igenlijk heeft er altijd een wat moeizame relatie bestaan tussen de Oranjes en het regentenpatriciaat, vooral dat van de Staten van Holland en dan vooral dat van Amsterdam.
Soms liep het flink uit de hand en twee voorbeelden daarvan heb ik hier uitgediept. Het liep hier extreem uit de hand omdat ze eindigden in de dood van Oranjes opponenten, namelijk Oldenbarnevelt en Johan de Witt.
Het wrange is dat beide slachtoffers in hun hoedanigheid van landsadvocaat of - zoals dat later ging heten - raadspensionaris de spreekbuis waren van de regerende regenten in de Staten van Holland. Maar Holland, hoe belangrijk ook,  had het in de Staten-Generaal niet alleen voor het zeggen. Steeds moest het Hollandse belang slim gepromoot worden en dat lukte deze twee wonderwel. Beiden waren kundige redenaars en slimme politici die daardoor extra macht aan zich konden trekken en het icoon werden van de landsregering, ver boven hun werkelijke positie verheven.

Johan van Oldenbarnevelt - door Van MiereveltMaurits ±1618 door Adriaen vd Venne
Allereerst de controverse Oldenbarnevelt-Maurits die eindigde met de onthoofding van de eerste in 1619. Hoe kon het zover komen dat de oude rot het slachtoffer werd van zijn pupil?


Dan de controverse Johan de Witt-Willem III, die eindigde met het lynchen van Johan en zijn broer Cornelis. Dit gebeurde na een stadhouderloos tijdperk, na de dood van Willem II, juist op het moment dat Willem III weer geïnstalleerd werd.

Beide incidenten hebben bijna gelijke oorzaken, achtergronden en gevolgen die hier verder uitgediept worden. In beide gevallen stond bij de dood van de stadhouder/legeraanvoerder niet direct een volwassen opvolger klaar. Bij gebrek aan kundige leiding vervulde de Staten-Generaal de opengevallen taken, niet ongenegen om tzt. de taken aan geschikte kandidaten over te dragen. 
In beide gevallen was de tendens in de Staten van Holland dat Oranje te veel macht werd toebedeeld, niet in verhouding met de (geldelijke) offers die Holland zich getroostte. Bovendien was men van mening meer kwaliteit in huis te hebben dan Oranje op die momenten kon bieden.

Leest u mee?
 

Controverse Oldenbarneveldt vs. Maurits

Maurits ±1618 door Adriaen vd Venneranje en de Republiek
Zowel in onze dagen als ten tijde van de Republiek der Vereenigde Nederlanden hadden weinigen een juist beeld van de positie van de Oranjes in die kersverse Republiek. Die positie was ook nog voortdurend in ontwikkeling en zij zelf deden hun uiterste best er een voor zichzelf zo aangenaam mogelijke vorm aan te geven. Hoe kwam de Republiek onder leiding van een Duitse adellijke familie?
Toen de Gouden Eeuw vorderde en de Oranjes er een prachtvolle hofhouding op na konden houden straalde daar ook iets koninklijks van af en buitenstaanders waren ervan overtuigd dat zij hier te maken hadden met de monarchen van de Nederlanden. Niets was minder waar! De Oranjes waren tot de vlucht van Willem V in 1795 in dienst van de diverse Provinciale Staten in de functie van Stadhouder. De 7 provincies kozen traditiegetrouw voor de Oranje-erfgenaam of een familielid uit het Nassause huis. Daardoor leek het of het stadhouderschap erfelijk geworden was maar de stadhouderloze tijdperken tijdens het bestaan van de Republiek bewijzen anders.

Steun van buitenlandse mogendheden?
Men zocht gedurende de eerste jaren van de Opstand politieke steun bij de traditionele vijanden van de Habsburgers, Frankrijk en Engeland. Eerst werd geprobeerd Hendrik III van Frankrijk te strikken door hem de soevereiniteit aan te bieden. Die bedankte voor de eer waarna men zijn broer Anjou polste die toestemde (1581). Vooral Willem van Oranje was voorstander van Franse invloed, veel regenten meer voor Engelse. Anjou was echter niet opgewassen tegen Parma en om nog wat van zijn aanzien te redden pleegde hij een aanslag op Antwerpen die mislukte. Daarmee was de rol van Anjou uitgespeeld en werd de blik op Engeland gericht, voornamelijk door het wegvallen van Willem in 1584. Elisabeth I stuurde Leicester met een legertje van 5000 man naar de Nederlanden. Onder Engels bestuur lukte het ook niet beter met de strijd tegen Spanje. Tot overmaat van ramp verkwanselde Leicester grote delen van de oostelijke en zuidelijke gewesten door gekonkel met de Spanjaarden. Ook Leicester bleek niet te handhaven en besloot de Staten-Generaal de uitvoerende macht naar zichzelf te trekken en Leicester terug te laten roepen door Elisabeth I (zie afbeelding).

