weekblad-logo

week 20-2020

Fotoquiz snelste

De snelste met het juiste antwoord op de foto van vorige week was Harry Snijder. De nieuwe opgave komt dan ook van hem. Zijn vragen zijn:

Welke gracht is dit?
Welke steeg komt er hier op uit?

Oplossingen via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

Het firmaopschrift, dat we verduisterd hadden, luidde: R. Determeijer. Hun noodwinkel stond in 1929 op de Liesdelsluis (#207) over de Oudezijds Voorburgwal tussen de Korte en Lange Niezel. Sinds deze foto is deze liggerbrug gewijzigd in een gemetselde boogbrug.

 

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Foto onder: bruggenvanamsterdam.nl

Goede oplossingen kwamen van Harry Snijder, Anneke Huijser, Ria Scharn, George Hulshof, Berry Feith, Kees Huyser, Arjen Lobach, Otto Meyer, Anje Belmon, Adrie de Koning, Mike Man, Jos Mol, Robert Raat, Hans Van Efferen,

Fotoquiz: Paul's keuze

Deze keuzefoto betreft een locatie buiten de Singelgracht.

Paul is benieuwd of u deze toch wel bekende foto weet te plaatsen. Het gaat om openbaar vervoer met een eindhalte dicht bij de stadsgrens van Amsterdam. Welke eindhalte dat is? Hebben we verduisterd!

Welke straat/weg/kade is dit?

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing: Paul's keuze

Jacob van Eck fotografeerde een heel onbekende kant van het Buitengasthuis, ook wel Pesthuis genoemd. Het grote misverstand leeft nog altijd volop: het Pesthuis werd niet gesloopt om het Wilhelminagasthuis te kunnen bouwen! Dat laatste is gebouwd tussen 1891 en '94, het Pesthuis werd pas in 1937 afgebroken. Toen het niet meer als ziekenhuis nodig was, kwam het in 1905 in gebruik bij Hulp voor Onbehuisden (HvO), de particuliere zorg voor daklozen door het echtpaar Jonker.

Verderop in deze weekkrant vindt u een artikeltje over dit deel van de geschiedenis van het Pesthuis.

Afb: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Harry Snijder, Berry Feith, Anthony Kolder, Carol de Vries, Harald Advokaat, Arjen Lobach, Ria Scharn, Onno Boers, Anje Belmon, Otto Meyer, Robert Raat, Mike Man, Jos Mol, Adrie de Koning, Hans van Efferen,

Heeft u ook een opvallende foto gevonden?

Laat ons meegenieten en stuur hem naar de redactie. Vanaf 2020 moet het onderwerp zich juist buiten de Singelgracht bevinden. Wij verwachten wel een niet alledaags beeld dat ook niet-buurtbewoners wel eens op het netvlies kregen. Graag via deze link en alléén via deze link a.u.b. Blijf sturen!

Fotoquiz Wat? Waar?

De (DRIE) vragen bij deze foto zijn:

Waar is dit?
Wat was de bestemming van dit pand?
En tegenwoordig? Naam?

Laat het ons weten via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Oplossing vorige week

Oké..., de fotograaf stond op het Singel maar het huis is genummerd Haarlemmerstraat 2. Het pand werd als bijkantoor gebouwd voor de Levensverzekeringmaatschappij Noord-Braband te Waalwijk. Braband met een 'd', inderdaad. De architect van het gebouw is E.M. Rood.

Na de verhuizing van de Noord-Braband naar de Nieuwezijds Voorburgwal bleven de reclames, het vignet en de engel op het dak gewoon op het pand maar de kantoren op de verdiepingen werden woningen.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Goede oplossingen kwamen van Arjen Lobach, Maarten Helle, Anneke Huijser, Berry Feith, Carol de Vries, Anthony Kolder, Harald Advokaat, Kees Huyser, Harry Snijder, Otto Meyer, Ria Scharn, Adrie de Koning, Jos Mol, Jan Six van Hillegom, Mike Man, Ton Hupkens, Hans Goedhart, Anje Belmon, Age van der Veer, Robert Raat, Hans van Efferen, Hans Olthof, Cor van Duinen,

Met de camera op pad...

Niet zo moeilijk, toch? We lieten het lijnnummer van de bus staan om u een handje te helpen als deze straat toch niet direct een déjà vu oproept. De vraag is:

Welke straat is dit?

