weekblad-logo

week 38-2020

Fotoquiz snelste

De snelste met het juiste antwoord op de foto van vorige week was Ria Scharn. De nieuwe opgave komt dan ook van haar.
De vraag is:

Welke straat is dit?

Oplossingen via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

Arjen Lobach heeft er een strikvraag van gemaakt. Deze kinderspeelplaats had hier niets te zoeken en het was dan ook maar tijdelijk. Tijdens de aanleg van metro-Oost werd een deel van de Recht Boomssloot gedempt. Er werd toen nog niet geboord, weet u nog wel? De stad werd deels een chaos en niet iedereen zag het nut van een metro in. We zijn benieuwd hoe de stemming vandaag is.
Overigens is deze Recht Boomssloot weer 'dicht' gemaakt voor een groot project. Ze moeten dat grachtje wèl hebben!

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Ria Scharn, Adrie de Koning, Maaike de Graaf, Robert Raat, Jos Mol, Onno Boers, Dirk Fuite, Mike Man, Aschwin Merks, Hans van Efferen,

Fotoquiz: Ton's keuze

De keuzefoto's betreffen locaties buiten de Singelgracht.

Oud en nieuw naast elkaar. De vraag is:

Waar is dit?

Oplossingen graag via deze link

Foto: © Ton Brosse

Oplossing: Jos' keuze


Behalve dat er tientallen foto's van deze binnenplaats in de Beeldbank aanwezig zijn, waaronder de kunstige panoramafoto hieronder, heeft u dit soort foto's van de binnenplaats van het Buitengasthuis al enkele malen in de quiz kunnen zien.
Grappig is te zien hoeveel adressen de Beeldbank aan het Buitengasthuis probeert te plakken, die dan ook braaf bij de oplossing overgenomen werden.

Foto's: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Kees Huyser, Adrie de Koning, Arjen Lobach, Anneke Huijser, Ria Scharn, Harry Snijder, Robert Raat, Onno Boers, Harald Advokaat, Mike Man, Hans van Efferen, Anthony Kolder,

Heeft u ook een opvallende foto gevonden?

Laat ons meegenieten en stuur hem naar de redactie. Vanaf 2020 moet het onderwerp zich juist buiten de Singelgracht bevinden. Wij verwachten wel een niet alledaags beeld dat ook niet-buurtbewoners wel eens op het netvlies kregen. Graag via deze link en alléén via deze link a.u.b. Blijf sturen!

Fotoquiz Wat? Waar?

Sneu voor Arjen Lobach, dat hij deze niet kan meedoen, want wij hebben zijn tweede keus voor de rubriek 'snelste' van twee weken geleden bewaard voor deze week. ME in de weer, maar waar en wanneer? De vragen zijn:

Durft u een jaartal aan deze foto te hangen?
Welke straat kijken we in?

Laat het ons weten via deze link

Afb: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

U diende de tekst te lezen en op te pikken dat het voorgaande jaar de kermis afgelast was. Dan nog even vaststellen welke ramp bedoeld werd en uitzoeken wanneer de combinatie kermis uitstellen en cholera-epidemie samenvielen. De cholera heerste (o.m.) in 1848-'49 en deze kermiswens is van 1 januari 1850. U kreeg een jaar ruimte zodat ook 1849 nog correct was. Klik de afbeelding links voor de hele kermiswens.

Wij hebben geprobeerd om te achterhalen wat schuitemans precies voor werk deden en of ze wel bij de stad in dienst waren. Eén deelnemer denkt dat ze bij de Stads Reiniging (of voorloper) als schuitenvoerder dienst deden. Als u meer daarover weet mag u ons dat melden.

 

 

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Ria Scharn, Anneke Huijser, Otto Meyer, Robert Raat, Aschwin Merks, Mike Man, Jos Mol,

 

Afbeeldingen: Stadsarchief Amsterdam

Met de camera op pad...

Anderhalve eeuw geleden werd deze foto gemaakt. De vragen zijn:

Waar is dit?
Welke brug is in beeld?