 

De Vereenigde Republiek der Nederlanden
Een niet onbelangrijk deel van de weerstand tegen de Habsburgers was de vorming van een centraal bestuur in Brussel voor het hele grondgebied. Dit zou ten kosten gaan van de privileges van de vroeger zelfstandige provincies en te sterk onder invloed komen van Philips II en het marionettenbestuur in Brussel. De plaatselijke adel zag alleen nadelen in deze gang van zake en gesteund door de kooplieden en de protestantse kerk probeerde men dit te voorkomen.
De opstandelingen vormden een eigen regering, instanties als Raad van State en Staten-Generaal heetten nog wel hetzelfde maar waren bezet door Nederlanders. De hier achtergebleven adel en de burgerregenten namen de dagelijkse leiding op zich; in de provincies Holland en Zeeland waren dat voornamelijk burgers.
Tijdens de Opstand dreigde hetzelfde probleem te ontstaan, nu door een dominante positie van het gewest Holland dat meer dan de helft van de kosten voor het leger opbracht en in ruil daarvoor meende aanspraak te kunnen maken op een hoofdrol in de dagelijkse leiding.
Om de privileges veilig te stellen werd de Unie van Utrecht (afbeelding) geschapen. Deze overeenkomst omschreef een statenbond en heeft tot 1795 als een fundamentele grondwet gefungeerd.

Johan van Oldenbarnevelt - door Van MiereveltDe rol van de Staten-Generaal in het landsbestuur
Voor de Opstand reeds riep de landsheer vertegenwoordigers van de diverse gewesten bijeen tot een gemeenschappelijke vergadering, de Staten-Generaal, om zaken te behandelen die deze gewesten allen aangingen. Tijdens de Opstand bestond de Staten-Generaal uit afgevaardigden van alle deelnemende gewesten, uitgezonderd Drenthe. De afgevaardigden handelden met een mandaat van hun gewest en mochten dus niet eigenmachtig optreden. De Staten-Generaal organiseerde de verdediging, de legering en betaling van het staande leger en gaf octrooien uit aan bijvoorbeeld de Oost- en West-Indische Compagnie (VOC). Om deze taken te kunnen uitvoeren brachten de gewesten fondsen in waaruit een en ander bekostigd werd.
Een en ander werd geregeld in de Unie van Utrecht, die na langdurige en moeilijke onderhandelingen op 23 januari 1579 tot stand kwam.
De leiding kwam in handen van Paulus Buys (Leiden), Reynier Cant (Amsterdam), Karel Roorda (Friesland), Floris Thin (Utrecht) en Leoninus (Gelre). Het dagelijks bestuur kwam in handen van het College der nadere Unie. Na het aftreden van Buys in 1586 werd diens plaats ingenomen door Oldenbarnevelt.

De rol van Maurits in het landsbestuur
Toch had het niet veel gescheeld of er was helemaal geen Oranje meer benoemd na de moord op Willem. Maurits was met zijn 17 jaren nauwelijks een serieuze keus, maar het gelijk bleek toch aan Oldenbarnevelts kant toen Maurits zich ontpopte als een kundig militair. Samen met vroegere makkers als Hohenlohe en zijn neef Willem Lodewijk vormde hij het leger om tot een effectieve vechtmachine. Allereerst door goede betaling en vervolgens door toepassing van moderne techniek en oude romeinse krijgskunst.
Toch moet vastgesteld worden dat er alleen succes te boeken viel als de Spaanse troepen slecht georganiseerd waren, slecht betaald werden of anderszins ongemotiveerd bleken. Zodra krachtige leiders als Parma en later Spinola aan het hoofd stonden werden de Nederlandse troepen terug geworpen. Een fraai voorbeeld daarvan is de slag bij Nieuwpoort in 1600. Kundig uitgebuit door de propagandamachine van Oldenbarnevelt maar als overwinning nauwelijks iets waard.
De veldtocht ging van start als strafexpeditie tegen de Duinkerker kapers en in tweede instantie om het vernietigen van Spaanse fortificaties aan de Schelde in Zeeuws-Vlaanderen of tenminste het vernietigen van de Spaanse vloot aldaar. Beide opdrachten werden niet uitgevoerd, het verslagen Spaanse leger werd niet achtervolgd en vernietigd en dat de gevangen genomen Spaanse generaal tegen enkele honderden gevangen genomen Nederlanders geruild werd was uiteindelijk te danken aan de onderhandelingen van Oldenbarnevelt.