Oplossingen graag via deze link

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Foto van vorige week

Voor de een was het gebouw aan het eind van deze straat behulpzaam bij de oplossing, voor de ander verwarrend. Het is de GLO lagere school Zeemanshoop aan het 's Gravenhekje die inmiddels gesloopt is (zie foto hieronder vanaf de andere kant). We staan aan het begin van Rapenburg en kijken in de richting van dat 's Gravenhekje.
Op nr.13 wisten veel deelnemers de fraaie gevelsteen met het fluitschip te zitten; ook een hulp.

Het unieke pand is sinds de oplevering in 1614 nauwelijks verbouwd. Lees over geschiedenis van steen en pand de desbetreffende pagina op de site van de VVAG.

Foto: Stadsarchief Amsterdam

Foto onder: VVAG

Goede oplossingen kwamen van Anthony Kolder, Arjen Lobach, Ria Scharn, Onno Boers, Anneke Huijser, Jos Mol, Mike Man, Hans van Efferen,

Pakhuis Oostenburg

Het tweedelige verhaal van Fons Baede over het Nieuwe Magazijn der VOC op Oostenburg, nu bekend als Pakhuis Oostenburg is ook als PDF verschenen.

Klik hier om te lezen

Oeps...

Dit gaat over Jos Otten die de gevelsteen uit de quiz van Gijsbreght heeft gerestaureerd. Er waren bij het antwoord twee foto's met een schilder in actie geplaatst maar de rechter laat niet Jos Otten zien doch Wil Abels.
Jonkheer Six van Hillegom schreef naar aanleiding van deze fout:
Wil Abels heeft bijkans alle gevelstenen in Amsterdam weer van historische kleuren voorzien. Verder is hij, althans in mijn optiek, de beste marmer/hout schilder die ons land heeft. Hij werkt al ruim tien jaar bij de Collectie Six in pand Amstel 218 en is door mij al vele malen doorverwezen.
Ere wie eer toekomt!

Wij hebben het bijschrift van vorige week inmiddels gecorrigeerd.

redactioneel

Hulp voor Onbehuisden (HvO)

De Fries Tjitte Jonker, ex-heilsoldaat van het Leger des Heils, zag mogelijkheden de zorg voor daklozen in Amsterdam te verbeteren. Niet tegen betaling, hoe weinig dat ook was, maar gratis. Dat moest mogelijk gemaakt worden door lidmaatschapsgelden en donaties aan een vereniging "Hulp Voor Onbehuisden". Samen met zijn vrouw zette hij eerst tehuizen op in de Haarlemmer Houttuinen (mannen) en Bloemgracht (vrouwen en kinderen). Zijn goede werken vielen op bij zowel stadsbestuur als bij de politie. De laatste voorzag de patrouillerende agenten met kaarten die toegang gaven tot de huizen van Jonker: de "kaart voor Jonker'. In plaats van 'opbrengen' werden zwervers doorverwezen naar 'n oplossing van het probleem.

De eerste zes maanden van 1904 verzorgde het echtpaar 14.608 gratis overnachtingen in hun huizen en serveerden 60.000 maaltijden. In het comité van aanbeveling en tevens in het bestuur van de HvO prijkten namen van N.M. Josephus Jitta en J.H. van Eeghen. De vereniging werkte niet vanuit geloofsovertuiging of politieke kleur maar neutraal, zonder aanzien des persoons. In het voorjaar van 1905 al kreeg Jonker de beschikking over het voormalige Pesthuis dat al 10 jaar leeg stond, klaar voor afbraak. Het was erg onderkomen dus de huur bedroeg symbolische ƒ1 maar Jonker moest zelf het opknappen regelen om de lokalen geschikt te maken als verblijven. Dat lukte wonderwel. Hij zorgde voor het herstellen der privaten, het aanleggen van kunstlicht, gas, petroleum, elektriciteit en waterleiding en bond de strijd aan met de ratten.

Langzaam maar zeker breidde Jonker het aantal bedden uit en verbeterde de verblijven zodat verantwoorde opvang gewaarborgd werd. Niettemin bleef het Pesthuis bouwvallig en bleef de vereniging uitzien naar betere huisvesting. Op de foto boven de jongensafdeling en op de foto links de meisjesafdeling.

Langer verblijf in de opvang was mogelijk maar daar stond enige inspanning tegenover. Mannen konden werkzaamheden in en rond het huis uitvoeren en vrouwen en meisjes hielpen bij het dagelijks werk in verblijven en keuken. Hieronder een foto van de binnenplaats met een aantal tewerkgestelde mannen.