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Foto van vorige week

Deze verkreukelde bus was na de aanrijding voor nader onderzoek naar het hoofdbureau van politie gebracht. Daar konden ze de bus niet op de binnenplaats gebruiken en daarom werd hij in de toerit naar de zijingang aan de Marnixstraat geparkeerd. Het straatje heeft geen eigen naam en geldt als Marnixstraat. Achter de bus zijn huizen aan de Lijnbaansgracht te zien. Aan de andere kant van het straatje is het ATVA-gebouw.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Wim Huissen, Han Mannaert, Robert Raat, Hans van Noort, Anneke Huijser, Ria Scharn, Ron Huissen, Adrie de Koning, Jos Mol, Aschwin Merks, Mike Man,

Hulp gevraagd...

Deze foto zit in de Beeldbank met als enige beschrijving: "Een gevelsteen op de hoek van een huis met de afbeelding van een tijgertje of jonge leeuw."

Waar is dit?

U kunt de foto klikken om in de Beeldbank het origineel te bekijken.

Laat het ons weten via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Hulp gevraagd... en gekregen

Wij riepen al dat de straatnaam kort was, gezien het kleine straatnaambord, en dat de korte stadsdeelnaam op een locatie buiten het centrum duidde. Kan het nog korter? De straat is de Obistraat in Oost.
Dit is de hoek met de Halmaheirastraat.

Nooit van gehoord? Dan bent u niet alleen.

Hulp kwam van Eric-Jan Noomen, Paul Graalman en Mike Man.

en dan nog even over...

Eerst de sokkel met stedenmaagd; links op de foto staat een enorm pakhuis met zeker vijf verdiepingen. Dat komt ook op andere foto's van de Westerstraat voor en staat niet ver van de Violettenstraat. Dat pakhuis was Westerstraat 81 en het monument zal ter hoogte van nr.75 gestaan hebben. Dan de obelisk. Die was eenvoudiger want op de foto staat rechts een piepklein pakhuisje dat eerder in de quiz een rol speelde: Westerstraat 200. Het staat er zelfs nog steeds, op de hoek met de Tichelstraat.

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Ria Scharn, Maaike de Graaf, Harry Snijder, Mike Man, Jos Mol,

redactioneel

de moeizame weg van de geneeskunst

De afgelopen weken kwamen we op verschillende manieren het Binnengasthuis tegen. Weet u nog de nieuwbouw van het artsenijbereidkunde-lab? En vorige week het oprukkende gasthuis waar het Hotel de Pays Bas voor week? Er was sprake van de Nummerhuizen die door het gasthuis als inkomstenbron werden gebouwd en die ze zelf bijna allemaal de nek omgedraaid hebben. En fotograaf Kiek op de Oude Turfmarkt die moest verdwijnen voor de nieuwe Kraamvrouwenkliniek? In de quiz hebben we het meestal over de lokaliteiten van het gasthuis, nu willen wij het over omstandigheden hebben. Gasthuis…, oorspronkelijk een gratis onderkomen voor vreemdelingen, bijvoorbeeld op bedevaart. Het ontwikkelde zich tot onderkomen voor behoeftigen en daklozen en de medische zorg ging steeds meer een hoofdrol vervullen.

Even een korte geschiedenis: toen het gasthuis op deze plek neerstreek heette het nog Sint Pieters Gasthuis en kwam van de Nes, toen nog Gansoord geheten. In 1492 dwong het stadsbestuur een fusie af tussen het Sint Elisabethgasthuis en het Sint Pieters. Door bij het Sint Pieters in te trekken kwam het gasthuis aan de Dam (Gasthuissteeg) vrij om bij het stadhuis gevoegd te worden. De gefuseerde gasthuizen mochten flink uitbreiden en de kinderen kregen een eigen onderkomen elders. Aan de Nes waren meteen al een mannen- en vrouwenafdeling. In 1504 werd nog een bayart of daklozenopvang toegevoegd.  In de Nes groeiden ze evenwel uit hun jasje en met de Alteratie (1578) kwam de oplossing. De kloosters van de Oude en Nieuwe Nonnen werden geconfisqueerd en in 1582 ter beschikking gesteld aan het Sint Pieters Gasthuis. De naam van Sint Elisabeth was toen al verdwenen, alleen haar naamdag werd nog gevierd. Het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis zou eveneens bij Sint Pieters intrekken maar het werd 1582 voor ze verhuisden.

