ volgens uitleg van Tresoar. In dit geval dus ‘familie van Atte, dus Atsma. Deze Atte Taekes was de grootvader van Atte Jurjens Sanstra. Zijn moeder Geertje Ykes koos in dit geval de naam van haar schoonvader, want haar man Jurjen Attes was in 1805 overleden. Is het nog te volgen…?

Nu de nazaat Cornelis Sanstra, de grootvader van Robert! Hij werd in 1903, 22 jaar jong, door Rijkswaterstaat uitgezonden naar Suriname voor de aanleg van de Lawa-spoorweg. Uit de relatie met zijn Surinaamse huishoudster werden vier kinderen geboren. Hij liet de moeder in de steek, die in 1928 overleed. Met zijn tweede eveneens Surinaamse vrouw keerde hij eind 1930 met alle 9 kinderen, ook die uit zijn 2e relatie, terug naar Nederland. Na een paar jaren stuurde Cornelis één van zijn zoons, Otto Cornelis, de vader van Robert, terug naar Suriname. In Paramaribo trouwde Otto (vernoemd naar Atte dus) met Egbertine Louise Bartelink en dat is de moeder van mijn Robert. Uit dit huwelijk werden zes kinderen geboren, als derde Robert Franklin.
En nu de Bartelink-tak, óók met Amsterdamse roots: Egbertine Louise Bartelink was een nakomeling van een verhouding die de jonge planter Frederik Bartelink *1811 Amsterdam rond 1830 met zijn slavin Judicque had. Je kon toen niet met een slavin trouwen, ook al had Frederik dat best gewild. Hij erkende de drie zoons die hij met haar kreeg en was al begonnen met het vrijkopen via de manumissie. Maar voor het zover was, overleed Frederik op 27-jarige leeftijd. Eén van die kinderen is in Suriname en ook in Nederland nog steeds bekend, omdat hij in zijn laatste levensjaren zijn ervaringen als bastiaan (donkere opzichter) die opklom tot directeur van een plantage te boek stelde: “Hoe de tijden veranderen”. Dat schetst een genuanceerd beeld van het leven en werken op een plantage. Deze middelste zoon, Egbert Jacobus *1833 en †1919, is de overgrootvader van mijn man. Egbert Jacobus werd in 1842 met zijn moeder en broers ‘vrijgekocht’ met behulp van de erfenis uit de middelen van hun overleden vader t.b.v. ƒ 977,68.  Ook al was dat bedrag niet toereikend, zoals de advertentie meldt. Judique werd toen als vrije negerin gedoopt bij de Moravische Broeder Gemeente (Hernhutters) en werd Judith Frederika Bartelinck. De kinderen -die van gemengd bloed waren- werden bij de Lutherse kerk gedoopt. Het slavenkind ‘Wijnand’ werd na de doop Wijnandus Frederik, broertje ‘Egbert’ werd Egbert Jacobus en de jongste ‘Louis’ werd Jean Louis.
Na het overlijden van Otto eind 1960 verhuisde Roberts moeder met haar zes kinderen naar Nederland. Ze woonde eerst in bij een jonger zusje dat met haar gezin al in Amsterdam woonde. Al snel kreeg zij een woning in de Frederik Hendrikstraat om die later in te ruilen voor een nieuwbouwwoning in het piepjonge Osdorp.
Was dit allemaal niet zo gelopen dan had ik Robert nooit gevonden! Ik leerde hem in 1968 kennen in een dancing. Ik had nog nooit een dancing van binnen gezien maar ik was meegetroond door een vriendin die dat nodig vond voor me. Robert was in gezelschap van een aantal Surinaamse neven die de show stalen met hun danskunsten. Robert stal nog iets meer… mijn hart. Wij trouwden in 1969 en vonden een stek in Heiloo waar we nog steeds wonen. Mijn werkzame leven heb ik lesgegeven op scholen in Heiloo met uitzondering van een langdurig invallen op de Rosa-MAVO in Amsterdam-Noord.
Tot zover mijn Amsterdamse avontuur! Eigenlijk is het meer het verhaal van de Almelose Amsterdammer Bartelink die in 1811 naar Suriname vertrok (de vader van genoemde Frederik Bartelink), waarna de familie er bijna 150 jaar bleef, werkte en kinderen kreeg, en die in dit geval in 1961 terug keerde via o.a. zijn achter-achterkleindochter Egbertine Louise Bartelink, evenals een aantal van haar zussen in de loop van de jaren ‘60. En dan nog even de Amsterdamse Sanstra-tak: Cornelis Sanstra geboren te Den Helder in 1881 en opgegroeid in Amsterdam, ging begin 1903 naar Suriname en keerde in 1930 terug in Nederland. Toch óók roots in Amsterdam…, hij overleed er in 1958 en werd begraven op de RK begraafplaats Buitenveldert.