Jonker breidde zijn activiteiten ook uit in de richting van criminele jongeren door stichting van een observatiehuis in de Vosmaerstraat (foto).
In nauwe samenwerking met de overheden werd in het kader van de nieuwe Reclasserings- en Kinderbeschermingswetten opvang opgestart voor jongens en meisjes. In de Warmoesstraat opende Jonker een logement met tarieven die hij zo laag als mogelijk hield.
In 1921 overleden zowel Jonker als zijn echtgenote. Het werk werd voortgezet door de vereniging m.b.v. welzijnswerkers. Vanaf begin 30-er jaren verhuisden de afdelingen van het Pesthuis naar andere gebouwen in de stad. De Gemeente wilde nu definitief het Pesthuis afbreken en dat geschiedde uiteindelijk in 1937.

De Weesperzijde 110 (foto) werd het nieuwe mannenasyl en vrouwen en kinderen kregen nieuwe onderkomens in oude schoolgebouwen in de Van Neckstraat en Roggeveenstraat. Los daarvan kwam er opvang voor onder voogdij gestelde kinderen. Na WO2 werd de HVO professioneel uitgebouwd en de Bijstandswet zorgt ervoor dat mensen niet al te snel op deze opvang aangewezen zijn.

Hieronder de tuin voor de ingang van de HvO in het Pesthuis met een gedenkteken voor de stichters van het tehuis, het echtpaar Jonker.
Deze en andere foto's bij dit item komen uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam.

Schutterij

Vanaf de Middeleeuwen tot begin 20ste eeuw kennen we de schutterij. Dezelfde naam werd gebruikt voor korpsen bewapende mannen met heel verschillende functies. De schutterij begon als knechten van de schout ter handhaving van het landsheerlijk gezag. De schout werd inderdaad benoemd door de landsheer en in een stad geplaatst om daar voor rust en orde te zorgen en recht te spreken. Hij stond los van het stadsbestuur uitsluitend de belangen van zijn broodheer te dienen.
Zodra de landsheer in geldnood kwam, en dat gebeurde nogal eens, klopte een stadsbestuur bij hem aan om in ruil voor een lening of schenking het recht op de benoeming van de schout te 'kopen'. De stad kon dan een schout uitzoeken die alleen hun belangen zou dienen. Het korps schutters zou dan eveneens ten dienste van de stad staan. Dit werkte praktijken in de hand die de landsheer onwelgevallig waren zodat hij zijn best deed het recht op benoeming weer in te lossen. We hebben dat bij de burgemeesterserie een aantal malen gezien.

Tijdens de Opstand viel het landsheerlijk gezag aan de Staten Generaal en daarmee aan de Gewesten. Benoemingen werden wel gecontroleerd door de SG maar werden in de praktijk door de steden vervuld. De schutterij werd een stedelijk apparaat dat politiediensten uitvoerde. Schutter zijn werd bijna een erebaantje, zeker dat van officier en onderofficier. Het dagelijkse werk werd uitgevoerd door de nachtwachten terwijl de top zich tegoed deed aan schuttersmaaltijden en drankgelagen.
Met de Bataafse Republiek en aansluitend de Napoleontische overheersing was het gedaan met de schutterij. Er kwam voor 't eerst politie...


We werken langzaam naar de nieuwe schutterij toe, een volkomen afwijkend instituut aan het begin van het Koninkrijk der Nederlanden. Van de Fransen had Nederland het fenomeen dienstplicht geadopteerd en de schutterij was een korps dienstplichtigen naast het 'staand leger'. Zij werden alleen overdag opgeroepen maar de rest van de tijd werkte men en sliep en at thuis. Dat spaarde kazernes en een hoop soldij. De dienstplichtigen moesten zelf voor hun uniform zorgen, alleen de kepie werd ter beschikking gesteld. Geweren waren maar mondjesmaat aanwezig. Het korps had een uitgesproken militaire structuur met zelfs een eigen krijgsraad, in dit geval schuttersraad. De diverse compagnieën werden wel in de eigen stad gesitueerd zodat de schutters makkelijk naar huis konden. Ze werden in eerste instantie geacht rust en orde in de eigen stad te bewaren.