Een van de belangrijkste nieuwbouwprojecten op het terrein was een pesthuis, zoals dat ook al in de Nes was geweest. Dat was zeker niet alleen voor pestlijders, sterker nog, er waren vele plagen met epidemische omvang (lepra, tyfus, pokken, mazelen) voor er ooit van pest sprake was. Niet veel later bleek dit pesthuis geen overbodige luxe; in 1601-’02 woedde de eerste grote pestepidemie in Amsterdam waarbij 10% van de ±60.000 inwoners overleed. Het pesthuis was berekend op 70 patiënten maar het werden er tijdens die epidemie meer dan 500.  Men zag in dat het huisvesten van besmettelijke zieken op een terrein met andere patiënten ondoenlijk was en streefde naar huisvesting buiten de stad. In 1617-’18 werd iets ingericht buiten de stad op een plek waar vandaag de Palamedesstraat is, in voorbereiding op nieuwbouw van een groot pesthuis aan de Overtoom (Buitengasthuis) dat in 1633 betrokken kon worden.

Afb: u kent hem vast wel, de pestdokter met zijn masker waar geurige kruiden zouden afrekenen met de 'verpeste' lucht

De geneeskundige praktijk in de 16de-18de eeuw was bijzonder ingericht. Naast gestudeerde geneesheren was er een veel groter circuit van chirurgijns, een behandelaar van kwalen waar bloed een rol speelde. Door de link met het vlijmscherpe scheermes bij uitstek een taak voor de barbiers. De kwalen dienden zich aan de oppervlakte te manifesteren, inwendig bleef voorbehouden aan de geneesheren. De hulp van de chirurgijn werd wel ingeroepen bij sommige operaties, zoals amputaties. De chirurgijn was bekend met het dichtschroeien van kapotte aders. De apotheker nam een voorname plaats in in het gasthuis. Hij woonde op het terrein en had een eigen kruidentuin en plantenkas voor nachtvorstgevoelige soorten. De apotheker bereidde zelf de geneesmiddelen en hij werd apart geschoold (en bijgeschoold), in elk geval vanaf medio 17de eeuw. Wij publiceerden daar een special over in het jaarboek 2018 pp.34-43.
Chirurgische ingrepen gebeurden op zaal, want een operatiekamer was iets van de 19de eeuw. Niet alleen ingrepen, maar ook afleggen van overleden patiënten en ontledingen vonden tussen de overige patiënten plaats. Nog erger was dat nieuwsgierige burgers tegen betaling daar bij konden zijn en toekijken.

Afb: Rijksmuseum; onder: chirurgijn/Wikipedia

 

Het verplegend personeel was een ander hoofdstuk en de verhalen over hun functioneren doen je de haren te berge rijzen. Scholing bestond niet, het personeel - knechten en meiden - werd gezien als hulp in de ziekenhuishouding. Slecht betaald werden ze ook nog en dat verleidde hen ertoe dat op de patiënten te verhalen. Geneesmiddelen die toegediend moesten worden, werden te koop aangeboden en voedsel werd voor eigen gebruik achtergehouden. Uitwassen als dronkenschap tijdens het werk en mishandelen van patiënten was geen uitzondering. Dat woekerde voort tot eind 19de eeuw het ziekenhuiswerk professionaliseerde en geschoolde verplegers/verpleegsters aangesteld werden.
Het Binnengasthuis had een slechte naam maar die van het Buitengasthuis spande de kroon. De patiënten daar waren op geen enkele manier weerbaar tegen personeel dat hen terroriseerde. Treffend is een citaat van een Oostenrijks arts die thuis in Wenen verslag uitbracht: “Hoe moeten we deze twee verpleeginrichtingen beschrijven, die op geen enkele wijze die naam verdienen? Als wij bijzonderheden opsommen, blijkt als vanzelf dat ze het tegendeel zijn van wat ziekenhuizen behoren te zijn. (...) Op iedere buitenstaander maakt deze plek een hoogst onaangename indruk. Op zeshonderd zieken zijn er slechts twee artsen [betreft Buitengasthuis –red.]." Het verplegend personeel noemde hij een afschrikwekkend voorbeeld van ruwheid, traagheid en smerigheid.

