et
is raar gegaan met het IJ. Tot het begin van onze jaartelling bestond
het IJ waarschijnlijk helemaal niet of was hoogstens een kreekje als gevolg
van een duindoorbraak bij Castricum, rond het jaar 0. Door
een aantal grote watersnoden ontstond de Zuiderzee (11e-12e eeuw) en groeide
dat kreekje uit tot een getijdengeul. Door voortdurende afkalving na verdere
grote stormen ontstond het IJ als op nevenstaande kaart uit 1849 (compilatie van de nettekeningen
25NW en 25NO door G. Schuurman -1849). Toen werd
er ingepolderd (1876) en daarna weer open gegraven (westelijke havengebieden
1918-2000), foto hiernaast.
Het IJ was een levendige en grillig gevormde waterloop met vele accenten, zoals
eilanden en schiereilanden. Wat is daar nog van terug te vinden?
Het blijkt dat de Amsterdamse kant (zuidoever) op de tekentafel ontworpen is en alle
contouren uitgewist zijn. De noordoever, zeg maar de Zaanse zijde, is nog
grotendeels intact. De oude dijk ligt rustig in het landschap te wachten op
toekomstig werk.
Rechts het westelijk havengebied rond 2000.
Deze luchtfoto is richting IJmuiden gemaakt, het Noordzeekanaal, het IJ en
de westelijke zeehavens zijn donker.
De geschiedenis van 't IJ
Niet te achterhalen valt of de basis voor het oer-IJ er altijd al was in de vorm van een waterloop of
ontstaan is door een duindoorbraak. Een recente hypothese houdt het voor
mogelijk dat het IJ een deel van de Rijndelta was waarvan een arm bij
Castricum in zee uitmondde. Rond het begin van onze jaartelling ontstaat als
gevolg van een watersnood een getijdenstroom. Tot de afsluiting van de
Zuiderzee kende deze eb-en-vloed. In de smalle delen van 't IJ sleten
daardoor diepe geulen die het vaarwater in de havens van Amsterdam en
Zaandam op natuurlijke wijze op diepte hield. Men schat de gemiddelde
breedte van 't oer-IJ op zo'n 300m, maar op het moment van de inpoldering
was het breedste deel (bij Halfweg) echter al 6km geworden. De op
bovenstaande kaart zichtbare eilanden in 't IJ zijn de restanten van oude
oeverwallen. Bij Halfweg was de scheiding tussen 't IJ en de Haarlemmermeer
begin 19e eeuw zo smal geworden dat het tijd werd om daar iets aan te doen!
In 1852 viel de Haarlemmermeer droog en voor 't IJ waren ver gevorderde
plannen.
Inpoldering en Noordzeekanaal
De inpoldering van 't IJ is afwijkend van overige droogmakerijen verlopen. Om de Amsterdamse
transitohandel te stimuleren werd besloten om een kanaal te graven naar zee,
dat bij Velsen uit zou komen. Er zijn vele plannen gelanceerd maar alleen
het onderstaand zou het halen. De financiering van de onderneming kwam uit
de verkoop van het drooggelegde IJ.
Door de vaargeulen van 't IJ te gebruiken
hoefde men slechts korte stukken kanaal echt te graven. Dat is door de
duinenrij van het Wijkermeer bij Velsen naar het huidige IJmuiden en door
het schiereiland Buitenhuizen. De rest van het kanaal werd eerst in 't IJ
bedijkt waarbij zoveel mogelijk de natuurlijke vaargeulen gevolgd werden.
Daarna konden de buitenliggende polders drooggemalen worden, echter niet na
diverse zijkanalen vrijgehouden te hebben voor de afwatering van diverse
gemalen van diverse Waterschappen. Verder moest gelijktijdig 't IJ
afgesloten worden van de Zuiderzee. Van de Paardehoek naar Schellingwoude
kwam een afsluitdijk waarin de Oranjesluizen aangelegd werden (1872). De
concessie voor het kanaal werd verleend in 1861, de Amsterdamsche Kanaal
Maatschappij werd opgericht in 1863 en de feestelijke opening van het kanaal
volgde in 1876.