Voor de schutterij werd je opgeroepen in het 25ste levensjaar en bleef dienstplichtig t/m je 34ste, waarvan de eerste 5 jaar actief en de laatste 5 als reservist. Het kon dus goed zijn dat de schutters al een dienstplicht in het staande leger hadden vervuld; dat vrijwaarde hen niet van de plicht schutter te worden, alleen van een heleboel oefenen omdat ze dat al in het leger hadden geleerd. Elke man werd op zijn 25ste opgeroepen om te loten of hij wel of niet bij de schutterij ingelijfd werd. Er was een mogelijkheid van vrijstelling, ongeveer gelijk aan wat vandaag nog geldt: studenten kregen tot 5 jaar uitstel, broederdienst of een onmisbaar beroep waren redenen voor vrijstelling. Verder wilde men geen criminelen in de gelederen en ook 'bankbreukigen' werden afgewezen. Het was mogelijk een oproep 'af te kopen' door een remplaçant in te huren. Dat kostte de ingelote persoon gemiddeld tussen de ƒ250 en ƒ350 aan de vervanger (over de vijf jaren uitgesmeerd) plus een vette contributie aan de overheid. Daarboven was hij ook verplicht de kosten van het uniform van zijn vervanger te dragen. Alleen voor rijkeluiszoontjes dus! Ook de opgeroepen mannen die uitgeloot werden, betaalden een (weliswaar lagere) contributie. Uit al deze contributies betaalde de schutterij alle kosten, wat dan nog te kort was paste de stad bij waar ze gelegerd waren. Om de inkomsten aan te vullen bedacht de stad boetes voor bijvoorbeeld roken tijdens de dienst.
De hoofdmoot van de oefeningen bestond uit exercitie en dat gebeurde op een aantal grote terreinen of bij slecht weer in de respectievelijke beurzen in de stad.

Ook al waren de schutters bedoeld om orde en rust in de eigen stad te bewaren, de landelijke overheid kon wel degelijk een beroep op hen doen in tijden van nood. Zoiets brak aan in 1830 toen de Zuidelijke Nederlanden zich onafhankelijk verklaarden. Koning Willem I was hevig teleurgesteld maar zijn zoon, de held van Quatre Bras, overrede zijn vader om gewapenderhand op te treden. Daarbij kwam een groot contingent Amsterdamse schutters in het geweer..., letterlijk! Ze marcheerden daadwerkelijk af naar België (tot de Berebijt en verder per boot) en speelden zowaar een opvallende rol in de schermutselingen. Na afloop werden ze door de bevolking met gejuich binnengehaald. Daar werd later nog een gedenkteken voor opgericht: Naatje. Tot dat teveel aan een pijnlijke episode in onze geschiedenis herinnerde en in 1914 werd weggehaald.

Laten we eens volgen waar de schutterij zoal bij ingezet werd. Als er een militaire parade in de stad was, nam de schutterij meestal deel. Ze bezette dan de rechterflank van de opstelling. Als dat bijvoorbeeld op de Dam was stond de schutterij voor de zuidwand en voorbij de Beurssteeg. In zulke gevallen werd een selectie uit de schutters opgesteld merendeel onderofficieren en korporaals. De lagere rangen waren te ongedisciplineerd en deden expres stuntelig om aan dit soort evenementen te ontsnappen. Maar bij het bewaren van orde en rust kwamen ze toch aan de beurt. Eerst het Soeploodsoproer: op vrijdag 3 juli 1835 werd de verkoping van in beslag genomen huisraad verstoord door opstandige buurtbewoners. De schutterij werd opgetrommeld en kon nog net helpen bij het blussen van de brand door het in de fik steken van de loods waar de spullen opgeslagen lagen. De echte orde werd dan weer door hogere rangen hersteld, door dreigementen van het gepeupel de schutters thuis op te zoeken en te molesteren. Dat inzetten van hogere rangen vond zijn oorzaak in het wantrouwen dat de overheid had in de loyaliteit van de gemiddelde schutter. Het volk riep "de schutterij staat aan onze kant" en de overheid wist niet zeker of dat niet waar was.

De galgenparade was ook een zaak van de schutterij. Hierbij moest wel degelijk de orde bewaard worden want veroordeelden hadden altijd wel een aantal supporters onder de toeschouwers. De Franse routine van het schavot met guillotine aan het waaggebouw op de Nieuwmarkt bleef in werking tot in 1850 de nieuwe cellulaire gevangenis aan de Weteringschans in gebruik kwam. De doodstraf werd in 1854 afgeschaft, gelijk met het geselen en brandmerken.
De schutterij mocht ook wel voor leukere dingen aantreden, zoals de eerste-steenlegging voor de Westerdoksluis in 1832 of de feestelijkheden bij het vertrek van de eerste trein naar Haarlem in 1839. En dan het muziekkorps..., daar legde de schutterij eer mee in. Het werd steeds meer uitgebouwd tot er eind 19de eeuw beroepsmusici uit het orkest van het Paleis voor Volksvlijt invielen en hun dirigent als tambour-maître optrad.