De rol van Oldenbarnevelt in het landsbestuur
Groot was de rol van de geslepen pensionaris van het gewest Holland, Johan van Oldenbarnevelt. Deze was door Willem van Oranje in 1572 naar voren gehaald wegens zijn rol in de vorming van plaatsvervangende regeringen in steden die overliepen naar Oranje, zoals Leiden, Delft en Rotterdam. Oldenbarnevelt deed dit trouwens meer uit angst voor de regeringen die de Geuzen (vechtadel zoals Lumey) anders gevormd zouden hebben dan uit patriottisme. In 1586 werd hij bevorderd tot landsadvocaat en als plaatsvervanger van de aftredende Buys benoemd tot vertegenwoordiger voor Holland in de dagelijkse leiding van de Unie.
Oldenbarnevelt ontpopte zich als een meer dan kundig onderhandelaar en werd een krachtige motor bij de organisatie van de strijd en vooral van het organiseren van het nodige geld daarvoor. Hij was het die door sluw intrigeren Leicester wist weg te werken zonder Elisabeth tegen de haren te strijken, hij was het ook die voorstelde en uiteindelijk voor elkaar kreeg dat de zoon van Willem van Oranje aangezocht werd Kapitein-Generaal te worden van de troepen en uiteindelijk ook stadhouder. Hij onderhield uitstekende kontakten met buitenlandse hoven en kweekte enorm veel goodwill voor de jonge Republiek, iets dat - omringd door vorstendommen - zeker niet vanzelfsprekend was.
De grootste verdienste van Oldenbarnevelt was dat gedurende de Opstand de neuzen dezelfde kant op bleven wijzen. Gezegd moet worden dat door het eigenzinnig optreden van Oldenbarnevelt de rol van de Staten-Generaal sterk van karakter veranderde gedurende de eerste decennia van de Opstand. Dit ging net zo lang goed als de strijde duurde. Tijdens het Twaalfjarig Bestand werd hij daarop afgerekend....

De rol van de immigranten
In het 3e kwart van de 16e eeuw waren de protestantse vluchtelingen uit de zuidelijke Nederlanden eerst uitgeweken naar Duitsland en Engeland. Toen de weerstand tegen de Spanjaarden succes begon te hebben kwamen zij massaal naar de Republiek. Het waren niet de minste die hun toevlucht hier zochten. Behalve veel academici, hoog geschoolden en kundige ambachtslieden verhuisde ook een groot aantal Vlaamse kooplieden inclusief hun niet onaanzienlijke kapitalen en zakenrelaties naar de Republiek. De groeiende welvaart hier trok niet alleen veel immigranten aan, zij werd er ook flink door gestimuleerd.
In totaal schat men de immigratie op 150.000 zielen waarvan de meesten (±85%) naar de rijke kustprovincies trokken. De bevolking van Leiden verdrievoudigde tussen 1581 en 1621, die van Amsterdam steeg van 30.000 in 1585 tot 104.000 in 1622, waarvan 25.000 immigranten.
De immigratie van arme sloebers ondervond wel veel weerstand maar de jongen en fanatieke calvinistische kerk - overigens ook gedomineerd door immigranten - forceerde algehele toegang tot de Republiek, rijk of arm.
De bloei die het onderwijs in de Republiek na 1572 doormaakte was voor 100% te danken aan de immigranten. Vooral het hoger onderwijs was geheel in handen van Vlamingen.
Dit alles maakte dat, ondanks het feit dat zij politiek vooralsnog weinig invloed kregen, de immigranten via de kansel, de handel (belastingen) en het onderwijs toch grote druk konden uitoefenen op de dagelijkse gang van zaken.

Afbeelding: de Vlaming Willem Usselincx die betrokken was bij de drooglegging van de Beemster en oprichting West-Indische Compagnie.

De rol van adel en regenten
Doordat de hogere adel - met uitzondering van Oranje-Nassau - de Opstand meed en zich in de buurt van de landvoogd in Brussel ophield ontstond een gebrek aan beschikbare krachten voor de bestuurlijke posten in de provinciale Staten. De lagere adel bleef vertegenwoordigd maar de overige plaatsen werden gevuld door het rijke regentenpatriciaat.
Economisch was de lagere adel van oudsher afhankelijk van de door de stadhouder/opperbevelhebber te vergeven functies en dat waren vooral militaire en dat bleef ook tijdens de Republiek zo.
De regenten kregen vooral in de steden nagenoeg alle economische macht in handen. In het door de weggevallen adel ontstane machtsvacuüm grepen zij daar ook alle politieke macht en wijdden zich, al rentenierend, aan bestuurlijke taken. Daarbij verloren zij hun zakelijke belangen nooit uit het oog!
De meesten van hen waren "libertijns", gematigd in de leer en wars van overmatige bemoeizucht van staat en kerk in handel en wandel.
Zij hadden vooral in de kustprovincies grote moeite met de fanatieke calvinisten die fel te keer ging tegen de slappe houding jegens de katholieken.
De regenten oefenden invloed uit op het dagelijks bestuur van zowel de eigen Staten als in de Staten-Generaal. Daarbij werd voor Holland, de machtigste provincie, Oldenbarnevelt hun spreekbuis.