De Hongaar Semmelweis had tweede helft 19de eeuw bewezen dat kraamvrouwenkoorts veroorzaakt werd door streptokokkeninfectie door onhygiënische benadering van de barende vrouw. Het is daarom verwonderlijk dat dr. Tilanus, hoofdverantwoordelijk voor de kraamkliniek en zeer goed vertrouwd met de bevindingen van Semmelweis, deze in het Binnengasthuis negeerde, wat hoofdzakelijk was omdat hij de dagelijkse praktijk aan het afdelingshoofd professor Lehmann overliet. Tot overmaat van ramp gaf hij toestemming aan de studenten van de Klinische School praktijkervaring op te doen in de kraamkliniek. Was het landelijk sterftecijfer ten gevolge van kraamvrouwenkoorts 2½%, in het Binnengasthuis liep dat op tot 18%. Wat de oorzaak daarvan was, bleef voor de doktoren een raadsel, maar bij Tilanus begon het te dagen. Hij stelde in 1832 voor een nieuwe kraamkliniek te bouwen die ver weg lag van alle andere klinieken op het terrein, zeker van de afdeling heelkunde en de zaal waar doden afgelegd werden. Ten tweede werden – na de ontdekking in 1859 - de antisepsis ingevoerd, zowel op de patiënt (verband, wondbehandeling) als bij het ontsmetten van gereedschap waarmee gewerkt werd. En wat dacht u van handen wassen? Dat vroedvrouwen met blote ongewassen handen Het afdelingshoofd van de kraamkliniek, professor Lehmann, vond het allemaal onzin en ook de opvallende daling van het sterftecijfer overtuigde hem niet. Het moest 1870 worden eer de nieuwe kraamvrouwenkliniek aan de Oude Turfmarkt geopend werd, de uiterste hoek van het gasthuisterrein.

Foto: Kraamkliniek op zolder van het Binnengasthuis

Dat klonk alles bij elkaar niet best, tot nu toe. Je zou denken dat je toch beter uit ziekenhuizen weg kunt blijven. Maar er kwam ergens een kentering, gedurende de 19de eeuw. De naam van Tilanus viel zojuist, de senior Christiaan Bernard (1796-1883). Hij werd in 1828 uitgenodigd om in Amsterdam de leerstoel heelkunde én verloskunde te bekleden. In die functie besteedde hij veel tijd in het Binnengasthuis maar hij was het ook die voor een opleiding voor vroedvrouwen streed, de Rijkskweekschool waar we een aantal maanden gelden over te spreken kwamen. Hij was het ook die een nieuwe operatiekamer liet bouwen die voor die tijd veel aandacht schonk aan hygiëne en steriliteit. Hij stuwde de chirurgische ingreep naar een hoger plan.

Hij werd nog overklast door zijn zoon Jan Willem Reinier (1823-1914; li) die de grootste stap zette richting de hedendaagse klinische zorg. Deze Tilanus raakte bevriend met de Schotse medicus Lister (re) die de antiseptica ontdekte en propageerde, wat tot gevolg had dat die methode ook in het Binnengasthuis toegepast werd. In 1901 kwam weer een nieuwere operatiekamer die zich kon meten met alles wat toen bekend was. Opeens was het gasthuis een oord waar buitenlandse medici graag werkten. In Amsterdam werden operaties uitgevoerd die nog nooit ergens geprobeerd waren.

Hieronder de operatiezaal van 1901, tevens collegezaal. In het midden professor Rotgans, de opvolger van J.W.R.Tilanus.

Dan toch nog wat kanttekeningen bij de gezondheidszorg in vroeger eeuwen.

In 1792 stuurde de stad de inwoners van het Dolhuys naar het Buitengasthuis en kon het grondstuk aan de Kloveniersburgwal verkocht worden. De speciale cellen voor krankzinnigen in het Buitengasthuis leken meer op kerkers. De behandeling die ze ondergingen, was alleen maar met de term ‘beestachtig’ te classificeren. In het Dolhuys was de behandeling aanzienlijk beter geweest maar het grondstuk kon voor goed geld verkocht worden aan de Hersteld Lutherse Gemeente, dus weg met die kostenpost!

Op de afbeelding het reliëf boven de ingang van het Dolhuys aan de Kloveniersburgwal.