Eilanden
Alle eilanden zijn ontstaan na stormrampen, waarbij nieuwe getijdegeulen ontstonden die
happen
van het oude veenpakket omspoelden. De stelling in Wikipedia, dat Ruigoord
een gestrand drijvend veenpakket zou zijn verwijs ik op basis van diverse
studies en proefschriften (bijv. Güray, 1949) naar het rijk der fabels. Op
dit moment zijn de voormalige eilanden nauwelijks nog te herkennen.
Misschien dat vanuit een vliegtuigje nog contouren te herkennen zijn, vanaf
de grond valt niets meer te zien. Uitzondering daarop
was lang Ruigoord, het
grootste eiland dat nu opgenomen is binnen de Houtrakpolder. De enorme
weerstand tegen de sloop van het dorpje op het voormalig eiland heeft de
tijd daar zo'n 25 jaar stopgezet. Intussen is het toch gebeurd, ligt ook
Ruigoord binnenkort begraven onder het zand waar de Afrikahaven ontstaat,
stil en verlaten zoals altijd al voorspeld door o.a. Prof. A. Heertje.
Ruigoord stak nog enigszins boven het
polderniveau uit. Op de oude dijk rondom lag een weg. Na de inpoldering van
de IJpolders streken daar veel arbeiders uit Zuid-Holland en Zeeland neer,
op zoek naar werk. Een kleine Rooms-katholieke gemeenschap uit Zeeuws-Vlaanderen vestigde zich op Ruigoord en heeft daar tot 1973 stand gehouden. Daarna werden kerk, kroeg en huizen gekraakt door ex-provo's en -kabouters.
Op Ruigoord zijn potscherven aangetroffen uit de 11e eeuw wat dus op
bewoning duidt. De vroegste schriftelijke bronnen zijn uit de 16e eeuw. In
de 17e eeuw is sprake van "cooyen met cooyhuysjen" en op de kaart
van 1849 wordt het eiland ook nog aangeduid als Ruigoord of Kooijen Eiland.
Er was steeds veel geld nodig om de slechte staat van het eiland te
verbeteren; geld dat in de 17e eeuw niet door de 12 landeigenaren opgebracht
kan worden. Zij dragen hun bezittingen over aan het
Hoogheemraadschap Rijnland. Ook dat duurt niet want Ruigoord
kost elk jaar meer dan het opbrengt. Pas in de 19e eeuw lukt het door
schaalvergroting van de bedrijven een enkele boer een
redelijk bestaan op te bouwen. Door de inpoldering wordt de Kanaalmaatschappij
eigenaar van Ruigoord.
Na het verkavelen vestigen zich op Ruigoord
landarbeiders en ontstaat een echt dorp op het voormalig eiland.
Vanaf 1870 valt Ruigoord onder Haarlemmerliede en Spaarnwoude.
Het leven is er hard, er is geen drinkwater, de afstanden naar de
bewoonde wereld zijn groot en de wegen slecht. Drinkwater moet met karren
uit Halfweg gehaald worden.
Oostelijker lagen nog twee eilanden: het
grootste De Horn of De Hoorn en een piepklein restant van
wat ooit een eiland was: Jan Rebellenwaard. De Horn werd
opgeslokt door de Grote IJpolder en Jan Rebellenwaard ligt net in de
Amsterdamse polder. Deze beide polders zijn eigenlijk één polder maar de
gelijktijdig aangelegde spoorbaan naar Zaandam (via de voormalige Hembrug)
fungeerde als dijklichaam en beiden polders zijn apart drooggemalen. Van
beide eilanden is niets meer waarneembaar. De Hoorn ligt nu onder het
spoortracé naar de Hemtunnel en de Jan Rebellenwaard was al direct na de
inpoldering weggevaagd. Dit eilandje is - voorzover bekend - ook nooit
bewoond geweest. De Hoorn daarentegen wel. Tot Amsterdam dit gebied tot
industriegebieden Sloterdijk I, II en III omtoverde stak dit eiland nog als
een terp boven de polder uit.