Afbeelding: Afzwering van koning Philips II

Successen voor Maurits
1590 - De inname van Breda. Als tweede front om de druk op de noordelijke provincies te verlichten werd besloten Breda aan te vallen. Turfschippers hadden bij de Staten een plan ingediend om met een turfschip troepen in de stad te smokkelen, Maurits mocht het uitvoeren. Het Spaanse garnizoen in Breda bestond uit Italianen, die voor precies 70 republikeinse manschappen op de vlucht sloegen. Maurits toonde zich direct een uitstekend zakenman en liet de plundering van de stad met 100.000 gulden afkopen.
Een tweede front door een aanval op Antwerpen werd door Holland verworpen. Stel je voor dat de aanval lukte en Antwerpen weer vrij werd. Dat zou het einde betekenen van de welvaart in Holland!
1592 - Maurits belegert en verovert Coevorden tegen de wil van de Staten-Generaal. Die zag hem liever voor Geertruidenberg (het pistool op de borst van de Republiek) maar Maurits weigerde resoluut en hielp eerst neef Willem Lodewijk in het noorden. In 1593 nam hij dan alsnog Geertruidenberg in.
1597 - Maurits bracht de Spanjaarden een verpletterende nederlaag toe bij Turnhout. Hij vergat daar munt uit te slaan en de Spaanse troepenmacht te vernietigen.
1600 - De slag bij Nieuwpoort waarover hierboven eerder werd bericht.
Dat de Staten-Generaal niet altijd ingenomen was met het handelen (vaak juist niet-handelen) van de Kapitein-Generaal mocht Oldenbarnevelt hem gaan vertellen. Die gebruikte wat machtsmiddelen zoals het ophouden van de benodigde gelden voor de oorlogvoering om zijn zin te krijgen. Begrijpelijk dat mentor en pupil met de jaren tot opponenten werden....

Afbeelding: Slag bij Nieuwpoort

Successen voor Oldenbarnevelt
1596 - Het Drievoudig Verbond tussen Engeland, Frankrijk en de Republiek is de grootste triomf voor Oldenbarnevelt. Eindelijk erkenning voor de Republiek omdat ze voor het eerst als zelfstandige mogendheid geaccepteerd werd.
Oldenbarnevelt ontpopte zich als een meesterlijk diplomaat en wist de belangen van de Republiek veilig te stellen zonder al te veel concessies te hoeven doen. Helaas wierp dit verbond weinig vruchten af.
Van het grootste belang is echter zijn inspanning om de strijd voort te zetten, het kapitaal daarvoor bijeen te brengen ondanks grote tegenstellingen tussen de diverse provincies. Hij liet de provinciale soevereiniteit intact in alle zaken waar centralisatie niet dringend gewenst was, geheel in overeenstemming met de Unie van Utrecht. Verder maakte hij zich sterk voor een rechtvaardige handhaving van het "quotenstelsel" (de financiële bijdrage in de legerlasten naar vermogen van de provincies).
Na de dood van Elisabeth I van Engeland in 1603 kwam Jacobus I op de troon. Hij sloot in 1604 onverwacht vrede met Spanje wat voor de nodige beroering in de Republiek zorgde. Oldenbarnevelt ging onmiddellijk naar Engeland om de afspraken in het Verbond opnieuw bevestigd te krijgen. Dat lukte hem wel maar van enige steun van Engeland is geen sprake meer. Omdat ook van Frankrijk weinig te vernemen viel kwam de Republiek alleen te staan in zijn strijd.
Gelukkig was ook Spanje oorlogsmoe en in 1606 begonnen onderhandelingen om tot een bestand te komen. Drie slopende jaren besteedde Oldenbarnevelt aan de besprekingen die hij in 1609 afrondde met het Twaalfjarige Bestand.

