n 1083 wordt melding gemaakt van een schenking van graaf Dirk II aan de abdij van Egmond, waaronder een hoeve gelegen aan de 'Bamestra': "iuxta fluimend Bamestra manssum I". De oorsprong van de Beemster is dus een rivier, veenrivier om precies te zijn zoals de Amstel, Spaarne en de Zaan dat nu nog zijn. Door het uitblijven van, of gebrekkig uitgevoerd onderhoud, werd deze rivier door afkalving een heuse binnenzee, het op één na grootste meer van Noord-Holland.
Rechts een laat 15e eeuwse kaart van de Beemster met daarop ingetekend de bedding van een 7e eeuwse veenrivier: de Bamestra. Het riviertje zocht via Spijkerboor en Starnmeer een uitweg naar de Zaan om van daar in het IJ uit te wateren en in het noorden mondde het uit in de Havermeer dat via de Schar in de 12e eeuw ontstane Almere, later Zuiderzee, uitwaterde.

De eerste plannen voor de drooglegging van de Beemster worden gemaakt in 1570, nadat eeuwen van overlast door dijkbreuken, stormvloeden en geruzie het meer tot een doorn in het oog van de omwonenden en overheden hebben gemaakt. Niet alleen gaan voortdurend land en huizen verloren door afkalving, ook de kosten van onderhoud der dijken worden steeds hoger.
Rechts de Beemster in 1608, direct voor de droogmaking. Deze kaart is door P.C.Cort gemaakt in opdracht van de bedijkers.

Molengang - schematischOnder de Habsburgers (Karel V) wordt van dat onderhoud werk gemaakt door bijv. de stichting van het Hoogheemraadschap der Uitwaterende Sluizen in Kennemerland en Westfriesland in 1544. Het gaat daarbij niet alleen om de organisatie van onderhoud maar ook om het verlenen van vergunningen wie wel en wie niet mag lozen op het Beemstermeer. Ook het baggeren van klei uit de Beemster voor bemesting of om bakstenen van te maken wordt aan banden gelegd.

Pas tijdens de Opstand van de Nederlandse gewesten tegen Habsburger Philips II wordt het plan voor drooglegging nieuw leven ingeblazen. De initiatiefnemers zijn voornamelijk welgestelde Amsterdamse kooplieden. Op 21 mei 1607 verleent de landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt octrooi aan Dirck en Hendrik van Oss, Arent ten Grootenhuis, Jan Claasz. Crook en consorten met de verplichting het werk binnen 4 jaar te voltooien. De organisatie en financiering van de onderneming vragen nog een hoop onderhandelen; het te ontginnen land worden verdeeld onder 15 octrooianten bij inschrijving. Diverse ingenieurs en molenbouwers mogen hun ideeën en vindingen presenteren, waaronder Jan Adriaansz. Leeghwater uit De Rijp die 'met zekere nieuwe hulpsen' de oude watermolens denkt te kunnen verbeteren. Er worden 2 molens naar de beste ideeën op proef gemaakt en getest. In de winter van 1607/8 worden 21 molens aanbesteed, een dijkmeester (Lambert Wijngaarts van Vollenhoven, baljuw van Oosthuizen) en 9 hoofdingelanden benoemd. Ook in 1608 worden duikers, uitwateringskanalen en bruggen aanbesteed.

21 mei 1607 verleent Johan van Oldenbarneveldt octrooi aan o.a. Dirck van Os(s), afkomstig uit de Antwerpse koopmanselite en in het begin van de Opstand uitgeweken naar Noord-Nederland. Hij was medeoprichter van de Compagnie van Verre die in 1602 soepel opging in de VOC, waarvan hij bewindhebber werd en waardoor hij een aanzienlijk vermogen vergaarde. Als hoofd-ingeland en gecommitteerde van de Beemster droogmaking blijft Dirck zich met de voorbereidingen en vormgeving van de polder bemoeien en wordt algemeen als "architect" van de Beemster gezien. Opvallend is dat de investeerders vaak uit de VOC-hoek kwamen. Ook de grote beschermheer van het Beemster-project, Johan van Oldenbarnevelt, stond aan de wieg van die VOC en de financiering van beide ondernemingen met particulier kapitaal leek sprekend elkaar.