Het laatste grote optreden bij ongeregeldheden was in 1876 bij het afschaffen van de kermis op de Botermarkt en andere plaatsen in de stad. De beslissing was een jaar ervoor gevallen maar september 1876 was de eerste keer dat de kermis niet stond. Oproerkraaiers trokken een spoor van vernieling door de stad en het stadsbestuur had assistentie van het leger gevraagd ter ondersteuning van de schutters. De politie, schutterij en het leger grepen hardhandig in, zodat het protest uitmondde in enorme gevechten tussen de protesterende arbeiders en autoriteiten.
In 1901 werd in Den Haag besloten dat de schutterij opgeheven zou worden. Alle taken werden successievelijk overgenomen door de politie. Toch duurde het nog tot 1907 voordat het een feit was. De laatste stuiptrekking was de aanwezigheid op de Dam tijdens een bezoek van koningin Wilhelmina en prins Hendrik op 28 april 1907..., met veel muziek van het eigen orkest.

Wist u...

...dat de hele gevel van het in 1924 gesloopte gebouw van 't Nut op de Nieuwezijds Voorburgwal 212 is opgeslagen om later gebruikt te worden? Het hele blok huizen waarin 't Nut stond, moest wijken voor het Geldkantoor van de Posterijen. De gevel was het bewaren waard omdat het één der zeldzame voorbeelden was van een gebouw in Lodewijk XVI-stijl. De gevel was geheel van natuursteen opgetrokken.
Het pand werd in 1782 gebouwd voor Pietro Antonio Bolangaro Crevenna (1736-1792), waarschijnlijk door architect Abraham van der Hart omdat deze ook elders voor Crevenna gebouwd heeft.
De eer om in een enigszins unieke stijl gebouwd te zijn deelde 't Nut met een grachtenpaleis als Herengracht 580. Dat staat er nog wel.

Dat deze gevel werd bewaard voor later gebruik weten we door een publicatie van architect A.A.Kok uit 1943. Wij vragen ons wel af wat er van de opslag is terechtgekomen na eerst de illegale uitverkoop in de 80-er jaren vanaf de monumentenwerf en de kortelings aangekondigde uitverkoop van bouwfragmenten door de Gemeente Amsterdam zelf.

Sinck's toestel

Paardenslagerij Het Zwarte Paard aan de Marnixstraat was het bedrijf dat gerund werd door Johan Christoph Sinck (1837-1923). Deze paardenhandelaar zou vooral bekend worden als uitvinder van het paardenhijstoestel, bij ons beter bekend als 'het toestel van Sinck'. De combinatie geeft te denken... wat was het belang van Sinck bij het redden van paarden? Mededogen? Niet alle dieren kwamen levend uit het water, zoals nevenstaande foto laat zien. Of Sinck dan meteen een bod deed op het corpus? Zover gaat de historie niet, we zullen het niet weten.
Zijn toestel vond wel aftrek. Ook na zijn overlijden in 1923 bleef het toestel actief. Op de foto links staat het logo van de Stadsreiniging op het apparaat maar we weten dat ook de brandweer een versie ervan gebruikte. Dat het niet bij dieren alleen bleef laat onderstaande foto zien met een vrachtauto.

Column: Verkeersagent Brinkman

ort voor de Eerste Wereldoorlog kreeg Amsterdam groot-steedse allures en B&W vond dat het verkeer een monster was dat aan banden gelegd moest worden. Raadsleden die wel eens in Parijs of Londen kwamen zagen de verkeerspolitie daar aan het werk en dat moest bij ons toch ook nodig ingevoerd worden?!
Gerrit Brinkman was 10 jaar bij de politie toen hij als eerste verkeersagent werd aangesteld. In 1912 was dat. In 1906 was het Motor- en Rijwielreglement van kracht geworden, maar net als nu namen de weggebruikers niet de moeite te bekijken wat daar instond. Ze lazen wel in de krant wat de belangrijkste regels waren. In 1906 werden weggebruikers verplicht rechts te houden... lachen! Verkeerscontrole werd een zaak van het Voerwezen, een soort Bronbeek voor de Amsterdamse politie. De chef, hoofdinspecteur Van Oost was een oude grijze diender die zijn dag begon met een rit op zijn paard door het Vondelpark. Hij was tenslotte ook chef van de Bereden Brigade. Als tweede hoge Piet was een inspecteur toegevoegd waar nergens anders emplooi voor gevonden was. Hier kon hij tenminste geen kwaad. Dan had je een reumatische brigadier en vier agenten, allemaal kort voor hun pensioen. Ja, aan het hoofd van een begrafenisstoet de weg vrij maken, dat vonden de agenten een serieuze opgave.
O ja, de afdeling Gevonden Voorwerpen was ook bij het Voerwezen ondergebracht. Gerrit was zo'n beetje de jonge hond in het gezelschap en moest het straatwerk dan ook opknappen. Hoofdcommissaris Hordijk had order gegeven de nieuwe regels strikt te handhaven maar geen agent die het wat interesseerde wat op de weg gebeurde. Gerrit wel, die was streng en deelde ook wel bekeuringen uit.