In 1399 werd het eiland door graaf Albrecht van Beieren verkocht aan
het Karthuizer klooster te Amsterdam. Na opheffing van het klooster
(Alteratie 1578) werd het afgestaan aan het Burgerweeshuis. In het begin van
de 16e eeuw woonden er al 11 gezinnen, er stond een kapelletje en er was een
dorpsbestuur.
Voor het Burgerweeshuis was het eiland geen voordelig bezit want het
onderhoud van de kade vergde veel investeringen. Met elke grote storm werden
grote stukken land weggeslagen. Bij een meting in 1591 mat het eiland 100ha
en ruim een eeuw later nog maar 70ha. In 1786 werd het intussen onbewoonde eiland
overgedragen aan de Domeinen van Holland en West-Friesland. Midden 19e eeuw blijkt
er toch weer een particulier eigenaar te zijn en stonden er 2 boerderijen op het
eiland. Voor de inpoldering werd het eiland eigendom van de Kanaalmaatschappij en
in 1874 opnieuw verkocht.
Schiereilanden
De stukken land die 't niet tot eiland geschopt hebben maar aan het vasteland
bleven plakken bevonden zich zonder uitzondering aan de noordoever van 't IJ.
Vanuit het westen gerekend zijn dat Buitenhuizen, de Hem, de Volenwijck en de
IJdoorn. Vooral de laatste 2 zijn nog heel goed herkenbaar, maar ook de beide
andere zijn nog wel.
Buitenhuizen is bij de aanleg van het Noordzeekanaal doorgraven maar de dijk van de
noordelijke IJ-oever is nog redelijk intact, zodat de contour van
Buitenhuizen ten noorden van het kanaal nog goed zichtbaar is. De Hem (bij
Zaandam) scheidt nu nog steeds de Voorzaan van de Nieuwe haven (Bruynzeel-houthaven,
nu Thomassen-haven). De Volewijck (hartje Amsterdam,
tegenover het CS) is sinds eeuwen het aanmeerpunt van het veer over 't IJ en
ligt er, ondanks de inpoldering van de beide inhammen links (Buiksloter
ham/Shell) en rechts (Nieuwendammer ham) en de kunstwerken rond de
IJ-tunnel nog steeds penetrant uitstekend bij. Op dit punt was 't IJ altijd
al het smalst en dat is het tot vandaag nog (500m). Door z'n ligging was de
Volewijck eeuwen lang het startpunt van alle verbindingen met Noord-Holland
boven 't IJ. Trekschuiten, treinen, trams, vrachtboten, bussen vertrokken
allen van dit punt. Het Tolhuys, basis en wachtlokaal, staat er nog steeds.
Het laatste schiereiland is De IJdoorn
bij Durgerdam en net niet meer op de beide kaarten hier boven. De IJdoorn
had 't meest te lijden onder de invloeden van de soms onstuimige Zuiderzee.
Dat leidde regelmatig tot doorbraken en wateroverlast en op een moment nam
men het besluit de IJdoorn op te geven. De zeedijk werd bij Durgerdam recht
getrokken en de IJdoorn bleef buitendijks. Zo snel gaf die zich niet
gewonnen en voorzover bekend is er altijd "geboerd" buiten de
dijk. Nu is het een vogelparadijs en niet vrij toegankelijk.
Tot slot een overzichtkaart van de situatie na inpoldering. Dit is een
steendruk uit 1866 door P.J.Otten. De oude IJ-dijken zijn goed zichtbaar.