De rol van de godsdiensttwisten
De Reformatie voltrok zich, sinds de successen van de Geuzen in 1572, steeds volgens een vast schema. Wanneer een stad zich aan de zijde van de Prins schaarde werd met behulp van een kleine fanatieke groep calvinisten de vrije uitoefening van de gereformeerde eredienst afgedwongen. Men liet zich een kerk of kapel toewijzen maar binnen een jaar waren dan de rooms-katholieke erediensten verboden, kerken, kloosters en kerkbezittingen in beslag genomen en katholieken uit het stadsbestuur verwijderd. Vooral bij de strengcalvinistische immigranten uit de zuidelijke Nederlanden leefden sterke haatgevoelens. De Reformatie verliep in de Nederlanden heel anders dan in andere Noord-Europese landen als Duitsland, Engeland en Scandinavië. Daar dicteerde de landsheer de overgang naar het protestantisme en kende men geen vervolgingen. In de Nederlanden deden diverse groeperingen om diverse redenen met succes een greep naar de macht. De nieuwe politieke machthebbers, de regenten, waren tot grote teleurstelling van de calvinisten niet bereid tot de instelling van een (protestantse) staatskerk maar stonden absolute geloofsvrijheid voor. We zien dan ook gedurende het bestaan van de Republiek de kerk ageren tegen hoge en lage overheden die in hun ogen te laks waren met het vervolgen van katholieken. In een poging om hen in de hand te houden gingen de diverse Staten gedeeltelijk in op hun eisen en alleen als dat tegen het landsbelang indruiste werd hun dwingelandij genegeerd.
De calvinisten maakten zo nodig handig gebruik van hun mogelijkheden overheden te dwingen hun eisen in te willigen. Zo ook toen er een controverse ontstond tussen de Staten van Holland en die van Zeeland en tussen Holland en Maurits. Door handig te manipuleren dreven zij waar nodig een wig en zo kon het gebeuren dat een losbol en hoerenloper als Maurits de volle steun en sympathie kreeg van de strengcalvinisten in zijn strijd om de politieke macht in de Republiek, alleen en al om de libertijnse regenten en hun spreekbuis Oldenbarnevelt te dwarsbomen.
Ook binnen de protestantse kerk ontstond die tweedeling tussen fanatieke calvinisten (preciezen) en de gematigde lijn die de sympathie van de regenten genoot (rekkelijken). Ook hier verloor de laatste groep invloed door het ronduit agressieve gedrag van de eersten en het inroepen van Maurits' steun.
De volgende brandhaard ontstond op de universiteiten, vooral die van Leiden. Gomarus en de gematigde Arminius vlogen elkaar in de haren en beiden verdeelden de universiteit in twee kampen. En ook hier verloren de gematigden de strijd uiteindelijk.

Afbeeldingen: boven Dortse Synode, onder spotprent op het sneuvelen van de Oldenbarnevelt-factie.

Op de rand van burgeroorlog
Tijdens de betrekkelijke rust van het Twaalfjarige Bestand die de Republiek de kans zou moeten bieden de verworven positie te consolideren ontstond een onwerkbare situatie door het ageren van calvinisten tegen hun ondergeschikte rol in het landsbestuur enerzijds en de strijd om de politieke macht tussen Oranje-Nassau en burger-regenten in de Staten van Holland. Verder kwam Holland onder vuur te liggen van de overige gewesten die zonder de noodzaak van het Hollandse kapitaal voor de oorlogvoering hun positie in de Republiek bijgesteld wilden zien.
Zoals altijd werden er zondebokken gezocht om "het kwaad" een gezicht te geven en dat werd dus Oldenbarnevelt, het gezicht van de Staten van Holland.
Als Oldenbarnevelt niet ook binnen de Staten van Holland vijanden had gehad had men dit alles nog wel in de hand kunnen houden maar nu was er geen houden aan. Door zich slim los te weken van hun pensionaris redden de regenten hun eigen vege lijf en offerden zij Oldenbarnevelt om de rust weer te laten keren.
Oldenbarnevelt, in de hoop met tegenactie het tij te keren, probeerde het gezag van de stadhouder te breken door eigen troepen (waardgelders) te huren wat alleen maar olie op het vuur betekende.
Maurits wilde de gok nemen om Oldenbarnevelt en zijn medestanders te laten arresteren, overigens na overleg met de Staten-Generaal (28-08-1618). Getrouwen van Oldenbarnevelt lichtten hem in over deze besprekingen maar hij weigerde te vluchten. Op de 29e werd hij inderdaad gearresteerd en in een isoleercel opgesloten.
In de Staten van Holland maakte het bericht een verpletterende indruk. Dit soort ingrijpen was altijd voor onmogelijk gehouden. De Staten-Generaal had immers geen eigen territorium en zelfs geen eigen gevangenis. Toch gebeurde het onvoorstelbare en niemand was bij machte of van zins het ongedaan te maken.
Na een maandenlang proces werd hij ter dood veroordeeld en was het wachten op een gratieverzoek van Oldenbarnevelt zelf, de ultieme triomf van Maurits over zijn opponent. Dat plezier deed de oude man hem niet en op 13 mei 1619 werd hij op het Binnenhof in Den Haag terechtgesteld.
Een zwarte bladzijde in de geschiedenis van de Republiek. De reacties uit vooral onze verbondslanden logen er niet om. De Franse vertegenwoordiger wilde zelfs dat zijn regering hem terug riep.