Geen der investeerders weet bij benadering aan welk avontuur ze beginnen, nooit eerder was er een project van deze omvang. Evenmin weet men op welke verplichtingen, die t.o.v. de omringende steden en dorpen opgelegd worden, zich men vastlegt. Vandaag zouden we van 'durfkapitaal' spreken en de vergelijking met de internet-bubble rond het jaar 2000 is gerechtvaardigd, behalve dat we nu weten dat het Beemster-avontuur wel goed afloopt en zelfs de meest succesvolle droogmaking in Noord-Holland zal worden.
Bij het verkrijgen van het octrooi is er geen plan van aanpak, geen begroting, geen idee hoeveel molens er nodig zijn en geen idee hoe de nieuwe polder ingedeeld moet worden. De geroemde structuur van de polder ontstaat door vallen en opstaan, een dijkdoorbraak die nog tijdens het droogmalen meer dan de helft van het werk teniet doet en 25 jaar ploeteren om de polder droog te houden. De geplande ringsloot wordt onder druk van het Hoogheemraadschap aangelegd en door chantage van bijv. Hoorn langzaam een ringvaart met een jaagpad en geschikt gemaakt voor scheepvaart.
Er zijn in 1608, bij het begin van het werk, zo'n 20 molens in molengangen van twee trappen gepland en men eindigt met het dubbele aantal, allemaal minstens met drie trappen, hier en daar zelfs vier. De molens worden ook regelmatig verplaatst en men ontdekt al doende dat het gros van de inspanning aan de oostwal geconcentreerd moet worden. Door opwaaiing van het water bij de overheersend westenwinden staat het water aan de oostoever altijd hoger!
Om de ringvaart en de dijken zo recht te kunnen leggen zoals gebeurd is, werd iets meer dan 186ha van het omringende land opgekocht tegen een totaalsom van ruim een kwart miljoen gulden.

Het eerste van 400 'parken' (dijkvakken), het stuk tussen Purmerend en Neck wordt op 10 april 1608 uitgegeven aan Jan Adriaansz. Jongkint en men gaat er van uit dat de polder 1 november 1608 wel droog zal liggen. Die datum wordt bij lange niet gehaald, maar rond de jaarwisseling staat het water toch al zo laag als bij 'laag zomerwater'. Pas aan het einde van 1609 kan men, op een enkele 'kil' na, overal de bodem zien. Dit is te lezen uit het verslag van Leeghwater, - timmerman en molenbouwer uit De Rijp - waardoor het misverstand ontstond als zou hij belast zijn geweest met de algehele leiding bij deze drooglegging. In feite werd hij hoogstens als expert geraadpleegd bij de technische aangelegenheden die zich bij de eerste droogmaking op deze schaal openbaarden.
Door zijn 'know-how' werd hij bij volgende droogmakerijen eveneens betrokken, bijvoorbeeld voor bemalingsplannen en bij de opstelling van molens. Aangemoedigd door deze erkenning publiceerde hij in 1641 zijn 'Haarlemmermeerboeck', een uitgewerkt plan om de Haarlemmermeer met 160 molens droog te maken. Maar dat zou nog 200 jaar duren...!

Een plakkaat getuigt van sabotage aan de dijkwerken door vissers die brodeloos dreigen te worden. Er bestaat een bloeiende palingvisserij met zelfs handel op Engeland die door de droogmaking volledig zal verdwijnen. De dijkgraaf wordt een stuk rechterlijke macht toebedeeld om deze 'dijkroovers en dijkschenders' aan te pakken.
Op 20 januari 1610 wordt Noord-Holland geteisterd door een langdurige en zware storm uit het noordwesten. Het water staat zo hoog als bij de Allerheiligenvloed van 1570. De Waterlandse Zeedijk bij Durgerdam breekt door en het water staat aan de nieuwe ringdijk van de Beemster. De kracht is zo groot dat de dijk op meerdere plaatsen doorbreekt en het meer weer vol stroomt. 6000 Roeden dijkvak worden weggeslagen, vele molens lopen schade op en het werk van bijna 2 jaar t.w.v. ƒ 800.000 gaat verloren.
Van Oldenbarnevelt, i.o.v. de Staten van Holland verleent op 15 februari 1610 al een aanvulling op het octrooi met vele belastingvrijstellingen ed. voor degenen die de moed niet verloren hebben. Onder een nieuwe dijkgraaf (Tobias de Coenen) wordt het werk hervat na enkele wijzigingen in het dijktracée (bij De Rijp en Kruisoord) aangebracht te hebben.

