Bouwsculptuur

PrintversieH.A. van den Eijnde, hoofdingang van het Scheepvaarthuis

De vernieuwing van de Nederlandse beeldhouwkunst is nauw verbonden met die van de architectuur. De naam Berlage staat ook hier centraal. Hij propageert vergaande vereenvoudiging van de vorm, in dienst van de helderheid van de constructieve idee, en dit op overwegend lineaire wijze. Hij drukt zijn stempel op de beide beeldhouwers die met hem samenwerken aan de Beurs, J. Mendes da Costa en Lambertus Zijl.
De hoekstenen van Zijl getuigen van deze zeer vergaande rationele vereenvoudiging. Zijn sculptuur vormt in haar streven naar monumentaliteit een aanknopingspunt voor de volgende generatie. Mendes da Costa verbindt vormvastheid en geslotenheid met expressiviteit en symboliek. Dit ziet men goed in het tegenover de Beurs gelegen gebouw van de Utrechtse Levensverzekeringsmij. Het Westen (brug Jan van Galenstraat/Admiralengracht)Wanneer de jonge kunstenaars zich verzetten tegen de té puriteinse onderdrukking van de eigen creatieve gedachte door de rationele geest van de architect, vinden zij aansluiting bij Mendes. Veel van zijn werk is afgebeeld in Wendingen.
Het Scheepvaarthuis ontstaat als een bewust monument tegen de Beurs, als 'een kathedraal van de nieuwe geest'. In de 'bouwhut' wordt de kern gevormd door een groep beeldhouwers onder leiding van H.A. van den Eijnde en de jongere, pas beginnende Hildo Krop. Het gebouw wordt opgevat als een groot schrijn, door het vakmanschap van de handwerkslieden tot een kostbaar geheel gemaakt. Het grondelement is de baksteen, waarvan het nieuwe formaat en de behandeling het gehele gebouw bepalen. Het Oosten (brug Jan van Galenstraat/Admiralengracht)De wand vloeit en golft, wordt zelf tot sculptuur, ook de figuratie gaat uit van de baksteen zelf. Zo wordt de beeldhouwkunst een onmisbaar en noodzakelijk onderdeel van de bouw, niet meer de luxe en ternauwernood geduide toevoeging. Deze neiging, het gebouw zelf als sculptuur op te vatten, ziet men in extreme mate in de tekeningen van Finsterlin, gepubliceerd in Wendingen, maar ook in de ontwerpen van De Klerk, Kramer en Wijdeveld. De beeldhouwkunst hervindt haar zelfvertrouwen en kan zich nu vrijelijk ontplooien in al haar nuances. De samenwerking is groot, allen werken aan de gemeenschappelijke idee van vooruitgang en verheerlijken de ondernemende en vooruitziende geest, voor wie geen horizon te ver is. Van den Eijnde maakt de ingang van het Scheepvaarthuis, beheerst door de vier wereldzeeën, geschaard rond een donkere spelonk. Gevelsteen van WenckebachIn de wanden zijn de portretten aangebracht van de ontdekkingsreizigers en zeevaarders en de emblemen van verschillende scheepvaartmaatschappijen. Het merendeel is van Krops hand. Het gebouw zelf is opgevat als een schip, hierop wijzen de steeds terugkerende figuren van schipper en bootsman, en de nooit uitgevoerde rij matrozen op de daklijst. De voorplecht van het schip is naar het IJ gewend. Het gebruik van materialen als graniet, dioriet, gebakken klei, lood, baksteen en verguld ijzerwerk vergroot de expressiviteit van het geheel.

Het tramgebouw kreeg van Hildo Krop als symbool een naakte man te midden van een bliksemschichtDe werkplaats geeft de grote stoot tot opleving van de beeldhouwkunst. Men leert er de praktijk van het steenhakken (aan de academie nog niet onderwezen) en komt tot een gemeenschappelijke stijl die door een groot aantal kunstenaars wordt toegepast. Hun bouwplastiek is anoniem, bedoeld voor de gemeenschap en moet de mensen doordringen van het mysterie van het leven, hen stimuleren tot creativiteit.
Door Wibaut en Hulshoff wordt in Amsterdam de socialistische idee op grote schaal verwezenlijkt.. Hildo Krop wordt benoemd tot stadsbeeldhouwer. In korte tijd wordt de stad verrijkt met een schat aan beeldhouwwerk, een uniek feit in de Nederlandse kunstgeschiedenis. In de thematiek staat de mens, met name de arbeider en de vrouw, centraal. 'De geboorte van de Daad'. Hilde KropGrote aandacht wordt ook besteed aan de natuur, een herinnering voor de stadsmens aan zijn vroegere omgeving. Het afbeelden van fabelwezens is een humoristische trek die herinnert aan de middeleeuwen. Aan de bruggen worden veelal bewust zeedieren en watermonsters gebruikt. Bij de gebouwen spelen de vier windstreken een rol en worden weergegeven door de vertegenwoordigers der vier continenten, onder andere bij de telefoondienst (Singel 344), ambachtsschool (Postjesweg), brug Jan van Galenstraat/Admiralengracht. Wanneer abstracte begrippen worden uitgedrukt is de band met het symbolisme (Roland Holst, Toorop) het duidelijkst: de geboorte van de daad (Comeniuslyceum, Pieter Lodewijk Takstraat 34), het raadsel van het begin, de doem van het noodlot (Stadhuis). Dergelijke levenssymboliek vindt men veel aan scholen. F. Sieger, Zogende Moeder (hoek Haarlemmerweg/GibraltarstraatOok ziet men verwijzingen naar de functie van het gebouw. Het stadhuis heeft 12 gevelstenen die eigenschappen, wenselijk voor bestuurders, voorstellen.
Het geologisch instituut (Nieuwe Prinsengracht 130) heeft voorstellingen van aardbevingen, mijnbouw, vulkanen etc. Krop wordt geïnspireerd door gedichten (Gorters Pan vindt men weerspiegeld op verschillende plaatsen, onder andere het spoorwegviaduct Spaarndammerstraat). F. Sieger, Watermonster aan de brug Leidseplein/SingelgrachtHet beeldhouwwerk aan de brug Boerenwetering/Van Hilligaertstraat is geïnspireerd op een gedicht van Van Collem: de kunstenaar die de mens de weg naar de hemel wijst.
Het meeste en beste werk loopt parallel met de bloeitijd van de Amsterdamse School; vooral in Krop's werk is er dan sprake van grote levendigheid en afwisseling (karakteristiek is een zekere grimmigheid). In zijn latere werk is er mede door de schaalvergroting vaak sprake van een zekere leegheid.