Afbeeldingen: rechtsboven Afdanking der waardgelders op de Utrechtse Neude in 1619, daaronder de terechtstelling van Oldenbarnevelt in 1619.
 

Controverse Johan de Witt vs. Willem III

at vooraf ging
In 1625 volgde Frederik Hendrik zijn broer Maurits op. Door zijn vele successen kon hij veel macht en invloed vergaren en en passant ook een groot vermogen. Toen Frederik Hendrik in 1647 stierf vonden vele regenten het tijd worden de macht van de stadhouders in te perken. Anderen streefden juist naar een eenheidsstaat met een  Oranje als soeverein vorst. In 1647 was Willem II pas 21 jaar en niet in staat zich tegen de regenten te weren. Dit is het beeld van elke opvolging: zelden of nooit staat er een volwassen prins klaar die de kneepjes van het vak allang onder de knie heeft. Bovendien stak Willem II ook nog niet in een gezond vel. Hij stierf in 1650, vlak voor de geboorte van zijn eerste zoon en opvolger Willem III.
Potentiële regenten boden zich voldoende aan maar de Staten-Generaal - onder invloed van het machtige gewest Holland, dat op zijn beurt weer sterk onder invloed van de machtige stad Amsterdam stond - besloten het een tijdje zonder stadhouder te proberen. Vers in het geheugen lag de onbesuisde actie van Willem II die een aantal vooraanstaande regenten op Slot Loevestein gegijzeld hield om een voldoende groot leger ter beschikking te houden om ook na de 80-jarige oorlog zijn macht te kunnen blijven uitoefenen.