Een bijzondere wetenschapper die - als hij zich in de Nederlanden ophield - vaak in het Binnengasthuis te vinden was, was de natuurkundige Jan Swammerdam (1637-1680). Hij was de zoon van een apotheker op de Oudeschans. Hij had onder vele andere studierichtingen ook anatomie gestudeerd en schijnt nogal wat geëxperimenteerd te hebben in het gasthuis. Hij promoveerde in Leiden op de werking van ademhaling en hij was de ontdekker van de mannelijke zaadcel die de vrouwelijke eicel bevrucht. Hij ontdekte de rode bloedcel toen microscopen geïntroduceerd werden en bestudeerde de hersenen en het ruggenmerg. Hij studeerde zijn leven lang maar heeft nooit daadwerkelijk als arts gewerkt.

Krijgt u ook het gevoel dat de geneeskunde in vroeger eeuwen een beetje amateuristisch was? Er was blijkbaar steeds een knappe kop nodig om vooruitgang te boeken.

In de PDF over het gebied tussen Grimburgwal, Kloveniersburgwal, Amstel en Rokin wordt veel aandacht geschonken aan het Binnengasthuis: geschiedenis en lokaliteiten. Klik de omslag om te lezen.

 

Alle afbeeldingen komen uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam, tenzij anders aangegeven.

Buslijn K met Kromhout/Verheul

De foto van de verkreukelde bus K van vorige week deed ergens weer een hart sneller kloppen. Dit keer geen GVB-hart maar een Kromhout-hart, want de bus was er een met Kromhout-techniek van het type TB-6C en een Verheul-carrosserie. Van de combinatie Kromhout/Verheul zijn tussen 1937 en 1953 diverse modellen gemaakt en dit was een late uit een serie van 30 die in 1948-'49 geleverd werden ter aanvulling van het door de Duitsers in de oorlog geroofde contingent bussen. In 1945 stonden bij de GVB nog maar 27 bussen die allemaal defect waren. De overige bussen, tenzij kapotgeschoten, stonden verspreid over heel noordwest-Europa. De verste konden in Parijs opgehaald worden. De opgehaalde bussen waren dermate onderkomen dat ze nooit meer dienst hebben gedaan. De 27 defecte bussen zijn gerepareerd en hebben nog wel dienst gedaan - soms als lesbus en soms als calamiteitenwagen - en zijn in verschillende jaren tussen 1952 en 1963 afgevoerd.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Een bus K moet van ná 1950 zijn; nadat tramlijn 22 in 1944 stopte met de kringlijn rond het CS duurde het tot 22 juni 1950 eer er een bus 22 ging rijden met vooroorlogse Kromhout/Verheuls (foto linksboven). Die lijn werd op 1 januari 1951 verletterd tot bus K met de zogenaamde "omvormers" TB-6C. Deze deden dienst tot 1961-'62. Ze onderscheidden zich van vroegere modellen door de verchroomde 'wings' boven de grille.
De eerste naoorlogse buslijn die weer ingesteld werd, was lijn G, op de foto rechtsboven staande voor het Haarlemmermeerstation met al het nieuwe type TB-6C.

Lijn K was maar heel kort en werd overdag met drie bussen onderhouden en 's avonds met twee. De chauffeurs spraken 's avonds wel eens met elkaar af dat er één aan de achterkant van het CS zou blijven staan om lekker uit te rusten, terwijl zijn collega dan met dubbele snelheid rondjes om het station maakte. De chefs stonden toch meestal aan de voorkant van het gebouw!
Het tarief van lijn K was zelfs voor de naoorlogse jaren een lachertje: één cent. En met een geldig 'overstapje' zelfs gratis. In de bus stond een grote 'betaalbus' met achter glas een bergje van die grote koperen centen. Het tarief was zó schappelijk dat kinderen er een deel van hun snoepcenten voor over hadden om rondjes mee te rijden en zolang ze betaalden had niemand bezwaar. Dat lukte je op de gratis pont nooit lang.
Nu vraagt u zich misschien af waarom er zoiets als een kringlijn K bestond. Die heeft ook maar net zo lang bestaan als het perronkaartje bij de NS (tot 1969). Geen Amsterdammer die het in zijn hoofd haalde om 10 cent (later oplopend tot ƒ0,25) te betalen om door het CS te mogen lopen. En dus moest je er omheen en de GVB faciliteerde dat met inzet van bussen..., wel de oudste die ze op stal hadden.