Was de naam Zeeregt wel terecht?

Op de Kampersteiger, een deel van de huidige Prins Hendrikkade, stond van 1618 tot 1878 het Zeeregt, genoemd naar de zetel van het College van Zeezaken dat hier ooit zetelde. Als we u nu de periode aangeven die deze commissie hier zetelde, van 1641 tot 1655, zult u zich verbaasd afvragen waarom juist die naam aan het gebouw bleef hangen. Voor wie of wat werd het Zeeregt dan gebouwd?
Het werd in 1618 gebouwd als bijwacht voor de schutterij. Er waren vier hoofdwachten: het Stadhuis op de Dam, de Sint Anthonieswaag op de Nieuwmarkt, de Regulierswaag op de Botermarkt en de Westerhal op de Westermarkt. Een andere bijwacht stond bijvoorbeeld op de Haarlemmerstraat, het latere West-Indisch Huis. De groei van Amsterdam rond het einde van de 16de eeuw deed de administratie, rechtspraak en ordebewaring kraken in al zijn voegen en de burgemeesters en schepenen deden alles om de zaak in de hand te houden, o.m. door diensten uit te breiden en te stroomlijnen. Het oude stadhuis kon al deze nieuwe activiteiten niet herbergen en daarom werden in allerijl huizen in gebruik genomen en diensten bij elkaar gehuisvest. Zo voegde zich in 1641 het spiksplinternieuwe College van Zeezaken bij de schutterij in het nieuwe wachthuis op de Kampersteiger. Daar dankte het gebouw zijn naam Zeeregt aan.

Het College van Zeezaken was een onderafdeling van de Schepenbank, het werk van Schout en Schepenen inzake de rechtspraak, een privilege dat Amsterdam al sinds 1341 bezat. Zeezaken was een specialisme dat op 28 januari 1641 ingesteld werd. Het College deed aan lagere rechtspraak en de uitspraak kon voor de Schepenen aangevochten worden. De commissarissen werden elk jaar opnieuw ‘ingezworen’. Toen in 1655 een flink deel van het nieuwe stadhuis in gebruik genomen werd verhuisde het College van Zeezaken spoorslags naar de Dam.
Zeezaken hield zich bezig met alles waar de dagelijkse praktijk in de haven te maken had met stedelijke keuren. Dat ging nogal ver: het aanmonsteren, de betaling en het ontslaan van zeelieden werd gecontroleerd door de stad. Voor het politiewerk, dat normaal altijd onder de schout viel, werd voor de haven een waterschout (een van de substituut-schouten) aangesteld die ook tot 1655 vanuit het Zeeregt opereerde: vechtpartijen, messentrekkerijen, moord en doodslag waren zijn gebied. Tijdens de Bataafse Republiek en daarna de Franse overheersing werden schout en waterschout afgeschaft en ook onder het Koninkrijk der Nederlanden kwam de rechtspraak nooit meer aan een stad toe. De taken werden overgenomen door de politie en het Openbaar Ministerie. Naast de waterschout bleef de havenmeester zijn taak houden, maar de raakpunten maakten dat in de loop der eeuwen de functies soms gecombineerd en dan weer gescheiden werden. De havenmeester bleef wel in het Zeeregt zetelen.

Het Zeeregt werd in 1618 in ’t IJ gebouwd, d.w.z. een stuk IJ werd geplempt zodat de - toch al niet al te brede - weg helemaal vrij bleef (zie detail kaart Van Berckenrode hierboven). Aanvankelijk was het een tamelijk sober gebouw; het werd in 1641 t.g.v. de intrek van Zeezaken verder verfraaid met pilasters aan de gevel en een fraaie ingang met een groot wapen van Amsterdam erboven, alles in classicistische stijl. In de 18de eeuw ging het weer bergafwaarts met het best fraaie gebouw. De ene na de andere verfraaiing werd er waar afgebikt. Diverse aanbouwsels veroorzaakten een rommelige indruk.
In de omgeving was het een mix van havenactiviteiten met steigers voor beurtschepen en eigen steigers voor de havenmeester. Voor de beurtvaart werd een steeds bredere strook IJ geplempt zodat er goederen opgeslagen konden worden in afwachting van inschepen. Op die brede strook kade werd zelfs even een melkmarkt georganiseerd. Op de wal kwam een markt en opslag voor maalstenen voor de stadsmolens: de Slijpstenen (tekening; de toren in de achtergrond is de Haringpakkerstoren nadat uit voorzorg de instabiele torenspits verwijderd was).