In 1648 was immers de Vrede van Munster getekend die een einde maakte aan de 80-jarige oorlog. Geen enkele reden meer om via gigantische belastingen een kostbaar leger aan te houden, zeer tegen de zin van Willem II, de toenmalige stadhouder. De Oranjes hebben altijd hun bestaanszekerheid aan oorlogen ontleend; dat bracht het meeste geld en aanzien op. Herinnerd moet worden aan Maurits die alleen instemde met het Twaalfjarig Bestand na compensatie voor gederfde inkomsten!
Feit is dat de zogenaamde Gouden Eeuw bestond uit een korte vredesperiode na de Vrede van Munster waarin onnoemelijk veel geld verdiend werd met internationale handel zonder dat daar een kostbare oorlog naast gevoerd moest worden. Feit is ook dat die periode niet toevallig samenviel met het Stadhouderloze tijdperk.
Het einde van de gouden eeuw is eveneens het gevolg van die bloeiende handel; onze buren Engeland en Frankrijk gunden ons dit succes niet en probeerden, desnoods met geweld, een flink deel van de koek te veroveren. Dat veroorzaakte met name de diverse Engelse zeeoorlogen en de massale zee- en landoorlogen van 1672 die bijna het einde betekende van de Republiek.
De Oranjes hadden ook hun aanhangers en behalve zij die konden rekenen op lucratieve baantjes waren dat vooral het eenvoudige volk en de orthodoxe predikanten.
Beide kampen komen we verder in het verhaal regelmatig tegen. Afwisselend worden ze staats- of prinsgezinden genoemd, Loevesteiners en Orangisten en in het algemeen hebben we 't over facties.
Facties die bereid waren elkaar de hersens in te slaan...!
Tijdbalk
Om een beeld te krijgen van de situatie rond om de Republiek hieronder een tijdbalk die aangeeft wie er om ons heen regeerde en bij welke conflicten de Republiek betrokken was.
De zwarte vlakken geven gewapende conflicten aan. De laatste betreffen de Spaanse Successieoorlog waarbij Engeland en de Republiek samen Lodewijk XIV te lijf gingen. Op dat moment hebben beiden hetzelfde staatshoofd: Willem III
Willem III, Kind van Staat Kind van Staat
Willem III groeide op zonder vader. Tot voogden werden benoemd zijn moeder Mary (50%) en zijn grootmoeder Amalia plus de Keurvorst van Brandenburg (samen 50%, om op te letten dat Mary het vermogen van de Oranjes niet zou misbruiken voor Engelse zaken). In 1556 werd een uitgebreid educatief plan opgesteld, in 1659 ging in het kader van die educatie de hofhouding over naar Leiden. In 1666 werd de opvoeding uitbesteed aan de Staten-Generaal en werd de hele kliek rond Willem opgeruimd en vervangen door staatsgezinden. Willems wereld stortte in bij het vertrek van zijn vrienden en vertrouwden. De Witt, intussen raadspensionaris van Holland geworden, nam de leiding over de opvoeding op zich en gaf de prins 1 dag in de week les in staatszaken en (buitenlandse) politiek.
Uit brieven van o.a. 1671 en 1696 blijkt dat Willem III hoegenaamd geen interesse in vrouwen had, wat altijd de speculaties betreffende zijn homoseksualiteit heeft gevoed. Als dat zo is heeft hij dat van de Stuarts (Jacobus I) geërfd want bij de Oranjes kwam dat tot dan niet voor. Blijft het feit dat hij nooit kinderen heeft gekregen.
De Ware Vrijheid
In de visie van de meerderheid van de Staten-Generaal was het niet nodig een erfelijk stadhouderschap in stand te houden. Zowel stadhouder als opperbevelhebber van het leger waren overheidsdienaren die naar believen en behoefte benoemd konden worden en dat hoefde niet persé een Oranje te zijn. Overigens gold dat evenzo voor het ambt (raads-)pensionaris, een functie die vandaag graag vergeleken wordt met een gecombineerd ministerschap voor binnen- en buitenlandse zaken. 
Tijdens en na Willem II was de theorie ontwikkeld van de "Ware Vrijheid" wat inhield "volledige soevereiniteit van de gewestelijke Statencolleges binnen een vrijwillige federatie zonder het delen van die soevereiniteit met een boven die gewesten gesteld Eminent Hoofd".
Enkele maanden na de geboorte van Willem III besluiten de Staten op de Grote Vergadering (jan. tot aug.1651) het stadhouderschap voor onbepaalde tijd onvervuld te laten. Oranjegezinde steden als Leiden, Vlissingen en Veere en de ridderschap werden ruimschoots overstemd.
Acte van Seclusie
Van 1652-54 woedde de 1e Engelse Zeeoorlog. In Engeland heerste toen Cromwell, na het afzetten en onthoofden van Karel I Stuart. In 1653, op het dieptepunt van die oorlog werd Johan de Witt raadspensionaris voor Holland. Zijn eerste werk was vredesbesprekingen te beginnen. Cromwell was beducht voor herstel van de Oranjes in de Republiek omdat die de Stuarts zouden ondersteunen bij hun herstel op de Engelse troon. Daarom maakte hij het uitsluiten van de Oranjes van de ambten, zoals die tot en met Willem II vervuld waren, tot vredesvoorwaarde. Omdat dit in de Staten-Generaal onaanvaardbaar zou blijken stelde De Witt voor dat alleen Holland hiertoe over zou gaan, wat Cromwell voldoende leek. Zo kwam in mei 1654 de Acte van Seclusie in de Staten van Holland in stemming, die na hevig morren van Oranjegezinde steden als Leiden en Haarlem en de ridderschap aangenomen werd.
De overige gewesten hadden hevige kritiek op deze alleengang van Holland, die een schending van de Unie van Utrecht zou zijn. In het verweer tegen deze kritiek verwoordde De Witt Hollands mening dat Oranje alleen ambten  had gekregen omdat dat politiek en/of militair goed uitkwam maar niet vanzelfsprekend kon zijn.
Eeuwig Edict