Foto's: www.amsterdamsetrams.nl - Info: amsterdamsetrams.nl/Cor Fijma/Han Mannaert

Het chassis van de TB-6C werd gebouwd bij de Kromhout Motoren Fabriek (KMF) aan de Motorkade in Noord. Er werd een Gardner-dieselmotor ingebouwd, die door KMF in licentie werd gebouwd. De motor stond naast de chauffeur en het schakelen schijnt nogal wat van de kundigheid van de chauffeur gevergd te hebben. Bij het optrekken maakte de Gardnermotor een brullend geluid wat insiders tot verrukking kon brengen maar voor de passagiers geen pretje was.
Bovendien stonk het in de bus altijd naar olie, ook iets waar de insiders nog lyrisch over kunnen vertellen maar de passagier kon het missen.
De bus werd verder opgebouwd bij Verheul in Waddinxveen, die er veel werk van maakte. Juist de 'omvormers' kregen sierlijsten, bumpers en die verchroomde wings met groot Verheul-embleem en een klein plekje in de grille voor het Kromhout-embleem. Tot slot nog even ingaan op het begrip omvormer. Heel gedetailleerd wordt het niet uitgelegd maar het had te maken met een nieuw principe van overbrenging van de kracht van de motor op de achteras, d.m.v. olie. Voor techneuten was dit zó bijzonder dat de hele serie bussen die voor het eerst hiermee uitgerust werd 'omvormers' werd genoemd.

Foto: KMF (de foto is uniek omdat fotograferen in de productiehal verboden was)

Column: Oorlogsschade

eseffen jullie wel dat je als Amsterdammer geweldig boft? Ik bedoel: nooit slachtoffer geworden van oorlogsgeweld in de zin van bommen en granaten. Toen de Noormannen langs kwamen bestond de stad nog niet, geen Spaanse furie hebben wij ooit te verduren gekregen, Lodewijk XIV werd ver van de stad gestopt en naar huis gestuurd, geen belegeringen, nauwelijks oorlogsschade, niets. Zelfs de Tweede Wereldoorlog kwamen we tamelijk ongeschonden te boven, alhoewel dat nou niet iets is om over te pochen, maar toch...
Eigenlijk is alles dat minder rooskleurig uitpakte aan ons zelf te wijten. Die stomme zet bijvoorbeeld om Gijsbreghts zoon als held de stad binnen te halen terwijl zijn vader in de ban was gedaan door de graaf van Holland? Vondel heeft er wel een enorm drama van gemaakt dat de stad in de as werd gelegd maar de werkelijkheid is anders. De graaf gaf ons een standje, liet ons alle belangrijke infrastructuur zelf afbreken, inclusief de burcht aan de Nieuwendijk, en nam ons de moeizaam vergaarde privileges af. Soit! Veertig jaar later kregen we ze weer terug met nog iets extra's.

De boel fikte twee keer fataal af, een keer een-derde van de stad in puin en de tweede keer de helft. Ongetwijfeld eigen stomme slordigheid. Soit! Beide keren werd de stad mooier, groter en beter opgebouwd. En mooie herinneringen aan vroeger waren van steen gebouwd en bleven gespaard zodat we ze vandaag nog steeds kunnen bewonderen.
Napoleon kwam en bekeek de stad, de derde in grootte in zijn rijk, en vond het prachtig. Sans pareil! Intussen zoog hij al het kapitaal uit stad en land weg, iets dat ons meer dan een halve eeuw heeft gekost om te overwinnen, maar het was maar geld. En we, de Patriotten, hadden hem zelf gehaald om voortaan alles beter en eerlijker te doen. En wij maar dansen rond de vrijheidsboom, eindelijk vrij!
We kunnen niet stellen dat de groei en bloei van Amsterdam zoetjes kabbelend voortging, nee, het ging met horten en flinke stoten, maar het ging. Vandaag kunnen wij die hele voortgang nog ontdekken aan het gezicht van de stad en dat zonder dat we een openluchtmuseum zijn geworden. Alhoewel niet iedereen dat een pré vindt...

 

en dan moeten we het ook nog even hebben over...