De verkeersdrukte viel mee... om niet te zeggen dat die minimaal was. In 1912 waren er minder dan 20.000 fietsen, nog geen 400 auto's en minder dan 150 motoren. Handkarren speelden ook mee: zo'n 15.000 en dat waren in het verkeer de notoire rotzooitrappers. Zij duwden hun karren precies zoals het hen uitkwam. Tot in de Raad werd er op hun wangedrag gemopperd. In 1913 vaardigde hoofdcommissaris Hordijk een nieuwe regeling uit die de dienstdoende agenten op straat aanzette toe te zien op het juist gebruik van de rijweg en ook om te handhaven. De Eerste Wereldoorlog loste een hoop problemen op; zonder benzine werd het op de weg veel rustiger. De verkeersagenten zagen er nu op toe dat degene die nog wel reed het juiste vignet op de ruit voerde: de 'brandstoffencontrole'. De controleurs moesten van Hordijk midden op de rijweg hun werk uitvoeren, niet vanaf het trottoir!
Na die oorlog brak pas goed de hel los met een stroom van vrachtauto's en een regelmatige verdubbeling van auto's en motoren. Tijd om de agenten middelen te geven beter te controleren door instelling in 1921 van de Motorbrigade. Gerrit Brinkman promoveerde twee jaar later naar die dienst en kreeg ook zijn Harley Davidson.

Op de foto's: in de tekst Gerrit Brinkman kort voor zijn pensioen; hierboven links Gerrit Brinkman op de Dam in 1912 en rechts de eerste tien leden van de Motorbrigade, alle tien in 1921 gerekruteerd uit de Verkeerspolitie, nog zonder Brinkman die in 1923 volgde.

Deze week honderd jaar geleden

Dinsdag 18 mei 1920 - De regering kondigt aan dat met ingang van morgen bij het kopen van brood geen bonnen meer hoeven te worden ingeleverd. Dit geldt voor alle soorten brood. Deze wijziging geldt alleen voor Amsterdam. Er worden ook geen bonkaarten meer uitgegeven en dat schept problemen voor reizenden en schippers. Die moeten maar in andere steden aan bonnen zien te komen.
Het blijkt een initiatief van wethouder De Miranda te zijn, die de minister van Landbouw heeft verzocht de broodkaarten voor Amsterdam te laten vervallen. In plaats van de distributie van regeringsmeel aan bakkers komt nu een gemeentelijk toezicht om ervoor te zorgen dat broodconsumptie niet uit de hand loopt. Dat hoopt de wethouder te bereiken door te zorgen dat elke bakker eenzelfde hoeveelheid meel ter beschikking krijgt. Het gevaar dat dreigt is dat bakkers verklaren dat ze uitverkocht zijn en het restant van de voorraad brood tegen interessantere prijzen versjacheren. In het distributiesysteem zou hem dat niet lukken omdat hij zoveel bloem ter beschikking kreeg als bij bonnen inleverde.
De minister ziet het voorlopig als een proef met het recht de maatregel weer in te trekken.

Oude afleveringen

Hieronder weer een keuzemenu naar oude afleveringen van het jaar 2020. De keuze 2014 t/m 2019 leidt naar de laatste aflevering van het betreffende jaar, met onderaan een eigen menu voor dat jaar.

2014 2015 2016 2017 2018 2019 wk01 wk02 wk03 wk04 wk05 wk06
wk07 wk08 wk09 wk10 wk11 wk12 wk13 wk14 wk15 wk16 wk17 wk18
wk19 wk20 wk21 wk22 wk23 wk24 wk25 wk26 wk27 wk28 wk29 wk30
 

Aanmelden voor deze digitale uitgave    -    Afmelden voor deze digitale uitgave