Deze resolutie van de Staten van Holland (aug.1667) bepaalde dat, zonder Oranje met name te noemen, het stadhouderschap van Holland voor altijd afgeschaft werd en dat de functies van stadhouder en kapitein-generaal in alle andere gewesten van de Republiek gescheiden zouden dienen te worden. Deze resolutie moest daarom aan de Staten-Generaal voorgelegd te worden en na aannemen kon Willem III wat Holland betreft lid worden van de Raad van State om ervaring op te doen in militaire zaken. Het Eeuwig Edict was een werkstuk van de regenten Fagel (Haarlem) en Valckenier (Amsterdam), maar voor buitenstaanders en ook Willem III had Johan de Witt hier de hand in om zo de Oranjes te dwarsbomen. De ironie wil dat het tegendeel eerder waar is. De Witt heeft het aannemen willen tegenhouden en vond het voldoende het politieke ambt stadhouder en het militaire ambt kapitein-generaal nooit door één man te laten bekleden. De opstellers zagen hierin echter een mogelijkheid tot compromis tussen staatsgezinden en orangisten. Het tegendeel zou blijken!
Johan de Witt, machtigste man in de Republiek
De politieke macht van De Witt was door het aannemen van deze resoluties tot ongekende hoogte gestegen. In de Staten van Holland zat hij alle vergaderingen voor en besloot ze concluderend in een resolutie en probeerde tot een zo groot mogelijke eenparigheid te komen. Hij bezat de gave mensen 'tot elkaar te brengen'.
Buitenstaanders zagen in hem de eerste minister van de Republiek die zich met zaken als buitenlandse politiek, handelsvloot en oorlogszaken bezighield. Geen enkele van deze taken was hem echter door de Staten-Generaal toebedeeld, maar kwam voort uit de enorme macht die het gewest Holland uitoefende in de Staten-Generaal, waar De Witt voor Holland permanent lid was.
De Witt streefde naar neutraliteit in Europa om oorlogen te vermijden en probeerde zoveel mogelijk niet-aanvalsverdragen te sluiten. Oorlog was slecht voor de handel! De conflicten waar de Republiek toch in verzeild raakte berustten steeds op agressie van omliggende staten die de belangen van de Republiek schaadden. Zo waren de Zeeoorlogen met Engeland het gevolg van het benadelen van de Hollandse handel via de oeroude Navigation Act, die door Cromwell in 1651 en Karel II in 1660 nieuw leven ingeblazen werd. Die bepaalde dat alleen een schip van het producerend land of een Engels schip goederen in Engeland mocht invoeren. De vele conflicten met Frankrijk hadden te maken met de expansiedrift van Lodewijk XIV die zijn oog liet vallen op de Spaanse Nederlanden terwijl de Republiek hem voor geen prijs tot buur wilde en Spanje (sic) gewapenderhand steunde bij de verdediging van de zuidelijke Nederlanden.
Climax
Door de oorlogsdreiging en handig manoeuvreren van Willem III en zijn achterban ontwikkelen de zaken zich razendsnel. Op 19 september 1668 wordt Willem door de Staten van Zeeland tot "Eerste Edele" benoemd, ingegeven door een anti-Hollandse houding van Zeeland.
In oktober 1668 dragen alle voogden, in overleg met Karel II, het beheer over de Oranjebezittingen over aan Willem. Die eigenmachtige meerderjarigverklaring was pas voorzien op zijn 23ste (1673).
Met de Acte van Harmonie (maart 1670) werd door de Staten-Generaal het Eeuwig Edict bevestigd maar werd uitdrukkelijk het kapitein- generaalschap voor Oranje open gelaten voor het moment dat hij juridisch meerderjarig werd (1673). De toen volgende introductie in de Raad van State (militaire zaken, defensiebegroting) is voor Willem een volgende stap naar herstel van zijn positie geweest.
Eind januari 1672 schrijft Willem aan zijn oom Karel II de stadhouder- brief pur sang, die volgens tijdgenoten grensde aan landverraad.
Op 21 juni 1672 pleegden vier "jongens" een aanslag op Johan de Witt, omdat hij de Republiek zou willen uitleveren aan Frankrijk. Onder hen 2 zoons van Jacob van der Graeff, raadsheer van het Hof van Holland. De ernstig gewonde De Witt staakt tijdelijk zijn werk waardoor de doelbewuste leiding der staatszaken ontbrak.
1 Juli 1672 werd voor het eerst de verheffing van Willem III tot stadhouder in de Staten van Holland aan de orde gesteld, op 4 juli werd hem het stadhouderschap aangeboden. Op 8 juli herstellen de Staten-Generaal het kapitein-generaalschap en op 16 juli bood Zeeland Willem het stadhouderschap aan. Allemaal vroegen ze Willem de onlusten in het land zo snel mogelijk de kop in te drukken.
Moord
Op 4 augustus 1672 bood De Witt zijn ontslag aan de Staten van Holland aan dat hem eervol verleend werd. Later werd op uitdrukkelijk verzoek van Willem III de eervolle vermelding geschrapt. In het kader van Willems intimidatiepolitiek besloot hij op 15 augustus een brief van Karel II te publiceren, waarin deze verklaarde de oorlog tegen de Republiek alleen begonnen te zijn om de Loevesteinse factie te vernietigen. Hierna is het hek volledig van de dam. Op 20 augustus werden Johan de Witt en zijn broer Cornelis door de Haagse burgerij gelyncht.
Ook al heeft Willem III geen opdracht gegeven hebben voor deze lynchpartij, zijn hetze tegen de Hollandse regenten en De Witt in het bijzonder heeft wèl het klimaat geschapen en hij had het ook zeker kunnen voorkomen. De moord kwam hem dan ook goed van pas. Door de vrees voor een dergelijk lot stemden de regenten in met een wetsverzetting zoals Maurits jaren daarvoor al eens met succes had doorgevoerd.
Afloop
In het voordeel van Willem III moet gezegd worden dat hij niet beantwoorde aan de verwachting van zowel Lodewijk XIV als Karel II, dat hij hen de Republiek aan het mes zou leveren. Met redelijk succes - en tot hun stomme verbazing - bevrijdde hij de Republiek uit de wurggreep, niet in 't laatst door vlootsuccessen dankzij De Ruijter en zijn bemanningen. Bijna direct werden Munster en Keulen tot terugtrekking gedwongen en met de Vrede van Westminster (1764-Engeland) en Nijmegen (1678-Frankrijk) herstelde de Republiek nagenoeg zijn oude grenzen, kreeg verbeterde handelsvoorwaarden en zijn stevige bufferzone door vrije zuidelijke Nederlanden.