...de Nieuwe Doelenstraat en dan met name nr.10. Hotel de l'Europe was al uitgebreid met de nrs.4 (1909), 6 en 8 (in 1934-'36 nieuw gebouwd door de eigenaar van De l'Europe als Nieuwe Doelen, een kantorengebouw; van 1945 tot 1958 herbergde dit het Gewestelijk Arbeidsbureau). Wanneer het ernaast staande pand nr.10 gebouwd werd, weet zelfs de Dienst Monumentenzorg niet. Ook niet door of voor wie. Hier vestigde Fred. Muller & Co het veilinghuis, tot zij dat in 1905 verhuisde naar de nrs.16-18. Tot 1961 maakte handelshuis Geo Wehry & Co (Batavia) gebruik van nr.10, waarna het in eigendom bij de UvA kwam. Adrie de Koning herinnert zich van zijn studietijd dat toen de Faculteit der Economische Wetenschappen er gebruik van maakte. Nadat die afdeling in 1971 was verhuisd naar het Maupoleum nam de gemeente Amsterdam het in gebruik als broodnodige uitbreiding van het stadhuiscomplex dat uit z'n voegen barstte. Er huisden een aantal kleine diensten in zoals de Accountantsdienst (ACAM) en Verzekeringszaken (WAVV). Nadat de gemeente het pand verliet is het nog in gebruik geweest bij BW Etalagematerialen en tenslotte bij bankhuis Theodoor Gilissen die het samen met nrs.12-14 in 2006 aan Freddy Heineken, de toenmalige eigenaar van De l'Europe, verkocht. Kortom..., gelijk met nr.12-14 werd ook nr.10 mee in het hotel opgenomen. Nr.10 is overigens een rijksmonument. Naar de stijlkenmerken schat men de bouwperiode op derde kwart 18de eeuw.

Foto: © A. Bakker

Deze week honderd jaar geleden

Zondag 19 september 1920 - Het comité van ontvangst heeft dr. Rabindranath Tagore (foto linksboven) van de trein uit Parijs afgehaald en naar de villa De Duinen van het echtpaar Van Eeghen-Boissevain in Huizen overgebracht. Tagore is op rondreis door Europa een paar dagen in Nederland voor het geven van lezingen. Tagore beoogt een beter begrip en betere samenwerking op ideëel gebied en waardering voor zijn werk te krijgen. In De Courant van 9 augustus (rechtsboven) was zijn komst al aangekondigd maar het reisschema was wat door de war geraakt. Tagore zou ook eerst in juli komen maar hem werd te verstaan gegeven dat dit in de vakantieperiode niet zo'n goed idee was. Tagore gaf diverse lezingen over diverse onderwerpen, twee maal voor de Vrije Gemeente (Paradiso) over de dorpsmentaliteit in Bengalen en over opvoedkunde in India. Hij gaf ook aan dat hij meer te weten wilde komen over onze relatie met Nederlands-Indië op een manier die enige kritiek inhield. Het bloedbad van Amritsar in 1919 kan niet helemaal los gezien worden van deze anti-koloniale houding van Tagore. Ook had hij in Engeland het predicaat "Sir" geweigerd.
De tijd van Westerse interesse voor Indische goeroe's was nog lang niet aangebroken maar de Theosofische beweging ging in september 1920 uit z'n dak. Achteraf menen wij dat Tagore beter in India was gebleven om daar zijn denkbeelden onder de bevolking te verspreiden. Inzake harteloosheid richting lagere kasten kan India nog een en ander leren van de Westerse samenleving. Maar dat is een persoonlijke mening...

Oude afleveringen

Hieronder weer een keuzemenu naar oude afleveringen van het jaar 2020. De keuze 2014 t/m 2019 leidt naar de laatste aflevering van het betreffende jaar, met onderaan een eigen menu voor dat jaar.

2014 2015 2016 2017 2018 2019 wk01 wk02 wk03 wk04 wk05 wk06
wk07 wk08 wk09 wk10 wk11 wk12 wk13 wk14 wk15 wk16 wk17 wk18
wk19 wk20 wk21 wk22 wk23 wk24 wk25 wk26 wk27 wk28 wk29 wk30
wk31 wk32 wk33 wk34 wk35 wk36 wk37 wk38 wk39 wk40 wk41 wk42
 

Aanmelden voor deze digitale uitgave    -    Afmelden voor deze digitale uitgave