In 1806 onder Lodewijk Napoleon werd het Zeeregt weer soldatenwachthuis tot het in 1811 - onder broer Napoleon - politiebureau werd. De havenmeester werd verdreven en nam zijn intrek in de Schreierstoren. In 1813 werden de Fransen weer verdreven maar de havenmeester kwam niet terug. Het duurde tot 1834 voor er weer een vaste gebruiker in het Zeeregt kwam: de stedelijke accijnzen. Die werden echter in 1865 afgeschaft en toen trok het Stadswaterkantoor er in, met op de bovenverdieping het kantoor van de stadsingenieur J.G. van Niftrik (foto).
Het stadswaterkantoor hield zich bezig met het bevaarbaar houden van stad en haven, onderhoud aan sluizen en het dagelijks spuien van het stadswater. Nieuwe taken werden meteorologie en het verkeer op het Noordzeekanaal.
De stadingenieur hield zich bezig met soortgelijke zaken op de vaste wal, infrastructurele zaken als riolering, havenuitbreiding (Oude Houthaven, Oostelijke Handelskade) en stadsuitbreidingen buiten de Singelgracht. Hier tekende Van Niftrik zijn door de Gemeenteraad weggehoonde uitbreidingsplan

In 1878 werkte de Amsterdamsche Omnibus Maatschappij (AOM) hard aan een omvattend lijnennet. Ze investeerde in aanpassingen van straten en bruggen, soms alleen, soms samen met de stad. De ingrijpendste aanpassing was bijvoorbeeld de verlaging van de Hooge Sluis tot wat wij nu als Hogesluis in de Sarphatistraat kennen. Een van de aanpassingen was voor een paardentramlijn over wat binnenkort de Prins Hendikkade zou gaan heten. De lijn kwam van hulpstation Westerdok en ging naar de Scharrebiersluis. Het Zeeregt stond in de weg; de tramrails konden de nauwe passage niet aan. De AOM vroeg om afbraak van het Zeeregt en de Gemeenteraad stemde met overweldigende meerderheid in met het plan. De AOM zou immers ƒ40.000 bijdragen aan de kosten. B&W waren tegen, vooral ook omdat de afbraak helemaal geen harde eis van de AOM was. Dat was van weinig invloed op het stemgedrag van de Raad. Vooruit, naar de nieuwe tijd, naar de toekomst op wielen! Het Stadswaterkantoor verhuisde naar de Montelbaanstoren en de stadsingenieur naar het stadhuis. Geen van beiden vond dat leuk.

Alle afbeeldingen bij dit item komen uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam

Uit 'Het Leven' van honderd jaar geleden

Uit de tijd dat het Damrak nog een aanzienlijke straat was. Behalve in het luxe Victoria kon je hier ook nog heel redelijke - maar goede - hotels vinden. En zo dicht bij het nieuwe station pas je je naam natuurlijk aan. Vandaag zit 't Sexmuseum hier. (Foto: SAA)

Deze week honderd jaar geleden

Zaterdag 14 juni 1919 - Als afsluiting van 14 dagen herdenken van 300 jaar Batavia opent in het Stedelijk Museum een speciale tentoonstelling over dit feit. In de afgelopen weken heeft koningin Wilhelmina (op 30 mei) een krans gelegd aan de voet van het monument in Hoorn. In Batavia, op het Waterlooplein (foto), deed gouverneur-generaal graaf van Limburg Styrum hetzelfde. Het monument in Djakarta is vervangen door een eigen beeld en het plein heet nu Lapangan Banteng. Het monument in Hoorn is de laatste jaren enkele malen beklad en moet volgens activisten eveneens verwijderd worden.

Woensdag 18 juni 1919 - Een staaltje langzaam-werkend-apparaat. Vandaag passeert - na vijf jaar voorbereiding - een wetsontwerp die de onteigening regelt van gronden rond het Nieuwe Diep die nodig zijn voor de aanleg van het Flevopark. De plannen daartoe stammen inderdaad uit 1914, maar dat het vijf jaar moet duren zullen we maar aan de oorlog wijten. Als die gronden aangekocht zijn is het geld op en duurt het tot 1921 eer er begonnen kan worden met de voorbereidingen voor aanleg. Met die aanleg wordt pas in 1928 begonnen en het park opent in 1931 (foto).

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oude afleveringen

Hieronder weer een keuzemenu naar oude afleveringen van het jaar 2019. De keuze 2014 t/m 2018 leidt naar de laatste aflevering van het betreffende jaar, met onderaan een eigen menu voor dat jaar.

2014 2015 2016 2017 2018 wk01 wk02 wk03 wk04 wk05 wk06 wk07
wk08 wk09 wk10 wk11 wk12 wk13 wk14 wk15 wk16 wk17 wk18 wk19
wk20 wk21 wk22 wk23 wk24 wk25 wk26 wk27 wk28 wk29 wk30 wk31
 

Aanmelden voor deze digitale uitgave    -    Afmelden voor deze digitale uitgave