Op 3 januari 1611 kunnen landmeters op de hoogstgelegen delen van de opnieuw drooggevallen bodem aan de gang. In maart wordt deze grond met 'hooikrok' (gras) bezaaid. In juni begint men met de aanleg van wegen en het graven van sloten.
Over deze zomer lezen we in het verslag van Leeghwater: "Doen de Beemster ten naaste by droog was, zodat men daar niet langer met schuiten over varen konde, zo heeft aldaar in den Somer veel volks ingegaan met manden en met zakken, na de Kil toe door de slibber, en hebben aldaar by menichte vis ende aal gegrepen ende thuis gebracht, gelyk als ik zelver mede gedaan heb".
In de herfst van dat jaar regent het zo hevig dat de polder gedeeltelijk weer onder water komt te staan, op de diepste plaatsen zelfs tot 3 voet.

Een der fraaiste buitenplaatsen in de Beemster was Vredenburgh, een ontwerp van architect Pieter Post uit 1653 voor Frederick Alewijn. Het is helaas in 1819 gesloopt. Een lot dat alle grote buitenhuizen ten deel viel; er staat er geen enkele meer!

Op 19 mei 1612 beschouwt men het werk als geklaard, 40 jaar na de geboorte van het oudste plan. Er zijn op dat moment 42 molens actief.
"Voorzeker een heerlijk toonbeeld van der Vaderen onverzettelijke wilskracht en van hunnen lofwaardigen ijver".
Het totale werk heeft ƒ 1.900.000,- gekost. Er is 7501 morgen (een morgen is 0,86ha) 'contribuabel' (te verpachten) land ter beschikking gekomen, afgezien van de 75 morgen onbelast land als schenking voor de kerk. Het restant grond is van dermate slechte kwaliteit dat die "ten eeuwige dage vrij zal zijn en blijven van alle lasten en ongelden".

Rechts de oudst bewaarde boerderij: De Eenhoorn uit 1682

Denk niet dat de droogmaking toen in kannen en kruiken was. In 1613 staat de polder al weer onder een laag water die de bodem zo week maakt dat de volgende 4 jaar nog niet gedacht kan worden aan inrichting en bebouwing.
Op een kaart van Balthasar Floris van 1640 zijn 51 molens te onderscheiden, verdeeld in groepen (molengangen) van 2 tot 4 molens. Zie hieronder voor een link naar een speciale pagina hierover.
Het totale gebied omvat 70,36 km2 en wordt bemalen door 2 elektrische gemalen. Gemiddeld ligt de polder op 3,5m beneden NAP. Na eeuwen als zelfstandig waterschap gefunctioneerd te hebben ressorteert de Beemster na een aantal fusies onder Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Rechts een foto hoe in het regenseizoen de polderwegen er uit zagen voor ze bestraat werden.

Links:
De Unesco heeft tijdens de 23e vergadering van de Commissie voor het Werelderfgoed in Marrakesh unaniem besloten dat de 17e eeuwse droogmakerij de Beemster zich vanaf heden Werelderfgoed mag noemen. De commissie noemde de droogmakerij een creatief meesterstuk waarbij de 17e eeuwse idealen nog steeds goed waarneembaar zijn in het totale gebied.
http://whc.unesco.org/sites/899.htm

Een overzicht van alle (14) molengangen van de Beemster. Een site van Michiel Hooijberg
http://www.poldersporen.nl/molens/lokaties.html

Wikipedia artikel over de Beemster:
http://nl.wikipedia.org/wiki/De_Beemster

 

Meer weten?

Kroniek van de Beemster, Dr. A.J. Kölker, Canaletto 1985, ISBN 90-6469-596-2

Bedijking, opkomst en bloei van de Beemster, J. Bouman, Purmerend 1857, herdrukt Canaletto - Alphen a/d Rijn 1977 iov Waterschap Beemster

400 jaar Beemster, Niels Wisman in het tijdschrift Ons Amsterdam, april 2007, p.168-171